TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2014
(2014)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 165]
| |
Symposium: Rushing to Revolution?
| |
[pagina 166]
| |
Vanuit het oogpunt van wetenschappers is dit een onwenselijke ontwikkeling. Universiteitsbibliotheken, onderzoeksfinanciers en tijdschriftredacties zijn daarom naarstig op zoek naar manieren om Open Access op een duurzame en betaalbare manier te realiseren. Met name in de geesteswetenschappen verloopt de transitie moeizaam, onder andere vanwege het sterk versnipperde tijdschriftenlandschap en de tragere publicatiecultuur, waarbij nieuwe argumenten over een langere periode worden ontwikkeld en bij voorkeur gepresenteerd in de vorm van een monografie. Het idee om een (prefinale versie van een) tekst via een repository beschikbaar te stellen, stuit nog op veel weerstand. Op dezelfde dag dat Van Oostendorps artikel verscheen, organiseerde de redactie van TS daarom samen met haar uitgever Igitur Publishing (Universiteit Utrecht) een symposium over Open Access modellen voor de geesteswetenschappen.Ga naar voetnoot3 Op het programma stonden bijdragen van tijdschriftredacteurs, uitgevers en andere (ervarings)deskundigen op het gebied van Open Access. Ondanks de redelijk goede opkomst, waren er relatief weinig tijdschriftredacteurs aanwezig; ook al wordt de transitie naar Open Access inmiddels van hogerhand afgedwongen, toch lijkt het besef van de urgentie van deze kwestie nog niet overal doorgedrongen. Het geesteswetenschappelijke publicatielandschap wordt gekenmerkt door kleinschalige tijdschriften met een lage impact factor, die vanwege een gebrek aan kennis, financiële slagkracht of wetenschappelijke status niet in staat zijn om zelfstandig de overstap naar Open Access te maken. Redacties lijken bang om zichzelf uit de markt te prijzen wanneer zij als eerste APCs gaan heffen. De meeste tijdschriften hebben dit tot nog toe weten te vermijden omdat zij andere inkomstenbronnen hebben gevonden, vooral in de vorm van NWO-aanloopsubsidies. Dit biedt echter geen duurzame oplossing op de langere termijn; in andere wetenschapsgebieden is het heffen van APCs de norm en het is te verwachten dat ook de geesteswetenschappelijke tijdschriften die stap zullen moeten zetten. Dat was de aanleiding voor het organiseren van dit symposium. De eerste spreker, Katell Lavéant (Universiteit Utrecht), belichtte het perspectief van de geesteswetenschappelijke onderzoeker en tijdschriftredacteur, die zich geconfronteerd ziet met nieuwe eisen en complexe vragen en niet altijd in staat is om daar een adequaat antwoord voor te formuleren. Waarom is publiceren in Open Access - tegen de oorspronkelijke verwachtingen in - zo duur? Wie gaat de publicatiekosten betalen? Hoe kan de macht van de grote uitgevers gebroken worden, zodat de wetenschappers zelf de regie krijgen over hun tijdschriften? Wat is precies het doel van Open Access: gaat het om het bedienen van de academische gemeenschap, of om maatschappelijke disseminatie van wetenschappelijke kennis? Lavéant ging concreet in op Filter, een tijdschrift dat artikelen publiceert van zowel wetenschappers als vertalers en een breder publiek wil bedienen. Het invoeren van APCs zou een onaanvaardbare drempel opwerpen voor auteurs die niet in dienst zijn van een universiteit; op dit moment worden vertalers - anders dan wetenschappers - juist betaald voor hun bijdragen. Dit voorbeeld maakte | |
[pagina 167]
| |
goed duidelijk dat modellen uit de exacte wetenschappen niet zonder meer op de humaniora geprojecteerd kunnen worden. Dat was ook de teneur van de lezing van Anne Bindslev (Co-Action Publishing), uitgever van 45 Open Access tijdschriften. Zij schetste een conservatieve publicatie-cultuur waarin wetenschappers weinig interesse hebben in disseminatie; ze zijn eerder huiverig voor het openbaar toegankelijk maken van hun publicaties. Volgens Bindslev wordt betalen voor uitgave van een eigen artikel door veel geesteswetenschappers als een verwerpelijke vorm van vanity publishing beschouwd. Dat is in haar optiek een achterhoedegevecht: overheden en uitgevers gaan massaal