TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2014
(2014)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
AbstractThis article is situated at the crossroads of First World War and periodical studies. It sheds light on the phenomenon of the war godmothers (marraines), women who supported soldiers at the front by sending them parcels and letters. The so-called godmothers made use of the mainstream press to advertise their services, and founded periodicals of their own. In this article, we examine the representation of war godmothers in the periodical press and uncover La revue des marraines, a handwritten journal created by the Mlles Picard in Paris. The analysis sheds light on the little-known phenomenon of the war godmothers, on the relation between godmother and godson, and on changing gender roles. It further questions the importance of handwritten journals during the War, when paper and other means were scarce. | |
KeywordsFirst World War, war godmother, Revue des marraines, trench journals
Het onderwerp van dit artikel bevindt zich op het kruispunt van twee aparte fenomenen binnen de studie van de Eerste Wereldoorlog, dat van de oorlogsmeters en dat van de populaire frontblaadjes. Hoewel die fenomenen op het eerste gezicht niets gemeenschappelijks hebben, hadden ze wel degelijk eenzelfde doel: het opkrikken van de moraal van de frontsoldaten. Bovendien kwamen ze op een bijzondere manier samen in La revue des marraines, een tijdschriftje dat in 1916 in Parijs werd gemaakt en dat het onderwerp is van dit artikel. La revue des marraines was, net zoals vele frontblaadjes uit die tijd, handgeschreven. Het was het werk van twee of meer vrouwen die wellicht zelf de rol van meter opnamen, en het blaadje mogelijk naar familie of kennissen aan het front stuurden. Dat deze vrouwen het genre van het tijdschrift kozen, is niet verrassend. Het verschijnsel van de oorlogsmeters houdt intrinsiek verband met de studie van tijdschriften: organisaties van oorlogsmeters gebruikten de periodieke pers om oorlogsmeters (marraines) en -petekinderen (filleuls) met elkaar te verbinden. Tijdschriften berichtten over oorlogs- | |
[pagina 120]
| |
meters en voorzagen in adverteerruimte voor zoekertjes.Ga naar voetnoot1 Zij traden op als koppelaars voor meters en petekinderen, die vaak fictieve identiteiten aannamen. La revue des marraines vormt een interessante casus. Het tijdschrift, waarvan drie nummers bewaard zijn, neemt formele kenmerken uit andere tijdschriften over en presenteert zich als een heterogeen, collaboratief en periodiek medium. Het geeft ons niet alleen inzicht in de productie en distributie van handgeschreven blaadjes tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar ook in het verloop van de oorlog, in toen gangbare opvattingen over gender en diversiteit, en in het brede spectrum aan initiatieven die werden genomen om de soldaten te steunen. | |
Meters in de Eerste WereldoorlogHet fenomeen van de oorlogsmeter is weinig bekend. De term meter of peetmoeder wordt vaak geassocieerd met het katholieke geloof. Bij de doop van een kind wordt een tweede moeder (en vaak ook vader) aangeduid die de katholieke opvoeding van het kind volgt en, indien nodig, pleegmoeder wordt. Het begrip heeft echter ook een bredere culturele en symbolische betekenis. In overdrachtelijke zin wordt het gebruikt voor personen die nieuwkomers begeleiden in een nieuwe werk- of schoolomgeving. Zij geven advies en zorgen ervoor dat het petekind zich goed voelt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gingen vrouwen zich spontaan profileren als oorlogsmeters. Zij bekommerden zich om soldaten en fungeerden als een tweede moeder. Zij schreven brieven en stuurden cadeaupakketten naar soldaten die ver van huis waren of hun familie hadden verloren. Op de licentiaatsscriptie van Mieke Meul uit 2002 en de masterproef van Maxime Ferron uit 2008 na,Ga naar voetnoot2 is nog maar weinig systematisch onderzoek gedaan naar de omstandigheden rond en de redenen voor het ontstaan van associaties van oorlogsmeters. Waarschijnlijk is het fenomeen ontstaan in België en Frankrijk in 1915. Na de mislukte tegenoffensieven in de lente van 1915 begonnen soldaten en legerleiding zich te realiseren dat de oorlog niet zo snel zou eindigen als gehoopt en groeiden de inspanningen om de mannen in de loopgraven te motiveren. Dat gebeurde onder meer door het uitreiken van verlofpasjes en het oprichten van correspondentiebureaus. Al in oktober 1914 werd bijvoorbeeld het Bureau de Correspondance Belge opgericht in het Franse Sainte-Adresse, waar de Belgische regering haar toevlucht had gezocht. Deze organisatie, die later ook vanuit Londen actief was, stond in voor de clandestiene briefwisseling tussen de soldaten in bezet België en hun familie en vrienden aan het thuisfront. Naast deze correspondentiebureaus werden er associaties van oorlogsmeters opgericht. In Frankrijk stichtte Marguerite de Lens de organisatie Famille du Soldat in januari 1915. Deze organisatie wees een meter toe aan soldaten die dat wensten. In België | |
[pagina 121]
| |
