Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2007 (nrs 21-22)
(2007)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
OnderzoeksberichtenWisselende verhoudingen in het literaire systeem. Een systeemtheoretisch onderzoek van de receptie van Vlaamse literatuur in de Nederlandse literaire kritiek en van Nederlandse literatuur in de Vlaamse literaire kritiek tussen 1980 en 1995.Floor van Renssen onderzoekt de receptie van Vlaamse literatuur in de Nederlandse literaire kritiek, in het kader van het vnc-project Wisselende verhoudingen in het literaire systeem. Een systeemtheoretisch onderzoek van de receptie van Vlaamse literatuur in de Nederlandse literaire kritiek en van Nederlandse literatuur in de Vlaamse literaire kritiek tussen 1980 en 1995. Dit project is een samenwerking tussen de Radboud Universiteit Nijmegen en de Katholieke Universiteit Leuven, onder leiding van de promotoren prof. dr. Anja de Feijter en prof. dr. Hugo Brems. In Leuven is Ben Van Humbeeck aangesteld als junior-onderzoeker. Looptijd van het project is januari 2005 tot einde 2009. In het project staat de vraag centraal welke ontwikkelingen zich voordoen in het Nederlandstalige literaire systeem tussen 1980 en 1995. De interactie tussen Nederland en Vlaanderen wordt in kaart gebracht aan de hand van kritiek en uitgeverij. Rond 1980 zouden de verhoudingen tussen Nederland en Vlaanderen op het terrein van de literatuur op een dieptepunt zijn beland. In het midden van de jaren tachtig zou daar verandering in komen: als gevolg van ontwikkelingen in de wereld van de uitgeverij zouden er steeds meer Vlaamse auteurs hun werk in Nederland gaan uitgeven, waardoor Vlaamse auteurs ook gaan functioneren in Nederland. Aan de hand van systematisch onderzoek van de verschuivingen in de aandacht voor Vlaamse literatuur in Nederlandse dag- en weekbladen wordt nagegaan of er sprake is van toenemende integratie van de Vlaamse en Nederlandse literatuur vanaf midden jaren tachtig, en of deze zich voortzet in de jaren negentig.
Floor van Renssen Radboud Universiteit Nijmegen Promotor: prof. dr. F.J.M. de Feijter Looptijd: 2005-2009 e-mail: f.vanrenssen@let.ru.nl | |
[pagina 66]
| |
The Best Intentions: Literary Criticism in the Netherlands 1945-2005Binnen het door nwo gefinancierde programma The Best Intentions: Literary Criticism in the Netherlands 1945-2005 zijn Yvette Linders en Esther Op de Beek onlangs gestart met hun promotieonderzoek aan de Radboud Universiteit. In dit project staan de ontwikkelingen in het gebruik van argumentatie in de naoorlogse Nederlandse literaire kritiek centraal. Op korte termijn zal de projectgroep nog worden aangevuld met een postdoc op het terrein van de moderne Nederlandse letterkunde. Esther Op de Beek zal als letterkundige literair-historisch bronnenonderzoek doen naar literatuurkritieken in dag- en weekbladen in de periode 1945-2005. Yvette Linders is gespecialiseerd in de taalbeheersing van het Nederlands en zal zich richten op argumentatiepatronen in de literaire kritieken. Zij ontwikkelt een analyseinstrument waarmee de argumentatie in recensies uit de naoorlogse Nederlandse literatuurkritiek in kaart kan worden gebracht. In de eerste onderzoeksfase zorgen de promovendi gezamenlijk voor een methode waarmee een corpus kan worden aangelegd van metakritische passages (uitspraken van een recensent over de functie van de literaire kritiek en/of de kritische praktijk) en postulatieve passages (uitspraken van een recensent over zijn of haar beoordelingscriteria) uit de recensies. In een tweede fase van onderzoek worden de ontwikkelingen en fluctuaties in de argumentatiestrategieën geanalyseerd. Yvette Linders bekijkt dan verschuivingen in argumentatiepatronen aan de hand van enkele polemieken in de geschiedenis van de literatuurkritiek. Esther Op de Beek analyseert het eerder aangelegde corpus met metakritische en postulatieve passages op verschuivingen in literaire waardeoordelen. In deze fase worden waar nodig literaire tijdschriften in de analyse betrokken. Vragen die dan centraal staan zijn: welke topics domineerden de kritische debatten en polemieken in de betreffende periode? Welke waarderingsregels speelden een rol? Welk fundament hadden deze waarderingsregels? Welke ontwikkelingen, verschuivingen of veranderingen zijn te zien in gebruikte argumenten, strategieën en fundamenten? Het project zal resulteren in onder meer twee afzonderlijke proefschriften, die bouwstenen leveren voor een hoger doel: een geschiedenis van de naoorlogse Nederlandse literaire kritiek. | |
[pagina 67]
| |
Deze geschiedenis zal geschreven worden door prof. dr. Joosten.
