TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2013
(2013)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
AbstractThe aim of this study is to analyse changes in Estonia's cultural magazine Vikerkaar (Rainbow) in 1986-1992. Estonian society went through remarkable changes during this period: from Soviet state to renewed independence. The concept of ‘autonomy’ holds a key role in my research. I study Vikerkaar in relation to two important heteronomic forces: state power and the pressure of the market. During the first years Vikerkaar had to struggle with the Soviet censorship but managed to preserve its autonomy to a large extent. In 1989 the Soviet regime had lost its strength and the state as a heteronomic force no longer played a significant role. In independent Estonia the state supported Vikerkaar financially and the magazine could maintain its autonomy in the market economy. | |
KeywordsVikerkaar, Estonia, censorship, autonomy, heteronomy, state, market | |
Kleuren van een regenboogDe introductie van het eerste nummer van Vikerkaar (‘Regenboog’) in 1986 begint met een motto uit het werk van de bekende Estse auteur Friedebert Tuglas. Hoofdredacteur Rein Veidemann wijst er in diezelfde inleiding op dat Vikerkaar in een bijzondere tijd zijn entree maakt: het honderdste geboortejaar van Tuglas en het jaar van het 27e Partijcongres. Bovendien bereikt het eerste nummer de lezer rond het tijdstip waarop Socialistisch Estland 46 jaar bestaat. Friedebert Tuglas (1886-1971) was schrijver en criticus, één van de oprichters en meerdere keren de voorzitter van de Estse Schrijversbond (1922), de leider van de literaire beweging Jong-Estland (‘Noor-Eesti’) en de oprichter en hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Looming. Hij was een toonaangevende literaire persoonlijkheid tijdens de eerste Estse onafhankelijkheid in 1918-1940. Ook in het begin van de Sovjettijd werd zijn werk gewaardeerd. In 1946 kreeg Tuglas de titel van Volksschrijver van de Estse SSR | |
[pagina 60]
| |
en werd verkozen tot lid van de Sovjet-Estlandse Academie van Wetenschappen. Daarna viel hij in ongenade en werd uitgesloten van het lidmaatschap van alle instellingen. Tot 1960 werd hem niet toegestaan om zijn werken te publiceren.Ga naar voetnoot1 Hoewel de verwijzing naar Tuglas zou kunnen worden uitgelegd als het afgeven van een kritisch signaal, toont het noemen van het Partijcongres en de verjaardag van de oprichting van Socialistische Estland dat het tijdschrift Vikerkaar in zijn begintijd nog binnen het ‘normale’ politieke kader van de Sovjet-Unie functioneert. Het werd niet opgericht als ‘anti’-tijdschrift. Tijdens het Partijcongres in 1986 worden perestrojka (economische en staatkundige hervormingen) en glasnost (transparantie en openheid van overheidsactiviteiten) als belangrijkste doelen vastgelegd voor het volgende vijfjarenplan van de Sovjet-Unie. De komst van Gorbatsjov en zijn vernieuwingen brachten de hoop op veranderingen binnen het socialistische systeem. De overtuiging dat Estland weer onafhankelijk zou worden, was er nog niet. De geschiedenisboeken in de Sovjettijd beschrijven de eerste onafhankelijkheids-periode in negatieve termen als een periode van kapitalistische onderdrukking. Veel boeken en tijdschriften die toen uitgegeven zijn, werden door de Sovjetcensuur verboden of vernietigd. Toch wisten veel mensen, zeker de intellectuele elite, de herinnering aan deze periode levend te houden. Hoewel de eerste onafhankelijkheidsperiode maar van korte duur was, kende het intellectuele en artistieke leven in deze tijd een grote bloei. Het euforische gevoel om na eeuwenlange onderdrukking door verschillende bezetters baas te zijn in eigen huis, maakte een ongekende energie en creativiteit los. Meerdere auteurs kregen internationale bekendheid en werden in vele talen vertaald, onder andere in het Nederlands.Ga naar voetnoot2 Later, in de tijd van nationale emancipatie (eind jaren tachtig) en in het begin van de nieuwe republiek (begin jaren negentig) werd deze periode van onafhankelijkheid een bron van inspiratie voor vernieuwingen en veranderingen. Veidemann beschouwt Vikerkaar als een tijdschrift voor de jeugd. Met het begrip ‘jeugd’ doelt hij niet op een bepaalde leeftijd, maar op een gemoedstoestand. Dat betekent volgens hem een constante zoekdrang, lef om te denken en durven verlangen naar idealen. De redactie ziet Vikerkaar als een tijdschrift waarin zowel beginnende als gevestigde auteurs hun werk kunnen publiceren en waarin oudere levenswijze denkers hun gedachten met jongeren kunnen delen. Prominente publieke figuren, schrijvers en wetenschappers uit eigen land en andere Sovjetlanden worden gevraagd om in Vikerkaar te publiceren. Het tijdschrift wil zich richten op zowel studenten en de leerlingen uit de laatste jaren van het gymnasium als op de jeugd uit arbeidersfamilies en de jeugd op het platteland die zijn geest wil verruimen. Maar de redactie hoopt ook dat docenten het tijdschrift het lezen waard zullen vinden. De intentie van de redactie is dat het lezen van Vikerkaar de lezer in aanzien zal doen stijgen. Veidemann benadrukt het belang van de oprichting van dit nieuwe tijdschrift voor de samenleving. Hij ziet het als een nieuwe tribune, als een extra stem om ‘onze ideeën, | |