speelde Koningin Elisabeth een sleutelrol bij het opstarten van een soortgelijke beweging onder Belgische vrouwen, die brieven en pakketten met onder meer zelfgebreide wollen sjaals en mutsen naar het front stuurden. Luitenant Joseph de Dorlodot richtte met steun van het Bureau de Correspondance Belge een Oeuvre des Marraines de Guerre op, dat geaffilieerd was met gelijknamige initiatieven in Cardiff en Londen. Daarnaast waren er de Belgian Soldiers' League of Friendship, geleid door Mary Morris, in Londen en het Verbond der Oorlogsmeters voor Belgische Soldaten in Nottingham.Ga naar voetnoot4 De initiatieven waren een groot succes. Veel vrouwen aan het thuisfront voelden dat ze zich zo konden nuttig maken terwijl de mannen uit hun directe omgeving vertrokken waren. Zij breiden of naaiden voor hun petekind en schreven al hun moederlijke gevoelens neer in hun brieven. Voor de soldaten waren de brieven of pakketten van de meters een lichtpunt in de duisternis. Zij brachten afwisseling in het eentonige leven aan het front en deden de militairen dromen van het leven na de oorlog. Vaak volgde er na een initiële brief of cadeaupakket een uitgebreide correspondentie. Die kon ook van romantische aard zijn. Zowel soldaten als oorlogsmeters verlangden naar gezelschap, en vonden die bij elkaar. Aangezien het contact meestal per briefwisseling verliep, konden beide partijen zich anders voordoen dan zij waren. De legerleiding vreesde dan ook dat zich achter de namen van sommige vrouwen Duitse spionnen schuilhielden, die peilden naar de vechtlust van de soldaten, de locatie van hun regimenten aan het front en mogelijke aanvalsvoorbereidingen. Op 18 mei 1915 diende de Franse oorlogsminister Alexandre Millerand een verzoek in bij de Minister van Binnenlandse Zaken om de correspondentie tussen marraines en filleuls te controleren en te censureren.Ga naar voetnoot5 Hoewel er steeds meer stemmen weerklonken om advertenties van en voor oorlogsmeters uit de pers te weren, vinden we er referenties aan correspondenties tussen meters en soldaten tot het einde van de oorlog.Ga naar voetnoot6 | |
Oorlogsmeters en de persIn haar artikel over de marraines wijst Susan R. Grayzel op de relatie tussen de oorlogsmeters en de periodieke pers.Ga naar voetnoot7 Tijdschriften zoals L'Echo de Paris en L'Homme enchaîné engageerden zich om oorlogsmeters en petekinderen met elkaar in contact te brengen. L'Echo de Paris bood bovendien gratis advertentieruimte aan La Famille du Soldat. Daarnaast was er de cruciale rol van de frontblaadjes. Via dat medium maakten soldaten hun zoektocht naar een marraine kenbaar. In Le Col Bleu van 15 februari 1915 verscheen bijvoorbeeld het volgende bericht: ‘Six marins de la Hire avaient demandé six marraines | |
[pagina 122]
| |
jeunes, jolies, parisiennes de préférence. Leur prière avait paru sur La Vie Parisienne. Nombreuses furent celles qui répondirent à leur appel.’Ga naar voetnoot8 Of, onder de titel ‘Demandes de Marraines’, in On les aura: ‘Sergent-major x., 17e Cie, recherche une nourrice sèche et bénévole qui élèverait, jusqu'à la fin de la guerre, un jeune chien qu'il a mis au monde dans les tranchées.’Ga naar voetnoot9 Zoals het eerste voorbeeld aantoont, zochten de soldaten naar meters via de periodieke pers (La Vie Parisienne was een weekblad). In het tweede voorbeeld wordt een meter gezocht om te zorgen voor een jonge hond die in de loopgraven geboren is. De recent door ProQuest gelanceerde databank Trench Journals and Unit Magazines of the First World War maakt het mogelijk om de relatie tussen oorlogsmeters en frontblaadjes ook kwantitatief in beeld te brengen.Ga naar voetnoot10 De gecombineerde full-text zoekactie naar de termen ‘marraines’ of ‘marraine’ levert 687 resultaten op voor de periode augustus 1914-november 1918. De vroegste referenties dateren van 7 januari 1915 en verschenen in Le Crapouillot, het satirische tijdschrift van Jean Galtier Boissière. Voor 1915 tellen we in de databank nog maar 56 referenties. Voor het daaropvolgende jaar zijn dat er 242 en voor 1917, 389. De meeste van de referenties aan de oorlogsmeters zijn amusant. Zo publiceert L'Écho des gourbis op 1 oktober 1915 een diploma dat door het petekind kan worden ingevuld voor zijn meter (zie afbeelding 1). De auteur van het daarbij horende artikel schrijft: ‘Plus tard ce ne sera peut-être pas le souvenir le moins émouvant de cette guerre où les émotions ne manquent pas. Les marraines garderont précieusement leur certificat et le mettront à la place d'honneur qu'elles méritent.’Ga naar voetnoot11 Oorlogsmeters werden met andere woorden net als vrouwelijke ambulancechauffeurs en verpleegsters erkend en bedankt voor hun inspanningen tijdens de oorlog. Het certificaat gold als bewijs van het patriottisme en de toewijding van de oorlogsmeters en wees op een nauwe band tussen het thuisfront en de vuurlinie: C'est crâne, gai et émouvant. Ce certificat de marraines constitue un de ces liens qu'il ne faut pas rompre entre l'arrière et la ligne de feu. Les marraines, nous n'en doutons pas, garderont précieusement le certificat qui certifie leur patriotisme agissant et leur profond dévouement à ceux qui font héroïquement leur devoir.Ga naar voetnoot12 Dit geeft een eerste perceptie van de oorlogsmeter aan, als een vrouw met een grenzeloze toewijding aan hen die heldhaftig hun plicht doen. | |
[pagina 123]
| |
Afb. 1: blanco getuigschrift voor een marraine in L'Echo des Gourbis, 1 oktober 1915.