overstag en er zal dus een mentaliteitsverandering moeten plaatvinden. Er zijn recent enkele geesteswetenschappelijke megajournals gelanceerd, tijdschriften met een zeer brede insteek die veel artikelen publiceren. Deze vragen aanvankelijk geen APCs, maar proberen eerst status te vergaren. Dat is ook de strategie van uitgever Co-Action: nieuwe titels krijgen een aantal jaar de tijd om naam te maken in hun wetenschapsveld; vervolgens moeten zij zichzelf via APCs gaan bedruipen. Daarnaast bedenken redacties andere creatieve manieren om inkomsten te genereren, bijvoorbeeld door het uitgeven van betaalde congresbundels. Ook kan in veel gevallen een beroep gedaan worden op financiële steun van faculteiten en wetenschappelijke genootschappen. Het perspectief dat oprees uit de bijdrage van Bindslev werd bevestigd door de volgende spreker. Jan Erik Frantsvåg (Universiteit van Tromsø) analyseerde het Nederlandse tijdschriftenlandschap en constateerde dat het in hoge mate verkaveld is. Volgens Frantsvåg zijn kleine wetenschappelijke tijdschriften niet levensvatbaar in de nieuwe constellatie. Hij constateerde dat meeste Open Access uitgevers slechts één titel publiceren en dat dat vaak op weinig efficiënte en professionele wijze gebeurt: tijdschriften worden slecht ontsloten en hebben hun auteursrechtenbeleid niet duidelijk geregeld. Volgens Frantsvåg is de toekomst aan megatijdschriften die een breed terrein bestrijken. In een digitale context is een abonnement op een gespecialiseerd tijdschrift niet meer aan de orde: mensen vinden individuele artikelen op basis van een specifieke zoekactie. Het tijdschrift als genre, met periodiek verschijnende nummers die een bepaalde compositie en thematische samenhang vertonen, is niet meer relevant volgens Frantsvåg. Redacties hebben er dus belang bij om hun krachten te bundelen en het tijdschriftenlandschap opnieuw vorm te geven. Frantsvågs belangrijkste advies luidde: ‘think from your needs, not from your habits’. Ook Inge Werner (Igitur Publishing) schetste een beeld van een wetenschapsveld dat zich nog onvoldoende realiseert dat Open Access de enige weg voorwaarts is. Evenals Bindslev en Frantsvåg riep zij op tot een mentaliteitsverandering. Redacties moeten het heft in eigen handen nemen en het publicatielandschap actief gaan herinrichten, in samenspraak met uitgevers en universiteiten. Wat opviel bij deze drie sprekers was dat ze de kwestie vooral bekeken vanuit het perspectief van de uitgevers en weinig oog leken te hebben voor de nadelen van het Open Accessmodel. Uit de volgende bijdragen bleek dat het voor redacties van geesteswetenschappelijke tijdschriften behoorlijk moeilijk is om een duurzaam verdienmodel neer te zetten. Marcel Cobussen vertelde hoe het Journal of Sonic Studies dankzij een | |
[pagina 168]
| |
substantiële NWO-subsidie een vliegende start heeft kunnen maken, en daarbij optimaal gebruik heeft gemaakt van de innovatieve mogelijkheden die digitaal publiceren biedt. Na afloop van de subsidieperiode moet het tijdschrift echter een nieuwe manier vinden om zichzelf te bedruipen. Daarbij zoekt de redactie het eerder in sponsoring dan in het heffen van APCs. Dat geldt ook voor BMGN - Low Countries Historical Review, dat wordt gefinancierd door het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. Dankzij die stevige financiële basis, zo vertelde Leonie de Goei, kon het tijdschrift een succesvolle overstap maken naar Open Access. Esther Op de Beek belichtte op haar beurt de situatie van TS, dat in 2010 het abonneemodel losliet en een gratis toegankelijk digitaal tijdschrift werd. Deze stap heeft de zichtbaarheid en het bereik van het tijdschrift aantoonbaar vergroot. De kosten van het digitaal publiceren waren aanzienlijk lager dan de druk- en verzendkosten van de papieren uitgave, en werden totnogtoe gedekt door een structurele subsidie van het Lucas-Ooms Fonds. Helaas ziet de redactie zich nu geconfronteerd met stijgende kosten en dalende inkomsten, zodat het verdienmodel herzien moet worden. De problematiek rond de financiering van Open Accesspublicaties gaat de TS-redactie, mede-organisator van het