[pagina 61]
| |
overtuigingen, problemen, wensen en verlangens te laten horen, onze politieke en artistieke horizon te verbreden en uit te breiden’.Ga naar voetnoot3 Vikerkaar brengt het literaire veld vanaf zijn eerste verschijning in beroering. De opmaak toont meer overeenkomsten met het leidende Finse literaire tijdschrift Parnasso, dan met de grijzige Sovjetpublicaties. Inhoudelijk valt het op door de aandacht voor de actuele culturele ontwikkelingen, de artikelen over beeldende kunst met bijbehorende kleurige reproducties en door zijn uiterst moedige opkomen voor politieke vernieuwing.Ga naar voetnoot4Vikerkaar omvat poëzie-en prozateksten, artikelen over literatuuropvattingen, maatschappij en samenleving en verschillende rubrieken zoals opinie, kunst- en literatuurkritiek, recensies en filosofie. Er verschijnen ook interviews, reisverslagen en aan het eind van ieder nummer een kroniek van het culturele leven. Het tijdschrift komt één maal in de maand uit en telt per aflevering ongeveer 100 pagina's. Vikerkaar verschijnt parallel met een Russischtalige zustereditie genaamd Raduga. Zoals alle journalistieke uitingen onder het Sovjetregime, stonden deze tijdschriften in dienst van de Sovjetideologie. Het doel van Vikerkaar en Raduga zou de ‘internationale opvoeding’ van socialistische jeugd moeten zijn. Vlak na de oprichting van het tijdschrift vonden echter radicale politiek en maatschappelijke veranderingen plaats: in de tijd van glasnost begon de Sovjetstaat zijn macht en controlerende functie te verliezen. Daarop volgde de periode van nationale emancipatie in Estland en de strijd voor onafhankelijkheid, die (opnieuw) bereikt werd in 1991. Afb. 1: Omslag van Vikerkaar, 1987
| |
[pagina 62]
| |
Autonomie en heteronomieEr zijn een aantal studies verschenen over de media en journalistiek in deze periode en over het functioneren van het censuurapparaat in Sovjet Estland, maar het tijdschrift Vikerkaar is nog niet uitgebreid onderzocht.Ga naar voetnoot5 Deze studie heeft als doel te onderzoeken hoe Vikerkaar reageerde op de veranderingen die plaatsvonden in de overgangsperiode van Sovjetdictatuur naar onafhankelijke staat. De focus ligt op de autonomie van het tijdschrift. Ik onderzoek autonomie in relatie tot twee belangrijke heteronome krachten, de staatscensuur en markteconomie. De verwachting is dat de redactie actief anticipeerde op de veranderende omstandigheden en vanaf de oprichting de ruimte zocht en vond waarin het een (relatief) autonome positie kon innemen. Media, waaronder tijdschriften, waren een krachtig instrument van het machtsmechanisme in de Sovjetunie en het meest efficiënte middel in de verspreiding van de communistische ideologie.Ga naar voetnoot6 De media stonden onder strikte controle van het censuurapparaat. Alle tijdschriften werden onderworpen aan preventieve censuur, wat wil zeggen dat de overheid vooraf een uitgave controleerde en zo nodig wijzigde of verbood.Ga naar voetnoot7 De structuur van de Sovjetcensuur was ingewikkeld en had vele lagen. In het algemeen bestond ze uit partijfunctionarissen en de KGB die beschouwd werden als de ‘hersenen’ van het systeem en uit de administratie van de staatscensuur, die opereerde als een ‘uitvoerende hand’.Ga naar voetnoot8 Dit uitvoerende, administratieve niveau stond onder leiding van de aparte instantie Glavlit.Ga naar voetnoot9 De hoofdredacteurs van de tijdschriften dienden verantwoording af te leggen aan en werden gecontroleerd door de propaganda-afdeling van de Estse Communistische Partij, het lokale partijcomité en Glavlit.Ga naar voetnoot10 Voor dit onderzoek maak ik gebruik van de concepten autonomie en heteronomie zoals uitgelegd en geoperationaliseerd door Gillis J. Dorleijn, Ralf Grüttemeier, Liesbeth | |
[pagina 63]
| |
Korthals AltesGa naar voetnoot11 en Gisèle SapiroGa naar voetnoot12. In navolging van Pierre Bourdieu en Michael Einfalt, stellen Dorleijn et al. dat er omwille van het behoud van de autonomie van het literaire veld gestreden wordt tegen de economische en politieke invloeden (extern) en tegen de dominante krachten binnen het veld (intern).Ga naar voetnoot13 Dorleijn et al. benadrukken dat de begrippen autonomie en heteronomie problematisch zijn als we ze als absolute begrippen zien. De begrippen zijn relatief en krijgen alleen betekenis in het perspectief van actoren die er naar streven zich te bevrijden van de door hen als oneigenlijk ervaren, dus heteronome machten.Ga naar voetnoot14 Sapiro richt zich in haar artikel ‘The Literary Field between the State and the Market’ specifiek op de analyse van heteronomie in het literaire veld. Zij stelt dat het mogelijk is een nationaal veld te classificeren op basis van zijn afhankelijkheid van de staat of van de markt.Ga naar voetnoot15 Dorleijn et al. bouwen voort op de standpunten van Sapiro, maar