| |
[pagina 124]
| |
Dat het meterschap voor sommige vrouwen een intensieve bezigheid was, blijkt uit een bijdrage in Le Crapouillot van 7 januari 1915. Daarin schept een jonge vrouw op dat ze maar liefst vijf petekinderen heeft: een soldaat uit de Elzas, een Belg, een Senegalees, een Canadees en een Indiër.Ga naar voetnoot13 Omgekeerd konden soldaten een hele reeks oorlogsmeters verzamelen waarbij de ene niets van de anderen afwist. In een artikel uit Le Klaxon van april 1917 krijgen we een beschrijving van de emoties van de soldaten bij ontvangst van een brief van hun meter: ‘Ils sont si heureux quand arrive la lettre de leur “flirt”; le sourire aux lèvres, ils la lisent triomphants, et n'éprouvent pas moins de plaisir à répondre point par point à la lettre étalée devant eux!’Ga naar voetnoot14 Opvallend hier is hoe gelukkig de militairen zijn om nieuws te ontvangen van hun emeter, die als een ‘flirt’ wordt beschreven. In de ‘Ballade du pauvre poilu qui n'a pas trouvé de marraine’, gepubliceerd in het frontblaadje Rigolboche, betreurt dichter Jean Mady dan ook het lot van de soldaat die er niet in geslaagd is een marraine te vinden. Je traîne avec mélancolie
Dans le dédale du boyau
Ma pitoyable académie
Car je ne suis ni gai, ni beau
... Un regret hante mon cerveau
Je n'ai pas trouvé de marraine.Ga naar voetnoot15
De romantische ondertoon van deze beschrijvingen, de intieme aard van veel relaties tussen oorlogsmeter en petekind en het seksueel geladen gemis van wie geen meter had, kleurden de perceptie van oorlogsmeters in de contemporaine pers. Zij werden vaak voorgesteld als wat oudere vrouwen die door het meterschap opnieuw aan de huwelijksmarkt wilden deelnemen. Volgens Grayzel vulden de oorlogsmeters een leemte in de harten van de soldaten en verzadigden ze daarmee hun seksueel verlangen op een platonisch niveau. In het gedicht ‘La marraine du poilu’ van Guy-Peron belooft een marraine kuis haar hart aan haarfilleul indien hij als overwinnaar uit de oorlog komt. Elle est très gentille, cett' petit' dam-là
Qui m'envoie tout ça et que j'connais pas,
C'est ell' qui m'écrit: A vous mon coeur
Si vous rev'nez vainqueur!Ga naar voetnoot16
De contacten tussen de oorlogsmeters en de petekinderen werden echter ook als een reële seksuele bedreiging beschouwd. Meters konden ook meerdere petekinderen hebben en hen tijdens hun verlof bij zich thuis ontvangen. De grens tussen de oorlogsmeter als steun en toeverlaat voor eenzame soldaten en de oorlogsmeter als vrouw van lichte zeden was niet altijd strak te trekken. De marraines lagen, volgens Grayzel, dan ook aan | |
[pagina 125]
| |
de basis van debatten over polygamie en venerische ziektes.Ga naar voetnoot17 Zoals Grayzel het verwoordt: ‘women who might sustain morale, might also undermine it.’Ga naar voetnoot18 Dit geeft een tweede perceptie van de oorlogsmeter aan als ‘flirt’ en bedreiging voor de seksuele orde. Zo vormden de oorlogsmeters ten slotte ook een gevaar voor de sociale hiërarchie, zoals blijkt uit het pseudo-ernstige gedicht ‘Ma marraine’ van André Laphin: Ah! qu'elle est douce ma marraine!
d'un naturel accommodant,
D'une humeur égale et sereine,
Ah! qu'elle est douce ma marraine!
