Vitae alle vormen van geboorteregeling verbood, met uitzondering van volledige en periodieke onthouding, was dit een grote tegenslag voor veel gelovigen. Doorkijk hield een enquête onder 1300 leden. Hieruit bleek dat het merendeel (91,3%) vóór geboorteregeling was. 89,1% achtte het bovendien in overeenstemming met het katholiek zijn ‘om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor iedere vorm van huwelijksbeleving’.
Ondanks de duidelijke katholieke signatuur was Doorkijk progressief. Libelle en Margriet hielden zich als commerciële bladen ver van politiek en religie. Doorkijk probeerde juist invloed uit te oefenen; voor nieuwe vrouwbeelden in de kerk en de opkomende feministische beweging was volop aandacht.
Het is jammer dat Hülsken de inhoudelijke verschillen tussen de onderzochte tijdschriften wel beschrijft, maar dat haar verklaring ervoor niet verder gaat dan ‘verschillen in doelstellingen, omvang en verschijningsvorm’. Het blijft nu een onbeantwoorde vraag hoe het mogelijk is dat van de onderzochte tijdschriften juist het meest katholieke tijdschrift het meest progressief is. Hoe kon dit tijdschrift dat onder de vleugelen van de kerk verscheen, zo open publiceren? En waar kwamen de moderne opvattingen van de redactie vandaan? Kregen ze daarbij ook steun of backing van anderen binnen de kerk?
Het laatste deel van het proefschrift is gewijd aan interviews met vijfentwintig lezeressen van vrouwenbladen. Hiermee beoogt Hülsken de invloed van de tijdschriften te achterhalen. Het gaat haar om de betekenis die vrouwenbladen en hun inhoud hadden voor de lezeressen. Betekenisgeving is daarbij opgevat als ‘de plaats die de geïnterviewden [eraan] gaven in hun kennis en wereldbeeld’ (142). De betekenis van Beatrijs, Libelle en Margriet was heel divers. Ontspanning was de meest genoemde functie, maar ook de mogelijkheid tot ontwikkeling werd genoemd. Het vrouwenblad was met name voor vrouwen van het platteland een middel om op de hoogte te raken van trends op het gebied van mode, huishoudelijke zaken en opvoeding. Doorkijk werd veel minder als een ‘vriendin’ gezien en het lezen ervan voelde als een soort huiswerk.
Opmerkelijk is, dat de lezeressen zich herinnerden dat de tijdschriften in de jaren vijftig en zestig niet over geboorteregeling schreven. Op hun beslissingen over geboorteregeling hadden de vrouwentijdschriften Beatrijs, Libelle en Margriet niet of nauwelijks invloed. Wat betreft dit soort levensvragen lieten ze zich niet door de tijdschriften sturen. Hülsken stelt dat de lezeressen op dit gebied geen informatie meer nodig hadden. Deze informatie werd verkregen via literatuur, voorlichtingsboeken en -avonden, kennissen, de huisarts, radio en kranten. Ook militaire dienst werd regelmatig genoemd als een plek waar informatie over geboorteregeling werd verkregen. De geïnterviewde vrouwen in de jaren vijftig en zestig deden al voordat de bladen erover schreven aan geboortebeperking. Dit geeft volgens Hülsken aan dat de invloed van de tijdschriften beperkt was. Op dit terrein hadden ze beslist geen motorfunctie. Ook de invloed van de katholieke kerk op het krijgen van kinderen was veel minder groot dan uit het boek van Kerklaan valt op te maken.
De hoofdstukken met interviews en portretten van geïnterviewden vormen plezierige leeskost. Toch heb ik twijfels