hun analytische model is breder. Sprekend over de autonomie van het veld benoemen ze verschillende domeinen. In het domein waarin de autonomie van het literaire of artistieke veld afgezet wordt tegenover andere velden, onderscheiden ze vier belangrijke heteronome krachten: de druk van de markt, de macht van de staat en de overheidsinstanties, religie en moraliteit, en de journalistieke en andere praktijken die gelijktijdig met de literatuur optreden (waaronder de niet-gedrukte media). Het is belangrijk om in gedachten te houden dat in het Sovjetregime de markt niet gezien kan worden als een heteronome macht. Het Sovjetsysteem kende geen markteconomie zoals in het Westen, maar een planeconomie. Winst genereren was geen doel en om schaarse middelen hoefde niet gestreden te worden met concurrenten. In het interview dat ik met de eerste hoofdredacteur Veidemann had, vertelt hij dat alle voorwaarden voor de productie van het tijdschrift gecreëerd en gegarandeerd werden door de staat: redactiekantoor, uitgeverij, salarissen, papiervoorraden, etc.Ga naar voetnoot16 De heteronome kracht ‘religie en moraliteit’ behoeft voor dit onderzoek een aanpassing naar ideologie en moraliteit. De socialistische ideologie toont in de praktijk veel overeenkomsten met een (staats)religie. Zo is er bijvoorbeeld sprake van een uitgestelde heilsverwachting en ook een heden dat opofferingen vraagt en lijden acceptabel maakt ter wille van de Grote Toekomst. Wat ook overeenkomt is dat er normen en kaders worden gesteld waaraan iedereen moet voldoen. Niet alleen gedrag dat van de normen afwijkt is strafbaar, ook verkeerde gedachten moeten bestreden worden. Waar in het artikel gesproken wordt over religie en moraliteit, kan men in deze context dan ook ideologie en moraliteit invullen, zonder dat de achterliggende mechanismen fundamenteel verschillen. Dorleijn et al. onderstrepen dat bij het toepassen van de concepten autonomie en heteronomie de historische context en de culturele en sociale ruimte altijd van groot | |
[pagina 64]
| |
belang zijn. Zij betogen ook dat het onderscheid tussen tekstinterne en externe onderzoeksmethoden niet houdbaar is en combineren de analyse van literaire en kritische teksten (zoals essays, reviews en manifesten) met die van culturele en sociale contexten waarbinnen literaire werken circuleren.Ga naar voetnoot17 Ook in dit onderzoek combineer ik de tekstanalyse met de analyse van de maatschappelijke context waarbinnen Vikerkaar verscheen. Ik onderzoek welke thema's aan bod komen in gedichten, essays, artikelen, vertaalde teksten (behalve literaire prozateksten) en in de opinierubriek. De inhoudsanalyse beperk ik tot vier jaargangen: 1986, 1987, 1989 en 1992. In totaal analyseer ik veertien nummers. Jaargang 1986 heeft zes nummers, daarvan onderzoek ik het eerste en het vierde nummer. Van elke volgende jaargang analyseer ik het eerste, het vierde, het achtste en het twaalfde nummer. Jaargang 1986 en 1987 verschenen nog onder de censuur. Jaargang 1989 is interessant omdat in dit jaar de preventieve censuur voor Vikerkaar officieel werd afgeschaft. 1992 is het tweede jaar van de onafhankelijkheid, er ontstond een nieuw literair veld met de markteconomie als een nieuwe heteronome kracht. Op basis van de tekst- en contextanalyse onderzoek ik hoe autonoom Vikerkaar was in verschillende periodes ten opzichte van de heteronome krachten. Ik maak daarbij gebruik van de secundaire literatuur en van een interview met de eerste hoofdredacteur Rein Veidemann. De invloed van de staat - en later de markt - komt aan bod, evenals de moraliteit gerelateerd aan de socialistische ideologie. De positie van Vikerkaar in het literaire veld (de relatie ten opzichte van andere tijdschriften,de schrijversbond, fondsen, etc.) is in het kader van dit onderzoek niet in kaart gebracht en vraagt om een aanvullend onderzoek.Ga naar voetnoot18 | |
1986 en 1987: een nieuwe tribuneBijna elk nummer van Vikerkaar begint met poëzie. De eerste aflevering begint met een gedicht van Paul-Eerik Rummo. Dat is geen toevallige keuze. Veidemann hecht er veel waarde aan dat juist deze dichter het openingsgedicht zal schrijven. In het interview vertelt hij dat het hem maanden heeft gekost om Rummo zover te krijgen en dat hij het ziet als één van de grootste overwinningen in zijn leven. Rummo begon zijn literaire carrière al in de jaren vijftig. In 1972 was zijn gedichtenbundel ‘Het adres van de afzender’ door de censuur afgekeurd en na langdurige onderhandelingen nam hij zijn manuscript terug. Ongeveer tien jaar trok hij zich terug uit het literaire leven. Rummo was een gerenommeerd dichter en zijn zwijgen bleef niet onopgemerkt, door de lezers werd het opgevat als een ‘betekenisvolle stilte’.Ga naar voetnoot19 Paul-Eerik Rummo opent Vikerkaar met het gedicht ‘Con affetto’. De toon is openhartig en de motieven zijn: geloof in rechtvaardigheid en eerlijkheid, moed en plicht om opnieuw te beginnen, wilskracht, veelzijdigheid (zie afb. 2).Ga naar voetnoot20 | |
[pagina 65]
| |
Afb. 2: ‘Con affetto.’ Vikerkaar 1, 1986.