C'est la fille d'un adjudant.Ga naar voetnoot19
Het gedicht heeft een licht subversieve ondertoon, aangezien de marraine de dochter van een adjudant is en de auteur is sergeant. De auteur getuigt dus van een zekere ambitie binnen de sociale wereld van het leger. In de frontblaadjes en oorlogskranten wordt ook af en toe de spot gedreven met de oorlogsmeters. Cartoons ondermijnen de verwachtingen van de militairen die hun meters tijdens hun verlof of na de oorlog willen opzoeken door hen voor te stellen als oud, als té jong of, nog ‘erger’, gezien de context van de tijd, als zwart (afbeelding 5). Verder vermeldt Le Bochfage met zin voor ironie het fenomeen van de parrains de guerre. Oorlogspeters of peetvaders zijn soldaten met een resistente moraal die soelaas bieden aan burgers die wanhopen: Les parrains de guerre sont pris parmi les poilus dont le moral est le plus résistant. Leur tâche est d'apporter un peu de réconfort et le surplus de leur heureuse humeur aux pauvres civils que la durée de la guerre conduit au pessimisme et rend neurasthéniques.Ga naar voetnoot20 In dit voorbeeld worden de rollen van oorlogsmeter en petekind omgedraaid. Het artikel wijst verder op de relatie tussen het thuisfront en de vuurlinie en duidt het waardevolle werk van oorlogsmeters aan: ‘Les courageuses marraines de guerre se sont vouées depuis assez longtemps au soulagement des souffrances des combattants’. De auteur gaat boven - dien in op veranderende genderrelaties. Burgers van beide seksen kunnen naar Le Bochofage schrijven voor correspondentie met een ‘sur-poilu’, een voorbeeldige soldaat met een onwrikbare moraal. Zoals deze voorbeelden demonstreren, wordt de rol van oorlogsmeter tegelijkertijd gewaardeerd en gepersifleerd. De oorlogsmeter is een patriottische heldin en een flirt; zij symboliseert de relatie tussen het thuisfront en de vuurlinie en komt tegemoet aan de familiale, romantische en zelfs seksuele noden van de soldaten. Oorlogsmeters stellen de grenzen tussen de loopgraven en het thuisfront, soldaten en niet-soldaten in | |
[pagina 126]
| |
vraag. Enerzijds bevestigen zij de traditionele rollen van moeders en echtgenotes aan het thuisfront, anderzijds zorgt hun actieve rol ook voor heel wat onzekerheid, onder meer wat betreft de seksualiteit en de sociale positie van vrouwen. | |
La revue des marrainesDe enkele nummers van de Revue des marraines die, tegen de verwachtingen in, de honderd jaar hebben overleefd zijn wellicht na de oorlog door de toenmalige eigenaar ingebonden in een pastelblauwe mousse-achtige stof, wat ze meteen kenmerkt als horende in een vrouwelijke omgeving. De nummers zelf zijn geschreven op ruitjespapier, zoals van een schoolschriftje. Twee bladen dragen een verticale reliëfstempel met de tekst ‘REGISTRE PH ’ en een klein logo, vermoedelijk van de papierfabrikant, bestaande uit een torentje met daarop een vogel met open vleugels. De bladen van het eerste nummer vertonen een horizontale en verticale plooi, wat aangeeft dat ze gevouwen werden om in een doorsnee enveloppe te passen. Elk van de nummers is met de hand geschreven en geïllustreerd; de tekeningen zijn soms naïef ingekleurd. Om meerdere exemplaren te bekomen werd een kopieerprocédé gebruikt waarmee men een oplage van een dertigtal blaadjes kon verkrijgen, zoals blijkt uit een artikel in Bulletin des Armées de la République: Le Bulletin des Armées de la République se borne généralement à donner des extraits des journaux du front. Mais pour faire connaître et apprécier le Sceau à Charbon en dehors de son secteur, il serait insuffisant d'en reproduire quelques lignes. Car ce qui fait la valeur principale de notre confrère du front c'est le parti qu'il sait tirer de moyens de fortune. Reproduit sur pâte à copier, il arrive d'obtenir des effets artistiques par l'imperfection même de ce moyen primitif. Il excelle à narrer l'anecdote locale, soulignée par un dessin en marge, avec le même art naïf de celui qu'un écolier illustrant ses cahiers de classe. C'est bien là le procédé qui convient à une gazette des tranchées.Ga naar voetnoot21 De frontblaadjes werden gereproduceerd door middel van een kopieerpasta op basis van gelatine. Deze pasta absorbeerde een paarse inkt en liet een lichte, lila-achtige afdruk na. Een voorbeeld van een handgeschreven frontblaadje dat op deze manier gereproduceerd werd is L'Argonnaute (afbeelding 2).Ga naar voetnoot22 Het lijkt erop dat dit procédé ook gebruikt werd voor La revue des marraines: de inkt is lichtpaars of lichtgekleurd voor de afbeeldingen. Het bovenstaande citaat schrijft bovendien een artistiek effect aan deze reproductietechniek toe: de ‘onvolmaaktheid’ van de ‘primitieve middelen’ past bij het karakter van de frontblaadjes als faux-naïf. | |
[pagina 127]
| |
Afb. 2: Omslag van het handgeschreven frontblaadje L'Argonnaute, 16 januari 1916.
