TS. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2012
(2012)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
RecensieRoel Huizenga en Piet Moleveld (red.), Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken, delen 4, 5 en 6. Amstelveen: EON Pers, 2010-2011. 780 p. ISBN: 978-90-77246-42-9 (deel 4), 978-90-77246-46-7 (deel 5) en 978-90-77246-00-9 (deel 6). € 25,- per deel.Bibliografische arbeid vereist speurzin, nieuwsgierigheid, onderscheidingsvermogen, vasthoudendheid, nederigheid én heel veel geduld. Veel geduld is nodig om zoekwerk te doen dat soms weinig resultaat oplevert, om tot op het allerlaatst nauwgezet te blijven en om door te zetten tot de hele bibliografische klus is geklaard. En bijna altijd blijkt die klus omvattender en tijdrovender dan aanvankelijk gedacht. Derhalve lopen bibliografische projecten vaak uit en dat geldt zeker ook voor twee grote projecten die beogen respectievelijk de katholieke en de protestantse Nederlandse periodieken uit de afgelopen twee eeuwen nauwgezet in kaart te brengen. In 1974 startte op het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen het werk aan de Bibliografie van Katholieke Nederlandse Periodieken (BKNP) en in 1988 begonnen aan het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme te Amsterdam de voorbereidingen voor de Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken (BNPP). Aan beide projecten heeft Mathijs Sanders in TS eerder aandacht besteed.Ga naar voetnoot1 Thans liggen hier de nieuwe delen 4, 5 en 6 van de BNPP ter bespreking op tafel. Deze drie delen verschenen in 2010 (deel 4) en 2011 (delen 5 en 6). Daarmee is er meer vaart gekomen in het project, aangezien de eerdere delen verschenen in 2004, 2006 en 2007. Het klinkt wat vreemd en tegendraads, maar de BNPP verscheen eerst digitaal en daarna pas in boekvorm. In 1999 werd de website met de eerste paar honderd beschrijvingen officieel geopend. Een gedrukte publicatie werd te duur geoordeeld en op de drempel van de nieuwe, digitale eeuw niet meer nodig geacht. Op dat besluit is men teruggekomen en er staan inmiddels zes blauwe delen in de kast, delen 1-3 in fraaie linnen band en delen 4-6 in print on demand-editie met slappe kaft. Elk deel telt vierhonderd beschrijvingen. Van 2400 titels zijn dus inmiddels beschrijvingen beschikbaar. Nee, om precies te zijn van 2.392 titels, want van acht titels uit de delen 1 tot en met 5 werden in deel 6 nieuwe beschrijvingen opgenomen, omdat de eerdere beschrijvingen tekort schoten of sterk verbeterd konden worden door nieuw gevonden materiaal. | |
[pagina 77]
| |
De beschrijvingen van de periodieken volgen steeds een zelfde stramien van een twintigtal rubrieken: titel, ondertitel, categorie, verschijningsperiode, eigenaar, uitgever, drukker, plaats van uitgave, frequentie, omvang, formaat, oplage, prijzen, foto's, tekeningen, redactie, medewerkers, speciale nummers, bibliografische geschiedenis, autopsie, achtergrond en literatuur. Daarbij gaat het om informatie over de bonte mengeling van periodieken die in de negentiende en twintigste eeuw zijn verschenen: van gezaghebbende landelijke kranten en regionale bladen tot organen van kerkgenootschappen, vakbonden, onderwijsorganisaties, zendingsgenootschappen, jeugdclubs en allerlei andere organisaties waarin protestanten zich verenigden. Aan het begin van elk deel wordt gebruik en inhoud van de rubrieken kort uitgelegd. Vanzelfsprekend zijn niet alle rubrieken op elk blad van toepassing. Een ieder die wel eens bibliografische gegevens van een tijdschrift heeft verzameld en vastgelegd, beseft bij het doorbladeren van de delen hoeveel tijd en energie het heeft gevraagd om deze gegevens bijeen te brengen en te structureren. Monnikenwerk, ook voor protestanten. Voor elk naslagwerk is een goed register onontbeerlijk. Zoals Pierre Bayle ooit schreef, de index vormt de ziel van een boek. In elk deel van de BNPP is achterin de alfabetische lijst van de in dat deel opgenomen titels aanwezig. In de delen 1 tot en met 3 is er tevens een systematisch overzicht (ordening per categorie) opgenomen, alsmede een chronologisch overzicht (ordening naar eerste jaar van verschijnen). De delen 1 en 2 bevatten ook een register van zaken, personen en plaatsen. Deze registers zijn cumulatief. Vanaf deel 3 werd besloten het cumulatief register van zaken, personen en plaatsen niet meer in de gedrukte versie, maar digitaal beschikbaar te stellen via de website van het Historisch Documentatie Centrum voor het Nederlands Protestantisme. Vanaf deel 4 zijn ook de systematische en chronologische overzichten uit de boekuitgaven verdwenen en helaas (nog) niet via de website teruggekeerd. Op de website is thans het cumulatief register van zaken, personen en plaatsen over de delen 1 tot en met 6 als pdf-bestand te raadplegen en dat telt maar liefst 209 pagina's. In de inleiding van deel 6 is een papieren uitgave van dit register toegezegd. Hopelijk zal dat dan ook de cumulatieve registers bevatten van de systematische en de chronologische overzichten. Met name een cumulatief systematisch overzicht is des te wenselijker omdat bij de BNPP de selectie van de titels per deel willekeurig is, in die zin, ‘dat bladen die, naar de mening van de redactie, voldoende beschreven zijn, gepubliceerd worden op internet en in druk, ongeacht het soort periodiek, verschijningstijd, oplage, bekendheid etc.’ Dit in tegenstelling tot de thematisch gebonden delen van de BKNP die met behulp van het systematisch overzicht het vinden van de periodieken van een bepaalde organisatie, onderwerp of regio mogelijk maken. Op dit ogenblik is een dergelijke zoekvraag voor de protestantse periodieken moeizamer. Elke titel heeft weliswaar een aanduiding meegekregen in de rubriek ‘Categorie’ om aan te geven wat voor soort blad het betreft en in de rubriek ‘Achtergrond’ om te informeren over het kerkgenootschap, de politieke partij of de uitgevende instantie die het blad uitgeeft. De onderzoeker zou echter ook graag via een register snel kunnen zien welke titels | |
[pagina 78]
| |
thuishoren in bijvoorbeeld de categorie ‘kerkelijk en godsdienstig leven / meditatie’ of de bladen met een remonstrantse achtergrond bij elkaar zien staan. Het werk aan de BNPP begon toen de automatisering in de bibliotheekwereld al enkele jaren haar intrede had gedaan. De veertien banden van de Centrale catalogus van periodieken en seriewerken in Nederlandse bibliotheken (CCP) (1983) en de eerste uitgave van de Centrale catalogus van dag-, nieuws- en weekbladen van algemene inhoud in Nederland verschenen (CCD) (1985; de tweede uitgave volgde in 1989) waren reeds beschikbaar. In de volgende jaren zou de online beschikbare Nederlandse Centrale Catalogus deze papieren banden steeds meer overbodig maken in het lokaliseren van de protestantse periodieken die beschreven moesten worden. Ook de catalogus van de rijke collectie van het Nederlands Persmuseum kwam digitaal beschikbaar. Het bleef echter nodig zoekwerk ter plekke verspreid in het land te doen. Toen de lijst was vastgesteld met op te nemen titels, waarbij met name lokale publicaties werden uitgesloten, kon begonnen worden met het beschrijven van de bladen. In navolging van de BKNP was gelukkig gekozen voor het principe van de autopsie: het periodiek moet beschreven worden op basis van het zelf inzien van alle beschikbare jaargangen en afleveringen. De beschrijver moet de gegevens uit het blad halen, ook al betekent dat veel bladeren, inzien en controleren. Alleen met deze aanpak geven de bladen hun geschiedenis prijs. Juist door met een scherp oog de beschikbare jaargangen te bekijken van een tijdschrift of krant, ontdekt de bibliograaf de eigenaardigheden van de betreffende periodiek, de namen van de medewerkers, de bijlagen, de bibliografische geschiedenis en de wijzigingen in het formaat die vaak samengaan met een verandering in de opzet van het blad of een nieuwe uitgever of drukker. De BNPP heeft van meet af aan voor het maken van beschrijvingen gebruik gemaakt van een equipe van ongeveer vijfentwintig over het land verspreide vrijwilligers. Dat gebeurde indachtig de uitdrukking ‘vele handen maken licht werk.’ Het inzetten van vrijwilligers betekende onmiskenbaar tijdwinst, zeker ook in reistijd. Het betekende echter ook dat om de uniformiteit in de beschrijvingen te bewaken afgezien werd van het opnemen van een inhoudelijke typering van het blad. Hetzelfde gold voor literatuuronderzoek met het oog op die typering en op aanvullende informatie over uitgevende instanties, redacteuren, bibliografische geschiedenis, etc. Daarmee richt de BNPP zich - in vergelijking met de BKNP - op de uiterlijke kenmerken van het blad. De gebruiker van de bibliografie mist af en toe het antwoord op de vraag naar de rol en betekenis van een blad. Autopsie kost veel tijd, omdat het ook weer vragen oproept waarop een antwoord moet worden gevonden. Desalniettemin blijft het een gelukkig besluit dat bij BKNP en BNPP besloten is tot het principe van autopsie. Bovendien moeten we vanwege de toenemende digitalisering van het bibliotheekbezit ons met terugwerkende kracht nog meer verheugen over dat besluit. Eerst was er de microverfilming van kranten en tijdschriften. Dat was vaak bittere noodzaak. De toegenomen belangstelling voor het periodiek als historische bron, en de daaruit voortvloeiende veelvuldige raadpleging der leggers, betekende immers een zware aanslag op de broosheid van het kranten- | |