Interessant is de keuze van de redactie voor de teksten op de openingspagina. Twee van de zes geanalyseerde nummers van de eerste twee jaargangen beginnen met een gedicht van een Estse schrijver, respectievelijk Paul-Erik Rummo en August Sang, een begint met een gedicht van de Engelse dichter John Keats en een met de Cubaanse dichter Roberto Fernandez Retamar. Het eerste nummer van de tweede jaargang begint met een reminder afkomstig uit het werkkabinet van Lenin en de laatste met een gedicht van Karl Marx. In deze beginjaren zijn kritische en meer gezagsgetrouwe teksten weloverwogen in balans gebracht. De Estse gedichten vallen beslist niet onder de classificatie ‘neutraal’ en de redactie lijkt dat in evenwicht brengen met de publicatie van teksten die meer bij de geest van het Sovjetregime passen. Verwijzingen naar Lenin passen in zekere zin in de tijd van perestrojka waar Gorbatsjov het had over ‘herontdekking’ van het socialisme en teruggreep naar de ideeën van Lenin en de Oktoberrevolutie van 1917. Maar in deze tijd kunnen ze ook ironisch bedoeld zijn en een dubbele lading hebben. Twee voorbeelden uit de genoemde reminder: ‘Je hoeft niet bang te zijn dat degenen die onder jouw leiding werken meer kunnen dan jij, wees daar trots op’ en ‘Gebruik nooit macht voordat alle andere middelen toegepast zijn, en als je macht gebruikt, doe dat in maximaal beleefde vorm.’Ga naar voetnoot21 | |
[pagina 66]
| |
De redactie gebruikt op creatieve wijze de teksten van socialistische leiders om commentaar te geven op hun tijd (zie afb. 3). Afb. 3: ‘Meelespea.’ Vikerkaar 1, 1987.
Passend in het dominante maatschappelijke discours komen verwijzingen naar de klassiekers van het marxisme en citaten van Lenin met enige regelmaat voor. In de artikelen van Edgar Savisaar, waarin hij schrijft over de noodzaak van mentaliteitsverandering, staan veel verwijzingen naar Marx, Engels en Lenin. Uit zijn teksten blijkt dat men nog binnen het systeem wilde blijven en het socialisme van binnenuit wilde veranderen. Zoals uit vele publicaties blijkt, werd er in 1986 en in 1987 oprecht geloofd dat de politiek van Gorbatsjov, perestrojka en glasnost, de drijvende kracht zou zijn voor een betere toekomst, voor veranderingen en vooruitgang. In de eerste jaargangen worden echter ook veel subversieve gedichten gepubliceerd. In het openingsnummer schrijft de dichter Indrek Hirv hoe de geest van een dichter degradeert als hij een marionet moet zijn, gereedschap in handen van een machthebber.Ga naar voetnoot22 De jonge dichteres Merle Jääger laat de stem van de ‘wilde’ jeugd horen. In haar gedicht | |
[pagina 67]
| |
wordt gedronken en gerookt en er wordt gesuggereerd dat er een gedwongen seksuele handeling plaatsvindt.Ga naar voetnoot23 Deze gedichten dragen beslist niet bij aan de socialistische opvoeding van de jeugd. De inhoud van de gedichten druist in tegen de Sovjetmoraliteit, want over seksualiteit en alcoholgebruik werd in de Sovjettijd niet openlijk gesproken. Opmerkelijk is dat in de beginjaren schrijvers en literaire bewegingen uit de eerste onafhankelijkheid betrekkelijk veel aandacht krijgen, vooral de schrijvers en literaire personen die in de Sovjetperiode gemarginaliseerd zijn. In het vierde nummer van de eerste jaargang geeft de schrijfster Lehte Hainsalu een overzicht van het schrijverscongres van de Sovjet-Unie en doet zij uitspraken over de positie van de schrijver. Zij constateert dat de presentaties en discussies in het congres openhartiger en eerlijker zijn geworden. Corrupte ambtenaren worden bekritiseerd, evenals het Sovjetsysteem in het geheel en de gevolgen dat het heeft voor literatuur en cultuur. Schrijvers uit verschillende Sovjetrepublieken, zoals Kazachstan, de Oekraïne, Wit-Rusland en Letland, benadrukken het belang en het prestige van de moedertaal en de nationale literatuur. Hainsalu spreekt over het belang van de onafhankelijkheid van een schrijver die niet onder druk van de ideologie hoeft te werken.Ga naar voetnoot24 De kwestie van de moedertaal komt ook in andere artikelen voor. De dominante positie van de Russische taal wordt op die manier geproblematiseerd. In Vikerkaar verschijnen de eerste meldingen over de deportaties van het Estse volk tijdens het Stalinregime. In een opinierubriek stelt David Vsevilov de recente geschiedschrijving ter discussie. Hij noemt het woord censuur niet, maar