| |
[pagina 128]
| |
De drie bewaarde nummers van La revue des marraines, van nov[ember] 1916, december [1916] en september [1917], vertonen alle karakteristieken van een tijdschrift. De kop op de eerste bladzijde vermeldt in het midden de titel van het tijdschrift en daaronder ‘seul journal n'étant pas soumis à la censure’. Rechtsboven staat de datum van verschijnen en in het midden bovenaan een wereldbol met daarrond de tekst ‘seul journal au monde de l'organe féminin’. Uiterst links en rechts wordt alles opgesomd wat in het tijdschrift voorkomt: actualiteiten, verhalen, romans, tekeningen, gedichten, novellen, mode, muziek. De kop vermeldt ook de naam en het adres van de hoofdredactrices en het feit dat het tijdschrift eenmaal per maand verschijnt. Bij het nummer van september 1917 komt daar links nog een afbeelding van het vrijheidsbeeld bij en rechts de Eiffeltoren. De rest van het titelblad, zo'n twee derde van de totale oppervlakte, wordt versierd door een tekening. Nergens wordt een prijs vermeld. Het tijdschrift lijkt een gratis maandblad dat op vraag wordt toegestuurd naar de geïnteresseerde. Herhaaldelijk wordt geschreven: ‘Tous les soldats qui voudront recevoir régulièrement la “Revue des Marraines” n'auront qu'à en faire la demande à Mademoiselle Picard 10 Rue Henri Monnier, Paris IXème.’ In het nummer van november 1916 wordt bovendien vermeld dat de administratie van het tijdschrift op simpele vraag gratis boeken en magazines naar soldaten stuurt. Hoewel La revue des marraines niet veel prijsgeeft over de identiteit van de hoofdredactrices, kunnen we toch een en ander afleiden uit de weinige informatie die we krijgen. Ze noemen zichzelf ‘Melles Picard’ en lijken dus met ten minste twee geweest te zijn. Ook de aanwezigheid van twee verschillende handschriften wijst in de richting van een redactieduo. Eén van de vrouwen heette Andrée en was niet alleen als redactrice maar ook als auteur bij het tijdschrift betrokken. Het verslag van een bezoek aan Londen getekend ‘Andrée Pick'hard’ in het tweede nummer is van haar hand. Het correspondentieadres van het tijdschrift, 10 rue Henri Monnier, was een straat in het 9e arrondissement van Parijs tussen de Opéra Garnier en de kunstenaarswijk Montmartre. Volgens de handelsgids Paris-Hachette uit 1913 woonde op dit adres ene ‘Picard (P.) fils menuisier’.Ga naar voetnoot23 Picard was dus geen pseudoniem, maar de naam van de dochters, zussen of andere vrouwelijke verwanten van deze P. Picard. La revue des marraines vermeldt bovendien nog drie andere adressen, alle in het 9e arrondissement en op wandelafstand van de rue Henri Monnier. Het eerste, 7 rue Ambroise Thomas, is te vinden in het tweede nummer in een advertentie van de helderziende Mlle Maritza Ha en lijkt niet meteen in verband te staan met de hoofdredactrices. Het tweede adres, 9 rue Clapeyron, komt twee keer voor: in een advertentie van Mme Marguerite P., bij wie men terechtkon voor inlichtingen over de beste koopjes in Les Halles, en in een advertentie voor de luxemeubelzaak van de heer Gaston P. Hier suggereert de initiaal van beide personen wel een relatie met de Mlles Picard. Verder onderzoek in de Paris-Hachette en in het archief van de burgerlijke stand van Parijs wijst inderdaad uit dat dit het adres was van het echtpaar Gaston (o1856) en Marguerite (o1872) Picard.Ga naar voetnoot24 Hij wordt in hun huwelijksakte geïdentificeerd als koopman | |
[pagina 129]
| |
actief in Sao Paulo, zij als zangeres aan de Parijse opera. Beide Picards (ze hadden dezelfde achternaam) kwamen uit joodse families uit het noordoosten van Frankrijk. Hoewel het onduidelijk is of Marguerite Picard als een van de ‘Mlles Picard’ bij de productie van La revue des marraines betrokken was, nam ze waarschijnlijk deel aan de concerten en muziekavonden die het tijdschrift organiseerde. Zo kondigt het nummer van november 1916 een optreden aan van ‘l'unique et inimitable divette Roumilda del Branda’, ‘aux “gaités brésiliennes”’ die onder meer het soldatenlied ‘Les Vieux Poilus’ zal zingen. De artiestennaam lijkt Marguerite Picard op het lijf geschreven, want zij ondernam geregeld concertreizen naar Brazilië.Ga naar voetnoot25 Een ander optreden van Roumilda del Branda vond plaats op 2 december 1916 met als gastheer frontsoldaat met verlof Raymond Carpy. Carpy is de auteur van twee ooggetuigenverslagen getiteld ‘Impressions de Guerre’ en vermoedelijk ook van het gedicht ‘L'Assaut ou Le cri de la terre’ getekend ‘sous-lieutenant R... P...’ in La revue des marraines. Deze toekenning berust op de aanname dat ‘Carpy’ een vervorming is van Picard en de initialen toebehoren aan ene Raymond Picard, waarover verder niets werd teruggevonden. Onze bevindingen doen vermoeden dat verschillende leden van deze familie Picard op de een of andere manier bij La revue des marraines betrokken waren. Afb. 3: Affiche van Théophile-Alexandre Steinlen voor een liefdadigheidstombola waarbij Marguerite Picard als publiekstrekker wordt opgevoerd.