Yvette Linders en Esther Op de Beek Radboud Universiteit Nijmegen Promotores: prof. dr. Jos Joosten en prof. dr. Peter-Jan Schellens Looptijd: 2007-2011 e-mail: y.linders@let.ru.nl; e.opdebeek@let.ru.nl | |
De ontwikkeling van de lokale pers in kranten en pamfletten, 1813-1899Aan het begin van de negentiende eeuw waren pamfletten het voornaamste platform voor lokaal nieuws en debat in Nederland. Tegen het einde van die eeuw was niet langer het pamflet, maar de krant de primaire bron voor lokaal nieuws. De krant heeft ergens in de negentiende eeuw deze rol van het pamflet overgenomen. Over die ontwikkeling en de relatie tussen beide media is tot op heden niet veel bekend. Dit proefschrift neemt de relatie tussen de lokale krant en het pamflet onder de loep. Ik verdedig de stelling dat auteurs die eerst in pamfletten schreven gedurende de negentiende eeuw overstapten naar de krant en daarbij de stijl-, vorm- en inhoudsconventies die bij het pamflet hoorden met zich mee namen. De lokale nieuwsfunctie van het pamflet werd daardoor overgenomen door de krant. Met behulp van een kwantitatieve inhoudsanalyse wordt nauwgezet de inhoud van ruim 25.000 krantenartikelen en 1.800 pamfletten geregistreerd. Een vergelijking tussen twee Nederlandse steden ('s-Hertogenbosch en Groningen) maakt het tevens mogelijk om de regionale verschillen vast te stellen. Dit onderzoek maakt deel uit van het project ‘Het lange leven van het politieke pamflet’ van José de Kruif waarin op nationaal niveau wordt gekeken naar de relatie tussen kranten en pamfletten in de negentiende eeuw.
Rutger de Graaf Universiteit Utrecht Promotores: Prof. dr. Ido de Haan, Prof. dr. Joost Kloek, dr. José de Kruif Looptijd: 2005-2009 e-mail: rutger.degraaf@let.uu.nl | |
[pagina 68]
| |
De fatale wentelgang der wereld. Cultuurkritiek en cultuurtransfer in Nederland in het interbellum‘Meisjesinternaat’ (Von der Dunk), ‘de slaapwandeling’ (Daalder) of ‘de provincie van Europa’ (Van Wessem); het interbellum in Nederland is getypeerd met een reeks mooie metaforen. Volgens deze hardnekkige voorstellingen zou Nederland, als een soort gezapige, preutse, conservatieve en argeloze uithoek van Europa, pas in mei 1940 hebben kennisgemaakt met de moderniteit. Uit enkele recente studies is echter gebleken dat de stelling dat Nederland ingrijpend afweek van het Europese moderniseringsproces niet langer houdbaar is.Ga naar voetnoot1. Eveneens zijn de laatste jaren nieuwe visies op de verzuiling als ‘anti-modern verschijnsel’ en op de Nederlandse neutraliteit tijdens de ‘oercatastrofe van de twintigste eeuw’ ontstaan. De Nederlandse ervaring met de moderniteit in het interbellum was kortom beduidend complexer dan voorheen werd aangenomen. In deze studie wordt deze moderniteitsbeleving onderzocht door een reconstructie van cultuurkritiek in Nederlandse tijdschriften. Cultuurkritiek kan worden gedefinieerd als de kritische overdenking van de aard, de waarde en de ontwikkeling van de heersende cultuur of cultuur in het algemeen.Ga naar voetnoot2. Net zoals elders in Europa waren het in Nederland vooral de intellectuelen, wetenschappers en kunstenaars die reflecteerden op het eigen tijdsgewricht, de eigen cultuur diagnosticeerden en haar bedreigingen in kaart brachten. Tijdschriften zoals De Stem, Forum, Opbouw of De Gemeenschap fungeerden daarbij als belangrijke fora, zowel om de eigen beschouwingen te publiceren als om te reageren op de opvattingen van anderen. Niet alleen de crisisbeleving zoals die verwoord werd door Nederlandse cultuurcritici staat in deze studie centraal, maar ook de manier waarop Nederlandse culturele woordvoerders cultuurkritiek van buitenlandse auteurs recipieerden. Deze receptie wordt bestudeerd aan de hand van het concept cultuurtransfer. | |
[pagina 69]
| |
De cultuurtransfer analyseert tegelijkertijd verschillende cultuurgebieden door de interculturele contacten en kruisingen - die vaak in de periferie van een cultuursysteem worden gesitueerd - voorop te stellen. De culturele transfer wordt hierbij niet opgevat als een eenduidige overdracht, maar als een proces van ‘acculturatie’ of creatieve ‘omduiding’, waarbij cultuurvormen van elders een nieuwe plaats, functie en inhoud krijgen binnen het ontvangende cultuurgebied. In deze studie ligt de nadruk dan ook op de toe-eigening en vertaling van cultuurkritiek van bijvoorbeeld Oswald Spengler, Julien Benda of José Ortega y Gasset naar de Nederlandse context. Door deze aanpak wordt het Nederlandse cultuurkritische vertoog in de grotere, transnationale context van het Europese moderniteitsdebat en Europese culturele heroriëntatie van na de Eerste Wereldoorlog geplaatst.