problematiseert de kwestie van waarheid en openheid in geschiedenisboeken.Ga naar voetnoot25 Vikerkaar spreekt zijn zorg uit over de stagnatie van de jonge generatie. In de eerste jaargangen wordt opvallend vaak verwezen naar de passiviteit van jongeren. Meerdere auteurs constateren dat de jeugd te passief en pessimistisch is, incompetent en onbekwaam en dat jonge kunstenaars kunst maken die te bescheiden, lauw en oppervlakkig is. Op basis van de geanalyseerde teksten kan verondersteld worden dat Vikerkaar ten opzichte van de staat betrekkelijk autonoom opereerde. Er wordt felle kritiek geleverd op de macht van ambtenaren en op de russificatie. Hoewel de tijd veranderd was en de glasnost en perestrojka grote veranderingen met zich meebrachten, kan het tamelijk hoge niveau van autonomie van het tijdschrift niet als vanzelfsprekend gezien worden. De recente geschiedenis had nog strenge sancties gericht tegen de redacteurs van tijdschriften laten zien. Nog in 1983 werd de hoofdredacteur van ‘Loomingu’ Raamatukogu ontslagen omdat hij een novelle liet publiceren die niet voldeed aan de heersende conventies.Ga naar voetnoot26 Dat de keuze voor de teksten niet helemaal vrij was bewijzen de uitspraken van de toenmalige hoofdredacteur Veidemann. Als hij in het laatste nummer van de tweede jaargang terugkijkt op de voorgaande jaren, gebruikt hij het woord beweging. En die beweging werd opgemerkt. Telkens moesten kleinere en grotere conflicten worden uitgevochten, over thema's en over auteurs. Hij benoemt onder andere het conflict met het censuurapparaat | |
[pagina 68]
| |
(zonder het woord censuur te benoemen) vanwege het ‘ondraaglijk openlijke’ artikel van Lehte Hainsalu dat eerder in dit artikel al ter sprake kwam. Men wist de tegenstellingen te overstijgen zonder dat dat leidde tot onoplosbare conflicten. Dat betekende echter ook dat compromissen moesten worden gesloten.Ga naar voetnoot27 In de jubileumuitgave van 2006 analyseert de historicus Marek Tamm de geschiedenisrubriek in de eerste jaren van Vikerkaar. Hij meldt dat er ook meer behoudende thema's gepubliceerd werden en verwijst naar het artikel uit 1987 over de jongeren en de Oktoberrevolutie in Estland.Ga naar voetnoot28 Er werden kennelijk ook enkele teksten gepubliceerd die in de smaak vielen bij het censuurapparaat en partijfunctionarissen. Daarentegen noemt Veskimägi in zijn onderzoek een tiental auteurs die publiceerden in Vikerkaar en die tijdens de eerdere decennia constant problemen hadden met het censuurapparaat.Ga naar voetnoot29 De keuze voor deze auteurs door de redactie en de welwillendheid van de auteurs om in Vikerkaar te publiceren, wijst erop dat het tijdschrift vanaf het begin een koers heeft uitgezet waarin het autonome ruimte opzocht. Vikerkaar hanteert ook hoge esthetische normen. Redacteur Joel Sang (verantwoordelijk voor literaire teksten) had een uitgesproken negatieve opvatting over het literaire niveau van de jongere generatie die volgens hem zeer matige teksten produceerde. In het laatste nummer van 1987 publiceert Vikerkaar een ingezonden brief van een jonge schrijver die op zijn beurt kritiek levert op Sangs criteria voor de poëzie.Ga naar voetnoot30 In zijn reactie daarop vraagt Sang zich af of hij niet te kieskeurig is geworden en stelt dat het de hoogste tijd is om af te treden.Ga naar voetnoot31 Hij verdwijnt vervolgens ook daadwerkelijk uit de redactie. Het is interessant te onderzoeken wat het achterliggende verhaal daarbij is. Hield deze redacteur vast aan verouderde esthetische opvattingen waardoor vormvernieuwing onvoldoende kans kreeg of was het een generatieconflict tussen schrijvers zoals dat overal voorkomt? Feit is dat na zijn vertrek gedichten werden gepubliceerd met een veel vrijere vorm. | |
1989: Openheid, nationale geest en nieuwe bronnenIn de poëzie die de redactie voor jaargang 1989 geselecteerd heeft, klinken nog steeds veel kritische geluiden. Maar in de gedichten is nu, meer dan twee jaar geleden, de nationale geest te herkennen. Er is niet meer zozeer hoop op een andere toekomst, maar eerder de overtuiging dat Estland weer onafhankelijk wordt, een geluid dat in 1986-87 nog ondenkbaar was. Dichters grijpen terug naar eerdere tijden en dus ook naar de periode van de eerste onafhankelijkheid. In het eerste nummer van deze jaargang verschijnt Chinese, in het vierde nummer Hongaarse poëzie. Die laatste weerspiegelt de politiek-maatschappelijke processen uit de jaren zeventig in Hongarije en Roemenië. Dichters schrijven over de problemen van etnische minderheden en nationale identiteit, thema's die eind jaren tachtig ook in Estland springlevend waren. | |
