Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2005 (nrs 17-18)
(2005)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Acta Semi-Eruditorum: de lotgevallen van een ‘anti-tijdschrift’
| |
[pagina 27]
| |
Acta ook Deutsche Acta Eruditorum, maar dat was slechts een lapmiddel. Funest voor de Acta, of ze nu in het Latijn of het Duits waren geschreven, was de geleidelijke verandering van het geleerdenbeeld, met name onder invloed van het nieuwe natuurwetenschappelijke denken. De oude, in wezen filologisch georiënteerde geleerde, de polyhistor, die zich, onverschillig of hij nu medicus, jurist, filoloog of theoloog was, in het wetenschappelijk bedrijf vooral op autoriteiten, vaak zelfs nog uit de klassieke oudheid, beriep, had langzamerhand afgedaan. In zijn plaats kwam de empirische onderzoeker die zich op het experiment baseerde en de autoriteit, als die er al was, kritisch toetste. Deze veranderingen, die voor het Duitse taalgebied kort na 1700 in feite een omslag in het denken markeerden, gingen aan de Acta goeddeels ongemerkt voorbij. De geleerde van het oude stempel werd steeds meer gezien als een pedant of, erger nog, als een charlatan. Een mijlpaal was in dat verband al de rectoraatsrede De pedantismo geweest die de jurist Ulrich Huber in 1677 te Franeker had gehouden en die in de Duitse Landen intensief werd gerecipieerd. Het is veelzeggend dat Johann Burkhard Mencke, zoon en opvolger van de eerste Acta-redacteur Otto Mencke, in 1715 weliswaar een betoog publiceerde met de titel De charlataneria eruditorum, maar dat hij de tekenen des tijds evenmin wist te duiden. De Acta Eruditorum werden steeds meer het symbool van conservatisme en wetenschappelijke oubolligheid. Tegen de Acta als symbool, tegen dat wat het tijdschrift van de geleerden uit Leipzig belichaamde, richtte zich in de eerste decennia van de achttiende eeuw een uiterst bescheiden periodiekje, dat op de golven van de beroering lijkt mee te liften die het verschuivende beeld van de geleerde en de geleerdheid in de Duitse Landen teweeg bracht. De titel is programmatisch: Acta Semi-Eruditorum of, zoals het titelblad van het allereerste nummer preciseert: ‘Kurtzer Auszug aus denen Halb gelehrten Schrifften und Chartequen mit welchen die Buchläden ausstaffiret.’Ga naar eind5 Van de Acta Semi-Eruditorum verschenen maar twee jaargangen met ieder twee nummers, de eerste in 1709, de tweede negen jaar later, in 1718. De nummers van de eerste jaargang beslaan, inclusief titelblad en voorwoord, respectievelijk anderhalf en twee fascikels in octavo, waarmee ze op in totaal 56, ongenummerde, pagina's komen. De tweede jaargang is meer dan twee keer zo dik en omvat, afgezien van de titelgravure, naast de twaalf ongenummerde bladzijden voor titelblad en voorwoord 143 pagina's, eveneens in octavo. Plaats van verschijnen en uitgever | |
[pagina 28]
| |
zijn niet aangegeven; op grond van de herkomst van de besproken werken valt evenwel aan te nemen dat het tijdschrift in Noord-Duitsland, vermoedelijk in Saksen, wellicht in Leipzig of Dresden, van de pers moet zijn gekomen. Over de auteur valt evenmin iets te zeggen. De Bibliotheca Germanorum Erotica et Curiosa noemt voor de tweede jaargang in dit verband de naam M. Strauss,Ga naar eind6 maar geeft niet aan waarop dit vermoeden stoelt en verschaft geen nadere gegevens, zodat de betrokkene niet te identificeren valt. De Acta Semi-Eruditorum waren zeker geen tijdschrift in de traditionele zin van het woord, met een redactie en een veelheid aan medewerkers. Ze lijken het werk van één persoon te zijn, per jaargang althans, want tussen die van 1709 en die van 1718 zijn duidelijke verschillen aan te wijzen, en niet alleen van stilistische aard. De eerste jaargang heeft iets satirisch en iets ongrijpbaars. De artikelen gaat het er niet om het besproken werk als geheel recht te doen; ze richten hun pijlen veeleer op één zwak punt, dat dan op zijn beurt weer in een context wordt geplaatst die het kader