literatuur (primaire teksten en beschouwingen), beeldende kunst, architectuur, muziek, dans en toneel. Zóveel kunsten in één tijdschrift - wat kan een cultuurhistorisch georiënteerde lezer nog meer wensen? Het leesplezier wordt nog vergroot doordat het blad prachtig is geïllustreerd. Om het tijdschrift in te zien is een gang naar de bibliotheek of het antiquariaat niet nodig, want alle vijftig jaargangen - 50.000 pagina's - zijn sinds januari 2008 online te lezen (www.elseviermaandschrift). De inhoud is doorzoekbaar op woorden, auteur, titel, illustrator, onderschrift bij afbeeldingen, jaar, deel en aflevering. Een werkelijk voorbeeldige digitale publicatie!
4. van welk tijdschrift betreurt u de ondergang het meest?
In de winter van 1959, aan het begin van mijn eerste studiejaar in Amsterdam (colleges rechten aan de UvA, maar vooral cello studerend bij Tibor de Machula) nam ik een abonnement op het Duitse tweemaandelijkse tijdschrift voor literatuur, muziek en schilderkunst blätter + bilder. Elk nummer was een feest: het bevatte vooral teksten van schrijvers, componisten en schilders, en daarnaast korte beschouwingen over hun werk. blätter + bilder publiceerde teksten van schrijvers als Brendan Behan, Djuna Barnes, Jorge Luis Borges, Jean Genet, Henri Michaux, Adriaan Morriën, Vladimir Nabokov, Cesare Pavese en Nelly Sachs, van de componisten Hans Werner Henze, György Ligeti, Luigi Nono en Bernd-Alois Zimmermann en van beeldende kunstenaars als Eduardo Paolozzi, Jackson Pollock en Antonio Tàpies. Onderlinge relaties tussen de kunsten kwamen vaak ter sprake. Tot mijn grote verdriet verdween het tijdschrift in de winter van 1961 van het toneel. De veertien verschenen nummers horen tot de kostbaarste schatten van mijn boekenverzameling.
5. wat is uw professionele relatie met tijdschriften?
Naar de geschiedenis van een afzonderlijk tijdschrift heb ik één keer intensief onderzoek gedaan. Dat betrof de Musikblätter des Anbruch, een tijdschrift voor moderne muziek dat tussen 1919 en 1937 in Wenen werd uitgegeven. Het resultaat van dit onderzoek was een Engelstalige bijdrage die in 1994 werd gepubliceerd in: Avant Garde Critical Studies, vol. 9 (Reviews, Zeitschriften, Revues), ed. Sophie Levie.
6. wat was uw grootste of meest bijzondere tijdschriftgerelateerde vondst?
Als het om vondsten gaat, kan ik met de woorden ‘grootst’ en ‘meest bijzonder’ niet zo goed uit de voeten. Eerder zie ik wat in het woord ‘opwindend’. De meest opwindende vondst deed ik tijdens een onderzoek naar de opvoering en receptie van de opera Salome van Richard Strauss in Nederland. Ik richtte mij toen (1988) speciaal op de curieuze, in het Italiaans gezongen opvoering van het werk door de Nederlandse Opera Italiana in 1907, onder leiding van niemand minder dan de componist zelf. Recensies waren er te over, maar iconografische documenten ontbraken geheel. Totdat ik op bronnen stuitte, waarop tot dan toe door niemand acht was geslagen: populaire geïllustreerde tijdschriften als Eigen Haard, De Week, Het Leven en De Prins. De daarin gepubliceerde scènefoto's en