tegieën van de literaire bladen en hanteren hierbij verschillende analysemethoden. Zo gebruikt Maud van Loenen de succesformule van ‘bladendokter’ Rob van Vuure om erachter te komen waar het misging met Hollands Diep. Céline Bode schrijft in haar artikel over Terras dat de problematiek van het literaire tijdschrift als een identiteitscrisis kan worden opgevat. Ze betrekt hierbij de rizomatische filosofie van Deleuze en Guatarri, die draait om het moment waarop we ontsnappen uit een systeem dat ons gevangen houdt. Volgens Bode voldoet Terras intuïtief aan de uitgangspunten van deze filosofie omdat het niet vasthoudt aan één verschijningsvorm, maar zowel op papier als online verschijnt. Het zijn twee voorbeelden van de invalshoeken die de studenten gebruiken om tijdschriften te analyseren.
In de artikelen worden grofweg drie soorten overlevingsstrategieën onderscheiden. Sommige tijdschriften ontwikkelen allerlei nevenactiviteiten. Elske Dorgelo onderzoekt het effect hiervan in haar artikel over het literaire voetbaltijdschrift Hard Gras en ze kijkt hoe deze nevenactiviteiten zich verhouden tot het papieren medium. Dorgelo concludeert dat ‘Hard Gras’ een merknaam is geworden door televisieprogramma's, theatertours en een journalistieke prijs met dezelfde naam. Volgens Dorgelo is deze strategie succesvol: ‘Andere (literaire) tijdschriften zouden wellicht een voorbeeld aan Hard Gras kunnen nemen: nevenactiviteiten kunnen zorgen voor naamsbekendheid en wellicht een groter lezerspubliek.’
Ook het bereiken van een nichepubliek blijkt een mogelijkheid te kunnen bieden om als tijdschrift te blijven bestaan. Dit laten artikelen over het Duitstalige Allmende en Madoc zien. Met een oplage van enkele honderden tot duizend exemplaren, zijn het tijdschriften die zich richten op een klein, specifiek publiek. Madoc profileert zich als toegankelijk tijdschrift voor mensen met interesse in de middeleeuwen. Linda Kooijman schrijft over de overlevingsstrategie van dit tijdschrift: ‘Dankzij de omvang van de doelgroep die Madoc heeft aangeboord, is het tijdschrift financieel onafhankelijk. De doelgroep van Madoc is niet alleen groot genoeg om het tijdschrift te kunnen bekostigen, ze is ook klein genoeg om er trouwe abonnees van te maken.’ Kortom, doordat het tijdschrift een nichemarkt bedient, profiteert het van de loyaliteit van zijn publiek, maar ook van het ontbreken van concurrerende tijdschriften.
Tot slot is het gebruik van internet een terugkerend onderwerp in vrijwel alle artikelen in de bundel. Hollands Maandblad en Das Magazin staan op dit punt lijnrecht tegenover elkaar. Jeanine van Kollenburg laat zien dat Bastiaan Bommeljé, hoofdredacteur van Hollands Maandblad, het internet gebruikt om zijn afkeer van de digitalisering kenbaar te maken. Hij toont hiermee dat zijn voorkeur voor het oude, vertrouwde papier niet voortkomt uit onkunde of onwetendheid. Bommeljé is echter een uitzondering op de regel, want uit deze bundel blijkt dat bijna elke tijdschriftredactie bezig is met internet als opening naar een groter publiek en meer steun. Nieuwkomer Das Magazin, opgericht in 2010, doet dat als geen ander. De redactie betrok het publiek meteen intensief bij het tijdschrift door het nulnummer uit te geven met geld dat was verdiend