| |
[pagina 130]
| |
Het engagement van de familie Picard reikte verder dan het tijdschrift zelf. Dat blijkt uit onderzoek naar het laatste adres, dat via het anagram ‘Dracip’ verbonden is met de familie Picard: ‘Tous les soirs à 5h dans leur hôtel 58 rue de la Victoire Melles Dracip offrent un thé littéraire, causeries sur la guerre et l'évolution féminine.’ Volgens Paris-Hachette was hier de Britse verzekeraar Gresham gevestigd, maar een zoektocht in de Gallica-databank toont aan dat in 1916 op dit adres ook twee liefdadigheidsorganisaties waren ingeschreven: L'OEuvre de secours aux artistes français et belges en L'Alliance Franco-Belge. De eerstgenoemde organiseerde benefietconcerten en zocht logies voor soldaat-kunstenaars die ver van het oorlogsgeweld tot rust wilden komen. De tweede zette in voor de noodlijdende Belgische bevolking. Een van de bekendste oorlogsaffiches van de Franse tekenaar Théophile-Alexandre Steinlen, met daarop een afbeelding een groepje uitgemergelde burgers en het opschrift ‘En Belgique les Belges ont faim’, werd voor een kunsttombola van deze organisatie ontworpen. Op een andere poster die Steinlen ontwierp voor een liefdadigheidsverkoop met muzikaal vertier ten gunste van het militaire hospitaal van Saint-Ay, prijkt de naam van Marguerite Picard (afbeelding 3). De vele referenties in La revue des marraines naar muzikale evenementen moeten dus, net als het tijdschrift zelf, gezien worden in de bredere context van zowel het Parijse kunstenaarsmilieu als de oorlogsfilantropie en hulpverlening. Intertekstuele elementen wijzen erop dat de Mlles Picard vertrouwd waren met de periodieke pers en de frontblaadjes. Het tijdschrift bevat een rubriek ‘Actualités: Dernières Nouvelles par Fil Spécial de nos Correspondantes’, waarvan de kop is versierd met een tekening van telegraafpalen (afbeelding 4). Naast de palen worden verschillende steden vermeld: Londen, Sint-Petersburg, Rome, Boekarest, Thessaloniki, New York, Lissabon, Sao Paulo, Caïro, Buenos Aires, Peking en Saigon. Het visuele motiefje van de telegraafpalen vinden we terug in verschillende kranten, tijdschriften en frontblaadjes tijdens de oorlog: o.a. Le Matin, La Presse Algérienne, L'Argonnaute (afbeelding 2), La Chiffa, Le Petit Voisognard, Le Tuyau en Le Tas du Blacurs.Ga naar voetnoot26 Wellicht namen de Mlles Picard dit visuele element over om hun tijdschrift een professionele en mondiale uitstraling te geven. Dat zij banden hadden met de frontblaadjes wordt bevestigd doordat het tweede nummer een strofe overneemt uit een gedicht dat is gepubliceerd in Le Poilu du 37: Une marraine, amis, mais à tout prendre, qu'est-ce
Une charmante enfant qui de loin s'intéresse
A l'existence aride et dure d'un Poilu
Qu'elle adopte en son coeur sans jamais l'avoir vu.Ga naar voetnoot27
Bovendien wordt herhaaldelijk vermeld dat het tijdschrift bedoeld is voor frontsoldaten en niet voor ‘les embusqués’ of lijntrekkers, militairen die zich op veilige afstand van het front en in veilige postjes hadden weten te manoeuvreren. | |
[pagina 131]
| |
Afb. 4: het visuele motief van de telegraafpalen in La Revue des marraines, november 1916.
Van het oudste bewaarde nummer van La Revue des marraines, gedateerd november 1916, is de voorpaginatekening gewijd aan een reeks eerste ontmoetingen van meters en hun petekinderen (afbeelding 5). Daarbij wordt een allusie gemaakt op de onverenigbaarheid van de beide partijen in het echte leven want de ene keer is de meter duidelijk stukken ouder dan de soldaat en de andere keer is de situatie juist omgekeerd. In één geval is de soldaat zwart, tot verbazing van de meter. Daarna volgen in dat nummer verschillende korte verhalen. Twee daarvan vertolken het standpunt van vrouwen in de oorlog. Onder de titel ‘La guerre et la femme’ geeft het eerste verhaal een conversatie weer die gevoerd wordt in een salon: Je vous assure, disait-il, avec véhémence, que cette guerre aura des résultats désastreux sur l'avenir de la femme! | |
[pagina 132]
| |
Afb. 5: titelblad van het eerste bewaarde nummer van La revue des marraines, november 1916.
| |
[pagina 133]
| |
Dit lijkt een haast onwaarschijnlijk feministisch betoog voor een blad van vrouwen waarvan beweerd wordt dat ze enkel in het huwelijk geïnteresseerd waren.Ga naar voetnoot28 De spreekster stelt dat de oorlog een mijlpaal is in de evolutie van de vrouw. Ze wijst op de jaloezie van haar tegenspreker, die betoogt dat vrouwen moeilijk terug naar de haard kunnen nu ze van het arbeidsleven, en met name van beter betaalde kantoorbanen, geproefd hebben. Een tweede verhaal dat specifiek vrouwen aanspreekt is het stuk dat uit het dagboek komt van een Française, Mme Nelly Valmont, die in Brussel woont maar in Parijs is als de oorlog uitbreekt. Ze beschrijft haar terugkeer naar België met een kind van twee jaar oud en merkt op hoe vrouwen worden gescheiden van hun zonen, echtgenoten en verloofden. De rest van dit nummer biedt vooral ontspanningsliteratuur. De meeste verhalen hebben een romantisch thema. Eén stukje is de getuigenis van de eerder genoemde front-soldaat Raymond Carpy en een ander hoofdstuk wordt voorgesteld als een stuk van een roman getiteld Les deux Frères, geschreven door Moune Hayte. Daarna volgt een wat bombastisch gedicht, getiteld ‘A la mémoire de Paul Déroulède’ en geschreven door korporaal Guillot van het 171e: Tu tombas Déroulède, ô vieux crieur de guerre
Trop tôt pour voir ton voeu le plus cher, exaucé
Par nos soldats vainqueurs, l'allemand pourchassé
S'enfuir et nous céder notre antique frontière.