[pagina 69]
| |
Over de etniciteit schrijft ook Mart Nutt in zijn artikel. Hij geeft verschillende definities van ‘ethnos’ en verwijst onder andere naar Duitse, Spaanse en Franse auteurs, maar spreekt ook over de marxistische benadering van het begrip. Hij levert felle kritiek op de onaanvaardbare benadering van het concept door de Sovjetwetenschappers.Ga naar voetnoot32 De toon van het tijdschrift blijft er echter een van openheid en diversiteit in alle opzichten. De Esten zelf worden bijvoorbeeld ook kritisch benaderd. Vello SaloGa naar voetnoot33 spreekt de hoop uit dat de Esten de haat en de pijn, veroorzaakt door het Sovjetregime, kunnen beheersen, dat zijn landgenoten zelf geen Stalin worden.Ga naar voetnoot34 Arvo ValtonGa naar voetnoot35 is kritisch ten opzichte van Esten die de eigen neergang wijten aan de komst van migranten uit andere Sovjetlanden.Ga naar voetnoot36 Een prominente plek in deze jaargang krijgen artikelen over de Estse geschiedenis. De ‘normale’ geschiedschrijving voldeed niet aan de behoeftes en daar speelt Vikerkaar goed op in. De auteurs schrijven over de periode van de eerste onafhankelijkheid. Open en gedetailleerd zijn de artikelen over de terreur van Stalin. Karakteristiek is nog de herontdekking en herbeoordeling van het werk van de schrijvers die actief waren tijdens de eerste onafhankelijkheid en die niet of weinig gewaardeerd werden in de Sovjettijd. Ook het thema ballingschap, dat eerder niet besproken kon worden, krijgt een plek. Auteurs die vluchtten voor het Sovjetregime en Estse wetenschappers uit het buitenland die over Estse literatuur schrijven, komen eveneens aan het woord. Via hen komen ook theoretische benaderingen aan bod die niet gebaseerd zijn op Sovjetauteurs, maar op Westerse denkers als Jacques Lacan en Julia Kristeva. In de eerder geanalyseerde jaargangen kwam het taboewoord censuur niet voor. In deze jaargang wordt het genoemd in een artikel uit april waarin de censuur in Hongarije aan bod komt. Het achtste nummer introduceert een artikel dat in 1988 in Looming is gepubliceerd en dat handelt over de verzwakking van de Partijcensuur ten opzichte van Looming. Over de invloed van censuur op Vikerkaar wordt niet expliciet gesproken. In 1989 maakte Estland nog deel uit van de Sovjet-Unie. Deze Sovjetstaat kan in de artistieke en literaire context gezien worden als de heteronome macht. De vraag is in hoeverre de redactie van Vikerkaar het in deze periode nog als een heteronome kracht heeft ervaren. Vanaf het julinummer in 1989 wordt Vikerkaar bevrijd van de preventieve censuur.Ga naar voetnoot37 Er zijn nog belemmeringen veroorzaakt door de Sovjetinstanties, waarover later meer, maar de strijd over de inhoud van het tijdschrift is voorbij. De anarchistische situatie die in deze tijd ontstond, biedt het tijdschrift de ruimte zich te profileren als drager van het nationale gedachtegoed. Veskimägi schrijft eveneens dat het censuurapparaat van de Sovjetunie in deze tijd zijn macht had verloren. Glavlit deed nog pogingen om zijn bestaansrecht te bewijzen. Censoren klaagden dat er vooral in de Baltische staten in grote oplagen ideologisch schadelijke materialen verschenen, maar alle pogingen daarin iets te veranderen bleven zonder resultaat. Ook de partijfunctionarissen zagen de val van het | |
[pagina 70]
| |
Sovjetimperium aankomen en begonnen zich aan te passen aan de nieuwe omstandigheden.Ga naar voetnoot38 De ‘grote oplagen’ zijn een feit waar de censuur zich terecht zorgen over kon maken. Vikerkaar begon met een oplage van 20.000, in 1989 was de oplage 53.000. Voor een staat met ongeveer 1,4 miljoen inwoners (waarvan ongeveer 1 miljoen Esten) is dit enorm veel. Er heerste een grote informatiebehoefte onder de bevolking en kennelijk werd Vikerkaar ervaren als een bron van betrouwbare informatie. In 1989 is de beschikbaarheid van buitenlandse literatuur nog steeds beperkt. In de pers wordt gedebatteerd over de vraag welke censuurinstantie de buitenlandse boeken verbiedt en waarom de Eststalige boeken, gestuurd uit het buitenland, niet bij de geadresseerden aankomen.Ga naar voetnoot39 Belangrijk hierbij is op te merken dat de strenge controle op media en postverkeer in de Sovjettijd nog niet betekende dat Esten in totale isolatie leefden. In Noord-Estland kon men al vanaf de jaren zestig Finstalige televisie-uitzendingen zien. De Finse taal is nauw verwant aan de Estse taal en voor de meeste Esten redelijk te verstaan. Vanzelfsprekend probeerden de autoriteiten de ontvangst van de televisie van de noordelijke buren te verstoren, maar ze slaagden er nooit helemaal in.Ga naar voetnoot40 | |
