publieke ruimte, sociale bewegingen en mediageschiedenis. Dit onderdeel, dat ongeveer een derde van het boek beslaat, vormt het theoretisch kader. Deel twee is gebaseerd op primair bronnenonderzoek en bevat drie case studies. De tijdschriften die centraal staan zijn zeer specifieke bladen: het waren uitgaven bedoeld om de strijd voor vrouwenkiesrecht te ondersteunen. Sommige waren het officiële orgaan van een vereniging voor kiesrecht, andere waren gelieerd aan de kiesrechtbeweging zoals The Englishwoman (1909-1921) of meer algemeen feministisch van aard zoals The Freewoman (1911-1912).
In de eerste case study staan de verschillende officiële organen van de vrouwenkiesrechtorganisaties centraal. Met titels als The Common Cause, Woman's Dreadnoughts en The Church League for Woman's Suffrage probeerden deze organisaties het vrouwenkiesrecht te bereiken. De tijdschriften gingen niet alleen over kiesrecht: ook andere publieke zaken werden aangesneden, zoals politiek en arbeid. Wat opvalt zijn vooral de grote verschillen tussen tijdschriften onderling en de soms stormachtige ontwikkelingen die binnen de tijdschriften plaatsvonden. De beweging voor vrouwenkiesrecht bestond uit groepen met verschillende sociale achtergronden, die regelmatig onderling in conflict kwamen. Socialistische vrouwen, christelijke vrouwen en vrouwen uit de burgerij: elke doelgroep had haar eigen vereniging en haar eigen tijdschrift. Uit historisch en sociologisch onderzoek was al gebleken dat de feministische beweging van de eerste golf absoluut geen eenheid was en dat er veel onderlinge conflicten waren. Het feminisme komt voort uit christelijke, socialistische en liberale tradities en kent een aantal zeer tegenstrijdige richtingen. Over arbeid, geboorteregeling, moederschap en de houding ten opzichte van mannen bestonden grote meningsverschillen. De kiesrechtstrijd was eigenlijk het enige gemeenschappelijke actiepunt van alle feministen tijdens de eerste golf. Het onderzoek naar de officiële tijdschriften van de kiesrechtverenigingen bevestigt dit beeld, en laat bovendien heel precies zien hoe conflicten ontstonden en ook dat binnen verenigingen verschuivingen in opvattingen plaatsvonden.
The Englishwoman staat centraal in de tweede case study. Dit blad was geen officieel orgaan van een kiesrechtvereniging, maar wel een tijdschrift gericht op het verkrijgen van het vrouwenkiesrecht. Het tijdschrift is relatief onbekend en nauwelijks eerder onderzocht. Het maandblad ging over kiesrecht, over politiek en over cultuur. Hoewel het blad onafhankelijk claimde te zijn, zat het volledig verstrikt in de complexe beweging voor vrouwenkiesrecht. Een onderwerp als de Eerste Wereldoorlog en de houding van feministen daarin gaf aanleiding tot grote discussies. Ook arbeid was een thema dat veel werd bediscussieerd. De diversiteit binnen de vrouwenbeweging blijkt ook uit dit tijdschrift. Het blad richtte zich op alle vrouwen die de kiesrechtstrijd voor vrouwen steunden en die geïnteresseerd waren in politiek en cultuur. Jammer genoeg is er nauwelijks iets bekend over wie de lezers waren van dit tijdschrift, waardoor het moeilijk is om uitspraken te doen over de invloed en reikwijdte van het blad.
De derde case study gaat over het onafhankelijke feministische tijdschrift