Er is een brief van een soldaat aan zijn zoon, een korte bijdrage over mode met een beschrijving hoe men zelf een jurk en een hoed kan maken. Er volgen een kruiswoordraadsel, aankondigingen en zoekertjes waarbij vrouwen zich voorstellen en militairen uitnodigen om naar hen te schrijven: Jeune artiste 20 ans fine spirituelle, élégante, demande correspondance amusante avec officiers hussard de préférence. Ecrire: Melle Huguette Arnai. De laatste pagina is net zoals in vele magazines een advertentie. Typisch voor een vrouwentijdschrift is het een advertentie voor antirimpelzalf. Het grappige is dat de tekenaar hiervan ook een voor- en nazicht heeft geïncorporeerd (afbeelding 6). Afb. 6: advertentie in La Revue des marraines, november 1916.
| |
[pagina 134]
| |
Het voorblad van het volgende nummer heeft de tijd beter overleefd of, als we uitgaan van de kopieerpastamethode, het is een betere afdruk (afbeelding 7). De tekening is ook kunstiger dan die van het vorige nummer en het lijkt een realistische afbeelding van een oorlogsscène: we zien prikkeldraadversperringen, schietgaten en modder, de loopgraaf staat onder water en er zit een rat te kijken. Een soldaat droomt van zijn meter en schrijft haar, in zijn droom, een brief. Hoogstwaarschijnlijk is dit beeld gebaseerd op informatie uit de brieven van de filleuls over het loopgravenleven. Het jaartal is niet toegevoegd aan de datum op de voorpagina maar aangezien de lezers een gelukkig 1917 wordt toegewenst, dateert het van december 1916. Bovendien vermeldt het tijdschrift in november 1916 dat één van de redactrices in de volgende aflevering zal rapporteren over haar reis naar Londen, wat hier inderdaad gebeurt. Afb. 7: titelblad van het tweede bewaarde nummer van La revue des marraines [december 1916].
| |
[pagina 135]
| |
Verder zijn dezelfde bijdragen te herkennen: een stuk met oorlogsindrukken van de hand van Raymond Carpy en een stuk uit de roman Les deux frères. Er volgen enkele schetsen uit Londen, waaronder een gedetailleerde beschrijving van de drukte in de metro (‘L'Heure du “Tube”’) en de theepauze (‘L'Heure du Thé’). Beide stukken zijn geschreven door de eerder vermelde Andrée Pick'hard. Haar kennis van de Engelse cultuur blijkt erg goed te zijn. Niet alleen weet ze precies wat Engelsen eten bij hun thee, ze citeert ook feilloos een strofe uit het recent gelanceerde liedje ‘If you were the only girl in the world...’ en geeft de Franse vertaling onderaan de pagina. Er is verder nog een verhaal van één van de lezeressen waarin een marraine onthult hoe ze een foto van een zwarte huishoudster bij wijze van grap naar een potentieel petekind stuurde. Dit wordt gevolgd door een fictief relaas en een vervolg op het verhaal van de Française die naar Brussel terugkeert. Het nummer bevat ook een paar bijdragen die door militairen zijn ingestuurd. Er is het epische gedicht in coupletten van de hand van onderluitenant R[aymond P[icard], geschreven in de loopgraaf in november 1916: La terre dans des secousses fantastiques
Comme remué par des tremblements sismiques
S'élève en cyclones vers le ciel
Et puis retombe en blocs mortels
Er is een kort gedicht dat op een lied lijkt, opgedragen aan Marcel D. en geschreven door onderluitenant Ed. Daures met als titel ‘Je resterais garçon’. Interessant voor de geschiedenis en sociale context van het tijdschrift is het korte verslag van een feestje in een zaal genoemd naar de Revue des marraines op 2 december 1916. De zoekertjes zijn deze keer gegroepeerd op de laatste bladzijde. Ze worden gevolgd door een aankondiging van een opstelwedstrijd voor de soldaten. Zij die een meter hebben, moeten als thema kiezen: ‘Wat verwacht u van uw meter?’ Zij die geen meter hebben, moeten schrijven over: ‘Waarom heeft u geen meter gekozen?’ De deelnemers hebben een maand tijd om hun tekst te schrijven en in te sturen. Er wordt geen prijs vermeld, enkel de belofte dat de beste essays in volgorde van verdienste gepubliceerd zullen worden in het tijdschrift. Jammer genoeg bezitten we het daaropvolgende nummer niet, waardoor het moeilijk is om in te schatten of en hoeveel inzendingen er waren. Wat we wel hebben, brengt ons naar de herfst van 1917, bijna een jaar later dus. Het derde en laatste nummer in de bundel dateert van september [1917] (afbeelding 8). Dit nummer is veel dunner: het telt maar 9 pagina's ten opzichte van 15 pagina's voor het nummer uit november 1916 en 17 pagina's voor het daaropvolgende nummer. Het jaartal staat ook hier niet op het voorblad maar binnenin is er een artikel gewijd aan de Amerikanen in Parijs en het vrijheidsbeeld prijkt op de voorpagina, dus het nummer moet samengesteld zijn nadat de Verenigde Staten in april 1917 de oorlog aan Duitsland verklaard hadden. De kaft illustreert een thema dat al eerder aan bod kwam: het feit dat een jonge vrouw een aanbod krijgt van twee mannen tegelijk en dus met een keuze wordt geconfronteerd. Het nummer begint met twee korte romantische verhalen: eentje in het Engels van de hand van Boiling Polly en eentje in het Frans geschreven door Cora Bonheur. Daarna volgt een stuk uit Les deux Frères. Het thema van de Amerikanen in Parijs | |
[pagina 136]
| |
Afb. 8: het titelblad van het derde bewaarde La revue des marraines, september [1917].
| |
[pagina 137]
| |
vormt de hoofdmoot voor de artikelen middenin: twee korte verhalen met Amerikanen in de hoofdrol. Er volgt nog een gedicht van Rirette, opgedragen aan A.N., en een sonnet van L. Altasserre, geadresseerd aan Mademoiselle Picard: Merci beaucoup j'ai bien reçu
Votre journal, chère marraine
Il est charmant et bien conçu;
Mais il faut que je vous apprenne
Ceci: quand les copains ont su
Que j'avais ce cadeau de reine
Tous en voulaient un aperçu
Au Régiment du Grand Turenne!