Marjet Brolsma Universiteit van Amsterdam Promotores: prof. dr. Frits Boterman en prof. dr. Michael Wintle Looptijd: 2006-2011 e-mail: m.brolsma@uva.nl | |
Gerard Reve en het schrijverschap; literaire reputatievorming, massificatie en mediatisering 1947-1998.Gerard (dan nog: Simon van het) Reve verwerft zich in 1947 met zijn roman De avonden onmiddellijk een reputatie binnen een kleine kring van ingewijden. Voor zijn eerste uitgegeven werk, dat een stortvloed van recensies oplevert, krijgt hij de Reina Prinsen Geerligsprijs en het toonaangevende literaire tijdschrift Podium wijdt een heel nummer aan het bespreken van de roman. De auteur wordt binnen het literaire veld onmiddellijk gezien als ‘stem van de nieuwe generatie’. Men verwacht van de jonge schrijver een intellectuele bijdrage aan de wederopbouw. Vanaf het begin heeft Reve zich over deze verwachtingen beklaagd. Anders dan zijn generatiegenoten W.F. Hermans en Harry Mulisch houdt Reve afstand van het literaire circuit en zijn mores. Vanaf het einde van de jaren vijftig zal hij zich gaan manifesteren op een voor literatoren onconventionele, bijna commerciële wijze - een keuze die door collegaschrijvers als regelrechte provocatie wordt gezien. Met name Reves televisieoptredens doen stof opwaaien: hier betreedt een gerespecteerd schrijver | |
[pagina 70]
| |
een nieuw medium dat van meet af aan niet met literatuur geassocieerd wordt. Reve wordt een publieke persoonlijkheid, niet binnen de kleine kring van de literatuur, maar ten overstaan van het hele volk. De publieke manifestatie van Reve neemt vanaf het einde van de jaren vijftig steeds radicalere vormen aan. Zijn optreden is een voortdurend breken met het scenario van literaire reputatievorming zoals dat door cultuursociologen als Pierre Bourdieu is gereconstrueerd. Ondanks deze ‘onmogelijke’ positie werd en wordt Reve alom gezien als een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers van na de Tweede Wereldoorlog - wat eens te meer bleek uit de overweldigende media-aandacht na het overlijden van de schrijver in april 2006. Deze (schijnbare) paradox zegt iets over het schrijverschap van Gerard Reve, maar meer nog over de invloed van veranderingen die zich de afgelopen decennia voltrokken hebben in de functie van literatuur binnen de maatschappij. Zo is het lezerspubliek sterk gegroeid en van samenstelling gewijzigd (massificatie). Grotere groepen hebben toegang tot de hogere cultuur. Maar omdat tegelijkertijd de lagere cultuur aan betekenis heeft gewonnen is het soortelijk gewicht van hogere cultuuruitingen zoals de literatuur drastisch verminderd. Niet langer is literatuur een bezigheid voor een kleine, geprivilegieerde groep intellectuelen. Nieuwe media als radio en televisie, glossy's, dag- en jongerenbladen zijn een steeds belangrijker rol gaan spelen in literaire reputatievorming (mediatisering). In dit onderzoek worden Reves schrijverschap en de reacties daarop geanalyseerd, in het licht van de massificatie en mediatisering van de literatuur in de tweede helft van de twintigste eeuw. Hoe anticipeert Reve op het veranderend literatuurbegrip in de onderhavige periode? Hoe wordt daar door collega-schrijvers en critici op gereageerd? En wat zegt dit alles over de houding van literatoren ten opzichte van de demografische en culturele ontwikkelingen die de condities waaronder zij moeten werken bepalen?
Edwin Praat Universiteit van Amsterdam Promotor: prof. dr. Th. Vaessens looptijd: 2006-2010 e-mail: e.praat@uva.nl |
|