rijk en bestaat uit zeventien toegankelijk geschreven hoofdstukken van gerenommeerde onderzoekers als Philip Horne, Peter Robinson, George Hyde en Martin Stannard en nieuwkomers zoals de promovendi Elizabeth O'Connor en Seamus O'Malley. Deze selectie van contribuanten leidt tot een grote variëteit aan perspectieven. Te groot wellicht, want hoewel de titel van het deel suggereert dat de essays gaan over Fords activiteiten als tijdschriftredacteur, komt er een keur aan onderwerpen voorbij die net zo goed zouden passen in één van de voorgaande delen uit de reeks. Dit geldt bijvoorbeeld voor Peter Robinsons bijdrage over modernistische aspecten van Fords poëzie en de hoofdstukken over de contacten die Ford onderhield met Henry James, Joseph Conrad, Jean Rhys, H.D. Wells, Wyndham Lewis en Basil Bunting. De rol die The English Review en transatlantic review hierin speelden als culturele bemiddelaars blijft jammer genoeg onderbelicht. Het begrip ‘editing’ wordt ook nogal ruim geïnterpreteerd: hoofdstukken van Isabelle Brasme en Ashley Chantyler gaan over de wijze waarop Ford zijn eigen fictie redigeerde en de obstakels die het redigeren van Fords poëzie oplevert.
Deze bijdragen zeggen weinig over Fords functioneren als redacteur.
Toch valt er voor lezers die geïnteresseerd zijn in tijdschriften en tijdschriftcultuur genoeg te halen. De bijdrage van George Hyde laat aan de hand van de relatie tussen Ford en D.H. Lawrence zien hoe tijdschriftredacteuren literaire ontdekkingen kunnen lanceren, en hoe die invloed ook weer vervliegt als de auteur eenmaal een positie heeft verworven in het literaire veld. Helaas is het essay niet alleen erg kort, maar heeft Hyde weinig aandacht voor de rol die The English Review als medium speelde in het succes van Lawrence.
Van de zeventien essays zijn er vier die Fords redacteurschap van The English Review en transatlantic review centraal stellen. Het hoofdstuk van Stephen Rogers vormt een uitstekende introductie voor iedereen die meer wil weten over transatlantic review (1924). Rogers belicht onder andere de commerciële druk die Ford voelde en duidt de Europese identiteit van het tijdschrift. Andrzej Gasiorek, redacteur van het elektronische tijdschrift Modernist Cultures, presenteert een boeiende analyse van Fords internationale ambities als redacteur van transatlantic review. Hij toont aan hoe het tijdschrift bijdroeg aan de culturele reconstructie van Europa na de Eerste Wereldoorlog. Elena Lamberti's hoofdstuk laat zien hoe transatlantic review, ‘the bringer of America to Europe’, getuigde van de opkomende Amerikanisering in Europa rond 1924. Het hoofdstuk richt zich op de sleutelrol die Ernest Hemingway speelde als Fords assistent-redacteur. Nora Tomlinson analyseert de financiële situatie van The English Review aan hand van informatie over sponsoren, salarissen, productiekosten en verkoopcijfers - een ingewikkelde klus, gezien het feit dat een groot deel van het materiaal tijdens de oorlog en door brandschade verloren is gegaan. Aan hand van het materiaal dat er nog is en correspondentie van contribuanten, literair agent J.B. Pinker en Fords minnares Violet Hunt krijgt de lezer toch een aardig beeld van hoe het tijdschrift in financieel opzicht functioneerde. Tomlinsons conclusie - dat Ford de controle