Rien qu'un morceau, quelque parcelle
De vos écrits, signés Picard
Moi j'ai dit écrivez à celle
Qui aime les poilus et l'art.
Peut-être aurez-vous pour étrennes
Et la ‘Revue’ et les ‘Marraines’.
Het gedichtje geeft opnieuw de relatie tussen de meters en de soldaten weer. Het toont aan dat het tijdschrift naar het front werd opgestuurd en daar door meerdere soldaten binnen één regiment gelezen werd. De laatste bladzijden van dit nummer zijn nog steeds met zoekertjes gevuld, wat aangeeft dat nog heel wat soldaten op zoek waren naar een meter aan het einde van 1917. Twee ervan zijn geschreven in het Engels. Een ervan vermeldt opnieuw Boiling Polly. Het andere is een zoekertje van een ‘French girl who simply loves Khaki and who has no godson’. Tot slot volgt er nog een correspondentie-sectie waarin staat dat berichtjes ontvangen kunnen worden tot tien dagen voor publicatie van het tijdschrift. De berichtjes geven schoonheidstips, vragen liefdesadvies en stellen voor om boeken uit te wisselen. | |
ConclusieDe Revue des marraines was het toegewijde werk van twee of meer Franse vrouwen met de naam Picard die de soldaten aan het front wilden steunen. Met het tijdschrift wilden zij meters en de frontsoldaten met elkaar in contact brengen. De enkele nummers hier besproken verraden de levensvisie van de Mlles Picard. Het eerste nummer bevat zowel stukken over feminisme als tips om zelf kleren te naaien. Latere nummers geven eerder een romantische kijk op het fenomeen van de oorlogsmeters. De redactrices probeerden zo beter in te spelen op de behoeften van hun impliciete leespubliek, zowel de meters als de soldaten. De vrouwen die dit tijdschrift verzorgden, beschikten over een grote hoeveelheid creativiteit. Zij vonden zichzelf opnieuw uit in verschillende gedaanten en onder verschillende pseudoniemen en gaven blijk van zowel tekentalent, schrijftalent als zangtalent. | |
[pagina 138]
| |
Hoewel La revue des marraines als vermoedelijke creatie van een aantal vrouwen binnen eenzelfde familie gelijkenissen vertoont met de lange traditie van zelfgemaakte familietijdschriftjes, moeten we het in de eerste plaats tot de frontblaadjes rekenen. Oorlogsmeters vormden de link tussen het front en het thuisfront. Zij stonden in contact met de soldaten en richtten tijdschriften op om onder meer zoekertjes, verhalen en gedichten te verspreiden. Via kopieerpasta werden met de hand geschreven frontblaadjes in een beperkte oplage gereproduceerd. Deze techniek werd wellicht ook gebruikt voor de reproductie van La revue des marraines, dat verder formele kenmerken met de frontblaadjes deelt. Deze casus is relevant voor onderzoek naar frontblaadjes enerzijds en de rol van vrouwen tijdens de oorlog anderzijds. Het toont aan dat ook vrouwen frontbladen stichtten, met een duidelijke connectie naar het thuisfront. Verder becommentarieert La revue des marraines de rol van vrouwen in de oorlog. Het plaatst het fenomeen van de oorlogsmeters centraal en reflecteert op genderrelaties en seksualiteit. Vele vragen die de bundel oproept, blijven evenwel onbeantwoord. We vonden geen referenties naar dit handgeschreven tijdschrift en de vermelde auteursnamen kunnen niet getraceerd worden in biografische woordenboeken of databanken. Toch woonde er wel degelijk een familie Picard op het aangegeven adres en de andere adressen die worden vermeld, zijn ook reëel. Ook de tijdsindicaties, zoals de Amerikaanse toetreding tot de oorlog en de verwijzing naar eigentijdse muziek en mode, maken dit tot een authentiek en uniek tijdsdocument dat inzage biedt in het fenomeen van de marraines. Tijdschriften voor oorlogsmeters beperken zich overigens niet tot de Eerste Wereldoorlog. Zo vindt men in de archieven van de Bibliothèque Nationale Marianne. Journal des marraines du Groupe de francs-tireurs ‘République’ en Jeanne la Lorraine. Journal des marraines du groupe de francs-tireurs Alsace-Lorraine, waarvan de bewaarde nummers uit 1944 stammen. •> marysa demoor is gewoon hoogleraar Engelse literatuur aan de UGent en gespecaliseerd in de Britse cultuur van de lange negentiende eeuw. Samen met Laurel Brake is ze hoofdredacteur van de Dictionary of Nineteenth-century Journalism. |
|