1992: andere namen, andere tekstenVergeleken met de eerdere jaargangen worden in 1992 minder gedichten gepubliceerd. Koos de redactie vroeger vijf of zes gedichten per tijdschrift, nu is het aantal drie of vier. Naast Hongaarse en Oezbeekse poëzie worden uit het Frans gedichten van Guillaume Apollinaire en Jean Follain vertaald en uit het Duits een gedicht van Goethe. De vele gedichten in het eerste nummer zijn afkomstig uit de middeleeuwse, oosterse literatuur. In dit nummer zijn de oosterse religie en literatuur het punt van focus. Vertalingen uit de Koran worden gepubliceerd. Verschillende religies en religieuze thema's krijgen ook aandacht in andere nummers. Net zoals in 1989, wordt er geschreven over de herinneringen uit de vooroorlogse tijd, maar ook de oorlogsherinneringen, en herinneringen uit de recente Sovjettijd komen aan bod. Deze jaargang onderscheidt zich door de aandacht voor religie, een thema dat tot nu toe taboe was en voor het eerst in alle openheid wordt besproken, en ook door de komst van vertaalde teksten. Er verschijnen vertaalde artikelen van Westerse denkers, zoals het artikel van Alain de Benoist over bourgeoisie, een hoofdstuk uit Orientalism van Edward Said en het beroemde essay ‘Notes on “Camp”’ van Susan Sontag. Een serie artikelen wordt gepubliceerd over de poststructuralistische methoden in de literatuurwetenschap. Behalve Julia Kristeva, die al een aantal jaren eerder geïntroduceerd werd, krijgen ook de theorieën en concepten van Barthes, Derrida, Deleuze en Guattari aandacht. In de teksten wordt nauwelijks meer verwezen naar Russische bronnen. Vikerkaar ziet de nieuwe maatschappij niet door een roze bril, constateert problemen in de samenleving en benoemt ze. In het aprilnummer vraagt Astrid Reinla zich af welke mythe Estland zal kiezen om verder te gaan. Sommige mensen vallen terug op de | |
[pagina 71]
| |
Sovjetmythe waar iedereen gelijk was en recht had op werk en woning. Velen verheerlijken de eerste Estse onafhankelijkheid en zien het als een soort mythisch paradijs. Maar er is ook een mythe die spreekt over de snelle en pijnloze sprong naar de westerse markteconomie. Reinla staat kritisch tegenover de klakkeloze overname van ideeën uit het Westen. Vanaf 1990 heeft Vikerkaar een nieuwe hoofdredacteur, Toivo Tasa. Zijn manier van denken en werken is vergelijkbaar met die van de eerste redacteur Veidemann. Veidemann en Tasa waren goede vrienden. In 1986 werd ook Tasa al eens voor de functie van hoofdredacteur voorgedragen. In feite zagen de hoge partijfunctionarissen beide kandidaten als onwenselijk en waarschijnlijk was Tasa de ‘lastigste’.Ga naar voetnoot41 Vikerkaar heeft zijn hoge intellectuele niveau behouden, maar de inhoud van het tijdschrift krijgt wel een ander accent. In 1992 krijgen literaire prozateksten en poëzie minder ruimte, maar de hoeveelheid vertaalde teksten is veel hoger dan eerder. Deze verandering hoort in zekere mate bij deze tijd. De Sovjetperiode werd gekenmerkt door een paranoïde vijandigheid tegen boeken uit vreemde talen.Ga naar voetnoot42 Nu waren buitenlandse bronnen overal beschikbaar. De redactie kiest ervoor om veel aandacht te schenken aan toonaangevende Westerse denkers en theoretici en hiermee lijkt Vikerkaar zich te onderscheiden van andere Estse tijdschriften. Sommige Estse intellectuelen zien juist Vikerkaar als de importeur van de Westerse theoretici.Ga naar voetnoot43 In 1992 is Estland een jaar onafhankelijk. De staat wordt niet langer als een beperkende kracht ervaren. De censuur is verdwenen en Vikerkaar vrij in zijn keuzes. Financieel gezien is het tijdschrift echter niet autonoom. Binnen dit onderzoek was het niet mogelijk om precies na te gaan hoe de financiering in de eerste jaren van onafhankelijkheid was geregeld. De beschikbare bronnen laten zien dat Vikerkaar in 1992 een eenmalig