van het werk ver overstijgt. Ook de twee voorwoorden geven hier weinig houvast; ze preluderen op het thema ‘Mundus vult decipi’ - de wereld wil bedrogen worden. Met het aan de kaak stellen van nutteloze werken moet worden voorkomen dat deze het onderwerp worden van zinloze maatschappelijke discussies of dat geleerden zich op kosten jagen, al hebben ook deze werken vaak toch nog wel wat zinnigs in zich: Doch gedencke hiebey nicht/ Mein Leser/ als ob ich dir solche und denen Gelehrten gantz und gar unnütze Schrifften in diesen Actis wolte vor Augen legen/ sondern du wirst befinden/ daß noch in mancher der klahre Kern stecke/ obgleich unter einen grossen Hauffe/ öfters sehr viel dobe Nüsse pflegen mit unter zu lauffen. Ich nenne sie aber darum Acta Semidoctorum, weil alle diese Chartequen ein Hochgelehrter gar wohl entbehren kan und nicht nöthig hat/ selbige zu kauffen/ er müste sie denn zu etwas sonderbahres und geheimes gebrauchen wollen.Ga naar eind7 Dat lijkt enigszins een relativering, maar de Acta Semi-Eruditorum blijven hard: mocht de halfgeleerde auteur van zo'n werk een weerwoord wagen, dan kan hij op geen clementie rekenen en zullen al zijn zwakke punten zonder enige terughoudendheid publiek worden gemaakt: | |
[pagina 29]
| |
Solte aber ein getroffener DuodetsScribent ins künfftige darüber das Krieblen und Krablen im Leide und Feder bekommen/ werde ich Ihm zwar ein recept von Pillen verschreiben/ dem klugen Leser aber von der Kranckheit des Patienten selbst judiciren laßen.Ga naar eind8 De twaalf werken die in de eerste jaargang aan bod komen, zijn, ondanks hun vaak avontuurlijke titels, zeker niet fictief, zoals eventueel bij een satire te verwachten zou zijn, maar allemaal bibliografisch traceerbaar. De luchtkastelen van Lodewijk xiv, de roof van de Sabijnse maagden en de ten onrechte in twijfel getrokken deugd van de bewoonsters van Leipzig zijn enkele van de thema's, maar ook een politieke satire met de titel ‘De toestand van Luilekkerland’Ga naar eind9 en een gemoderniseerde versie van de Grobianus-stof,Ga naar eind10 een overbodig boek, aldus de auteur, omdat honnête mensen zich sowieso niet dusdanig zouden misdragen.Ga naar eind11 Serieuzer zijn onder meer de uitweidingen over een bundel briefmodellen van Christian Juncker,Ga naar eind12 rector van het gymnasium in Eisenach, die zijn leerlingen de kunst van het schrijven van galante brieven meende te moeten bijbrengen,Ga naar eind13 en over een verhandeling van de jurist Schurtzfleisch over de aanspraken van de Duitse keizers op Italië, al had, wat de auteur van de Acta Semi-Eruditorum betreft, de actuele politieke situatie van het Duitse Rijk ook wel beschreven mogen worden.Ga naar eind14 De meeste aandacht besteedt de auteur aan een geschrift over de onontwikkelde boerenzoon Jürgen Müller uit het Pruisische dorpje Lindhorst die plotseling ging preken.Ga naar eind15 Hij beschouwt de casus Müller als een pathologisch fenomeen, waarbij allerminst de duivel in het spel is, wat hem tot de typisch verlichte eis brengt dat men niets aan de duivel moet toeschrijven voordat alle mogelijke natuurlijke oorzaken zijn uitgesloten.Ga naar eind16 Bovendien weet hij het geheel nog een pedagogische wending te geven door te stellen dat het onjuist is, eenvoudige geesten al met plastische voorstellingen van bijbelse gebeurtenissen te confronteren voordat hun verstand ontwikkeld is, aangezien dat uitwassen als die rond Müller in de hand zou werken.Ga naar eind17 Een dergelijke concreetheid en praktische toepassingsgerichtheid zijn voor de eerste jaargang van de Acta Semi-Eruditorum uitzonderlijk; in de tweede zijn ze in veel hogere mate aan te treffen.Ga naar eind18 Ook het voorwoord doet er hier echt toe: het definieert nauwkeurig wat niet-ontwikkelden, onverstandigen en halfgeleerden zijn. Tot de eerste categorie behoren bijvoorbeeld diegenen | |
[pagina 30]
| |