symposium, dus direct aan. Het was interessant om te horen welke overwegingen en strategieën deze pioniers bij de overstap naar Open Access hebben gehanteerd en op welke manier dat de zichtbaarheid en impact van hun tijdschriften heeft vergroot. Tegelijkertijd werd duidelijk dat er, ook bij deze redacties, veel onzekerheden en vragen leven. Het heffen van APCs is voor geen van hen een serieuze optie, terwijl de uitgevers ervan uitgaan dat dat het verdienmodel van de toekomst is. Ook zonder financiële drempels op te werpen hebben de tijdschriften soms al moeite om auteurs te werven, bij gebrek aan status. Academici worden namelijk in toenemende mate verplicht om in erkende A-tijdschriften te publiceren. De geesteswetenschappelijke tijdschriften met een hoge impactfactor zijn in de regel (nog) niet overgegaan op Open Access, maar zijn in handen van machtige commerciële uitgevers; nieuwe titels kunnen vooralsnog niet met hen concurreren. Verder moet de gehechtheid van geesteswetenschappers aan tastbare gedrukte uitgaven niet onderschat worden. Bovendien kan de reputatie van Open Access tijdschriften schade ondervinden van recente berichten over zogenaamde predatory journals, neptijdschriften die klakkeloos alles publiceren met als enig doel om APCs te innen. Tenslotte is er weinig animo voor het opgeven van individuele titels met een duidelijke identiteit ten gunste van breed georiënteerde megatijdschriften. Wetenschappelijke tijdschriften zijn meer dan een doorgeefluik voor artikelen; zij vormen het centrum van een netwerk van vakcollega's en hebben daarom ook een sociale functie. Al met al lijkt het niet eenvoudig om een levensvatbaar Open Accesstijdschriftenlandschap te realiseren in de geesteswetenschappen, bij gebrek aan centrale regie en voldoende financiële middelen. Het is te vrezen dat de gedwongen transitie naar het nieuwe publicatiemodel veel gespecialiseerde titels fataal zal worden, tenzij zij het radicaal anders aanpakken. Eén mogelijke oplossing is het opzetten van een centraal Open Accessplatform voor de Nederlandse geesteswetenschappen waarbinnen de bestaande titels hun zichtbaarheid en identiteit behouden. Het is aan te bevelen dat dit megatijdschrift wordt gepubliceerd door een niet-commerciële uitgever, zodat de kosten | |
[pagina 169]
| |
beheersbaar blijven. Een andere mogelijkheid die tijdens het symposium werd geopperd, is om de uitgevers helemaal te omzeilen en zelf digitale publicatieplatforms te creëren. Ook Van Oostendorp stelt in zijn blogpost dat wetenschappelijk publiceren op die manier vrijwel gratis zou kunnen zijn, in lijn met het oorspronkelijke Open Accessideaal. Natuurlijk roept die aanpak allerlei vragen op (vooral wat betreft zichtbaarheid, status en duurzame bewaring van zo'n tijdschrift), maar het is een optie die serieus kan worden overwogen door redacties voor wie het reguliere Open Accessuitgeven te kostbaar is. Voor individuele wetenschappers en redacteurs is het vrijwel onmogelijk om alle technische, financiële en juridische implicaties van de transitie naar Open Access te overzien. Daarom is het goed dat de VSNU namens de hele academische gemeenschap in gesprek gaat met de grote uitgevers om een redelijk betaalmodel voor Open Access tijdschriften af te dwingen. In november werd bekend dat de onderhandelingen met Elsevier waren mislukt, zodat Nederlandse wetenschappers de toegang tot bepaalde tijdschriften dreigden te verliezen. Het feit dat de universiteiten samen optreden en bereid zijn het hard te spelen, biedt echter vertrouwen in een goede uitkomst. Inmiddels is er een overeenkomst met Springer gesloten, waarbij de APCs van Nederlandse onderzoekers in één keer worden afgekocht voor een bedrag dat vergelijkbaar is met de abonnementskosten die totnogtoe werden betaald. Het grote voordeel van een dergelijke overeenkomst is dat grote hoeveelheden tijdschriften in één keer overgaan op Open Access en dat de bekostiging centraal geregeld wordt. Voor het merendeel van de Nederlandse geesteswetenschappelijke tijdschriften, die niet bij een van de grote uitgevers verschijnen, blijft de toekomst vooralsnog ongewis. |
|