bedrag krijgt van een fonds. Op de titelpagina van het vierde nummer wordt het Eesti rahvuskultuuri fond (Fonds voor Estse nationale cultuur) voor zijn financiële bijdrage bedankt. De redactie is blij dat ze nu een paar maanden honoraria kan betalen aan haar auteurs. De basis voor het kapitaal van dit fonds, opgericht in 1991, kwam uit bijdragen van individuen en bedrijven die de Estse cultuur ondersteunden.Ga naar voetnoot44 Een andere bron wijst erop dat Vikerkaar, evenals andere culturele tijdschriften, in de overgangsperiode door de staat werd gefinancierd.Ga naar voetnoot45 Interessant zou zijn om te onderzoeken langs welke wegen en onder welke voorwaarden deze financiering plaatsvond. Sapiro toont in haar artikel op basis van het Franse voorbeeld aan dat de staat de autonomie van de literaire activiteiten onder bepaalde omstandigheden kan ondersteunen. Door staatsfinanciering kan de heteronome kracht van de markt gecompenseerd worden.Ga naar voetnoot46 Een vergelijkbaar fenomeen speelt zich af in onafhankelijk Estland rond Vikerkaar. Op eigen kracht had het tijdschrift niet op de markt kunnen concurreren. Er werd | |
[pagina 72]
| |
geen reclame gepubliceerd en de oplage van het tijdschrift daalde drastisch, van 54.000 in 1990 naar 10.000 in 1992. Papier werd duur en daarmee steeg ook de prijs van Vikerkaar. In dezelfde tijd daalde de koopkracht, de inhoud van het tijdschrift werd theoretischer, de lezer kon nu informatie putten uit andere bronnen en het aanbod van vermaak werd veel breder. Kennelijk vond de nieuwe Estse staat het belangrijk dat culturele tijdschriften bleven bestaan. Vikerkaar heeft in de transitieperiode een belangrijke rol gespeeld, zowel bij de introductie van nieuw gedachtegoed uit de internationale gemeenschap als in de ontwikkeling van het Estse nationale denken. De jonge staat wilde de nationale cultuur en literatuur bevorderen en daarin vervulden Vikerkaar en andere culturele tijdschriften een belangrijke rol. Wellicht was het ook een signaal aan de buitenwereld: in Estland ondersteunen we kunst en cultuur en staan we open voor ideeën uit andere culturen. | |
ConclusieHet onderzoek naar Vikerkaar in de overgangsperiode (1986-1992) toont aan dat het tijdschrift in deze periode en binnen de context waarin het uitgegeven werd steeds een optimale autonome positie heeft opgezocht. In de beginjaren kan de Sovjetstaat met zijn censuurapparaat als de belangrijkste heteronome macht gezien worden. Het tijdschrift zocht mogelijkheden om zijn eigen koers uit te kunnen zetten en dat is grotendeels gelukt. In 1989 verandert de politieke situatie, de Sovjetstaat begon zijn macht te verliezen en daarmee ook de censuurinstanties. In relatie tot Vikerkaar speelde de staat als heteronome macht in deze periode een bescheiden rol. Er ontstond zelfs een paradoxale situatie. Op dat moment had Vikerkaar een enorm maatschappelijke draagvlak, want de oplage was nog nooit zo hoog. Het tijdschrift verspreidde het Estse nationale gedachtegoed, bekritiseerde het Sovjetregime en constateerde de mislukking van de socialistische staat. En de staat bleef betalen, voortbordurend op de planeconomie waarin de middelen al waren toegekend, onmachtig om scherp te reageren in deze chaotische eindfase van haar bestaan. De Sovjetstaat als economische macht bood Vikerkaar de autonome ruimte om tegen haar eigen opvattingen en bestaansgrond te ageren. De onafhankelijkheid van Estland in 1991 bracht een nieuwe heteronome macht op het toneel: de markteconomie. De noodzaak tot schrijven voor een groot publiek om in een heftig concurrerende markt de inkomsten te kunnen genereren, die het voortbestaan van het tijdschrift mogelijk zouden maken, zou immers onherroepelijk leiden tot popularisering van inhoud. De financiële steun door de staat was niet langer vanzelfsprekend, maar de bronnen laten zien dat Vikerkaar wel degelijk gefinancierd werd door de overheid. Het wijst erop dat de rol van de staat in de transitieperiode een omslag maakt. Waar de staat in de Sovjettijd gezien kan worden als een heteronome macht, helpt de nieuwe overheid met een andere soort ideologie en economie Vikerkaar zijn autonome positie te behouden. •> eva boswinkel is masterstudente Kunst- en cultuurwetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze is geboren en opgegroeid in Estland en woont sinds 2004 in Nederland. |
|