die niet werken aan de verbetering van hun karakter, niet christelijk en volgens de richtlijnen van de ratio leven en zich evenmin voor de maatschappij nuttig weten te maken.Ga naar eind19 Daarnaast geeft het voorwoord expliciet criteria aan voor de omgang met de te behandelen werken, die niet recht wordt gedaan, wanneer enkel en alleen, zoals in de eerste jaargang vaker lijkt te zijn gebeurd, een blik op het voorwoord wordt geworpen. Ze moeten nauwkeurig en in hun geheel worden doorgelezen, wat eraan bekritiseerd wordt, moet met citaten worden onderbouwd, en voorstellen tot wijziging of verbetering moeten worden gemotiveerd: Bey Recensirung ist nicht genug die Vorrede durchzulesen/ und darauff als ein Dictator und infallibilis papa den Ausspruch zu machen: diese Schrifft ist unnütz und ungeschickt verfertiget: Nein/ man muß das Buch selbst mit Bedacht durchlesen/ dabey wohl acht haben/ ob es alles gründlich/ ordentlich/ deutlich und wahrhafft geschrieben/ ob auch Gall und Gifft unter dem Honig verborgen/ ob es auch zur Besserung des Menschen/ zur äusserlichen/ leiblichen/ innerlichen/ geistlichen und ewigen Glückseeligkeit in der That was beyträget/ oder sonst die Wissenschafften in die Höhe bringet u.s.f. Befindet man/ daß es diejenigen Criteria nicht hat/ die ein gutes Buch haben soll/ und dasjenige nicht betrachtet worden/ was man billig hätte bemercken sollen/ thut man sehr wohl wenn man es durch die vorkommenden Passagen beweiset: Will man bey Anführung derselben und Entdeckung der Irrthümer und Fehler zugleich ihre Verbesserung setzen und zeigen/ wie es hätte geschickter können ausgeführet werden/ was man vor Bücher dabey hätte können aufschlagen u.s.f wird es angenehmer zu erwegen seyn.Ga naar eind20 De genoemde criteria worden ook daadwerkelijk gehanteerd: de recensent stelt steeds het hele boek voor en maakt aan de hand van citaten duidelijk waarop zijn kritiek stoelt. Telkens weer wordt geconstateerd dat het bij halfgeleerde auteurs aan het judicium, het vermogen tot kritisch oordeel en tot zelfkritiek, te enen male schort.Ga naar eind21 De geleerde daarentegen kan niet zonder het judicium, dat naast zijn vakkennis het doorslaggevende kenmerk van zijn geleerdheid is.Ga naar eind22 Binnen de twaalf artikelen is ook veel duidelijker een lijn te herken- | |
[pagina 31]
| |
nen dan in de eerste jaargang: Duitstalige literatuur, met name poëzie, en geleerde disputen, vooral op het gebied van de oude letteren, de rechtsgeleerdheid en de theologie, vormen de hoofdmoot. In de laatstgenoemde categorie moeten, zo luidt de stelregel, bescheidenheid en terughoudendheid, met andere woorden een hoge mate van honnêteté, in acht worden genomen. Voor de recensent impliceert dat bovenal onpartijdigheid.Ga naar eind23 Voor de poëzie is het galante karakter klaarblijkelijk de hoogste maatstaf.Ga naar eind24 Wat de recensent in dit verband onder ‘galant’ verstaat, wordt niet echt duidelijk; aan de ene kant verwijst hij naar de traditie van (laat-)barokke dichters als Daniel Casper von Lohenstein, Christian Hoffmann von Hoffmannswaldau, Heinrich Mühlpfort, Christian (of toch Andreas?) Gryphius, Heinrich Anselm von Ziegler und Kliphausen, Benjamin Neukirch en Erdmann Neumeister, aan de andere kant noemt hij elementaire verstechnische aspecten als het samenvallen van woord- en versaccent en de constructie.Ga naar eind25 Aan de ware dichter, de galante dus, worden hoge eisen gesteld; hij moet buitengewoon ijverig en volhardend in de kunst zijn, maar daarnaast ook een poeta doctus.Ga naar eind26 Hoe geleerd een dichter ook moge zijn, tussen hem en de geleerde bestaat het fundamentele verschil dat voor de laatste de dichtkunst nooit hoofdbezigheid, maar steeds bijwerk dient te blijven: Ich lasse der Poesie die gebührende Hochachtung, und gönne ihr mit anderen Vernünfftigen eine Stelle unter den Theilen der Gelehrsamkeit, man kan sie zum Ruhm des Höchsten, zu einer Zufriedenheit des Gemüths, zu seiner und des Nechsten Erbauung und Ergötzlichkeit zum öffteren anwenden. Allein daß ich sie solte zu einem