[pagina 79]
| |
papier. Het maken van een bibliografische beschrijving van een blad aan de hand van microfiches of een microfilm leverde echter grote moeilijkheden op. In de grijze massa van de fiches of film sprongen wijzigingen in de titelkop en in het formaat, aanwezigheid van bijlages en extranummers niet in het oog en dreigden onopgemerkt te blijven. De technische vernieuwingen schreden of beter gezegd ijlden voort. Na de microverfilming is er sinds een aantal jaren volop sprake van digitalisering van bibliotheek- en archiefmateriaal. Voor de kranten is er het grootse project ‘Historische kranten’ van de Koninklijke Bibliotheek, dat in september 2011 reeds twee miljoen krantenpagina's telde die digitaal beschikbaar waren gesteld. Dat is een rijkdom aan informatie die in de komende jaren alleen maar zal toenemen. De directeur van de Koninklijke Bibliotheek, Bas Savenije, zei onlangs in het blad E-Data & Research (februari 2012): ‘De tendens is: alles wat niet digitaal is, bestaat niet.’ Die toenemende digitalisering maakt het bestaan van de BNPP en van de BKNP des te belangrijker én noodzakelijker. De digitale beschikbaarheid van bladen thuis, gezeten aan het bureau, en de geboden zoekmogelijkheden zijn onmiskenbaar van grote waarde en tijdswinst voor de onderzoeker. De bibliograaf blijft echter de papieren edities nodig hebben om zijn beschrijvingen te maken. Of dat in de toekomst mogelijk blijft, is niet zeker, en daarom is het des te belangrijker dat voor de protestantse en de katholieke periodieken dat werk inmiddels merendeels is gebeurd. Er is een tweede reden waarom de toenemende digitalisering van kranten en tijdschriften het bestaan van BNPP en BKNP onmisbaar maakt. Digitale beschikbaarheid van teksten maakt het immers des te noodzakelijker om over informatie te beschikken betreffende het gedigitaliseerde blad. Waar voorheen de onderzoeker de achtergrondinformatie over het blad opdeed bij het fysiek raadplegen en doorbladeren van al dan niet gebonden jaargangen, daar heeft hij voortaan de tekst van een artikel op zijn beeldscherm en moet hij de gegevens als uitgever, redactie, beoogd publiek, frequentie en dergelijke van elders bemachtigen. Voor de protestantse en katholieke bladen kan hij die vinden in de reeds beschikbare en in de nog te verwachten delen 7 en 8 van de BNPP en 3, 4 en 5 van de BKNP. Beide bestanden zijn ook digitaal beschikbaar via de websites van het Historisch Documentatie Centrum voor het Nederlands Protestantisme en het Katholiek Documentatie Centrum. Het lot van bibliografieën is dat ze niet snel bekendheid krijgen, temeer doordat ze in tijdschriften en kranten nauwelijks worden gesignaleerd en gerecenseerd. Bovendien staat de open opstelling in bibliotheken, juist ook van bibliografische naslagwerken, de laatste jaren sterk onder druk en de waarde die in het studiecurriculum wordt toegekend aan de kennis van het bibliografisch apparaat, is snel tanende. Het is des te belangrijker dat de rijkdom aan beschikbare bibliografische beschrijvingen van tijdschriften ook langs andere wegen ter beschikking komt van gebruikers. Allereerst kan daarbij worden gedacht om binnen catalogusbestanden zoals Picarta een directe verwijzing, inclusief doorklikmogelijkheid, op te nemen naar de beschrijvingen in de BNPP en de BKNP. De Picarta sociaalnetwerksite (SNS) wil alle gebruikers van Picarta een | |
[pagina 80]
| |
platform bieden ‘om informatie te delen en samen te werken.’ Deze catalogusverrijking kan plaats vinden in de vorm van een inhoudsopgave, de bespreking of samenvatting van een boek. Voor een tijdschrift zou de bibliografische beschrijving uit de BNPP of de BKNP aan een titelbeschrijving kunnen worden gehangen. Bij het opvragen van een tijdschrift of krant heeft de gebruiker dan meteen toegang tot informatie over het blad. Ook zou de Landelijke Kranten Databank (LKD), te raadplegen op de website van het Persmuseum, directe verwijzingen naar BNPP en BKNP kunnen bevatten. De drie nieuwe delen van de BNPP zullen wellicht naar niet zo heel veel boekenkasten hun weg vinden. De rijkdom aan informatie die ze bevatten over het brede scala aan protestantse periodieken is echter reeds digitaal beschikbaar en zal dat in de toekomst blijven. Al het nieuws, de meningen, overwegingen en ontspanning die in duizenden protestantse bladen aangeboden is, kan met behulp van het werk van het BNPP-project beter worden achterhaald en geduid. Nu is het geduldig wachten nog op de ontbrekende delen. •> otto s. lankhorst is bibliothecaris van het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven te Sint Agatha en eindredacteur van delen 1 en 2 van de BKNP. |
|