wesentlichen Hauptstück der Erudition machen, kan ich mich nicht überreden lassen. Es geben [sic!] viel Gelehrte denen niemand leicht die wahre Erudition absprechen wird, welche sich aber die Nägel zerbeissen würden, ehe sie einen Reim zu Papier brächten. Ich sehe die Poesie an als einen beliebten Zierath an einen Gelehrten als ein angenehmes πάρεργον desselben. Denn wer sie als ein beständig έργον und Hauptwerck treiben wolte, würde sehr lächerlich handeln.Ga naar eind27 De grenzen van de galante poëzie liggen bij de geestelijke literatuur, waar galanterie, net als mythologie en Franse woorden, niets te zoeken heeft, | |
[pagina 32]
| |
maar alleen de conformiteit met de Schrift als het Woord van God telt.Ga naar eind28 Even lijkt het er zelfs op dat hier het doel ook de meest gebrekkige middelen zou heiligen, als over Jesu Lebens-Lauff auf Erden, die een zekere Donati in 1676 in verzen op de markt had gebracht, wordt opgemerkt dat men hier niet over tekortkomingen op het vlak van rijm of perspicuitas moet vallen, omdat Jezus zelf ook gestamelde woorden weet te waarderen, als ze maar uit het hart komen, maar dat is ironisch bedoeld.Ga naar eind29 De auteur van de tweede jaargang van de Acta Semi-Eruditorum is ervan overtuigd dat in zijn tijd het hoogtepunt van de Duitse dichtkunst is bereikt, en zijn scherpe veroordeling van alle rijmelaars, ook van die met de beste bedoelingen, is er uiteindelijk op gericht om het niveau te handhaven en verval te voorkomen: Alle Künste und Wissenschafften haben nach dem gewöhnlichen Lauf menschlicher Sachen ihren Wachsthum und Abnahme, und wenn sie aufs höchste gestiegen seyn, pflegen sie allgemählich zu fallen. Eben dieses hat man gleichfalls zu besorgen bey der Vollkommenheit der Teutschen Poesie, zumahlen, da Hans omnis hierinnen gleichsam Meister zu spielen gedencket, da er doch wissen solte, daß nicht nur der Wille sondern auch die Natur und Ubung das beste thun müssen, und daß zwischen einem Poëten und Reimschmiede eben ein so grosser Unterscheid sey als zwischen einem Adler und Zaunkönige, zwischen einer Nachtigal und einem Sperling, zwischen einem Sackpfeiffer und erfahrnen Organisten.Ga naar eind30 Je zou de Acta Semi-Eruditorum een ‘anti-tijdschrift’ kunnen noemen. Het richt zich niet tegen de Acta Eruditorum als zodanig, maar veeleer - en goeddeels nog impliciet - tegen het wereldbeeld dat deze belichaamden, tegen de autoritatief-polyhistorische benadering van werkelijkheid en weten, in een tijd waarin empirisch onderzoek en kritisch denken in opmars waren. De Acta Semi-Eruditorum vooronderstellen een mondig publiek, ook buiten de incrowd van de Respublica Litteraria, vandaar ook dat ze nieuwe idealen als galanterie en honnêteté propageren. Het subtiele ligt daarin dat ze dat doen in de vorm van het polyhistorische geleerdentijdschrift, terwijl ze met de inhoud ervan de draak steken. De enige criticus die tegen de Acta Semi-Eruditorum in het geweer is gekomen, de al eerder genoemde Christian Juncker, die in 1709 onder | |
[pagina 33]
| |
pseudoniem de aanval op zijn brievenboek probeerde te pareren en het tegelijk ook voor de inmiddels overleden Schurtzfleisch opnam,Ga naar eind31 daarenboven in hetzelfde jaar in een tweede geschrift het tijdschrift en zijn uitgever als zodanig probeerde te diffameren,Ga naar eind32 nam het dekmanteltje serieus en onderkende niet, waar het werkelijk om ging. Hij was dan ook, veelzeggend genoeg, net als Schurtzfleisch overigens, medewerker van de Acta Eruditorum.Ga naar eind33 De Acta Semi-Eruditorum zijn een momentopname in het grote proces van de omslag in het denken die zich in de eerste helft van de achttiende eeuw in de Duitse Landen voltrok, en als zodanig verdienen ze, hoe klein ze ook waren, ook nu nog een beetje aandacht, omdat ze deelaspecten ervan uitvergroten en zo voor de cultuurhistoricus zichtbaar maken.
·> guillaume van gemert is hoogleraar Duitse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen |
|