Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 2003 (nrs 13-14)
(2003)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
[het archief]
| |
[pagina 44]
| |
land in belangrijke mate in en door de tijdschriften gestalte kreeg. De groei van de protestantse pers vanaf de jaren 1870 kan worden afgelezen aan de ruim drieduizend titels in de titellijst van de Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken die het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (hdc) op zijn internetpagina's presenteert. Het hdc werd opgericht in 1971 als een onderzoeksinstituut van de Vrije Universiteit dat zich richt op de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme na 1800. Het verzamelen, ordenen en beschrijven van archieven en periodieken vormt een kerntaak van het documentatiecentrum. De zeer omvangrijke collecties tijdschriften en archieven (van personen, families en politieke, maatschappelijke en culturele organisaties) liggen aan de basis van een groot deel van het onderzoek naar het georganiseerde protestantisme, zoals blijkt uit de studies die in eigen beheer door het documentatiecentrum en in samenwerking met het Boekencentrum (Zoetermeer), uitgeverij Kok (Kampen), uitgeverij Verloren (Hilversum) en de vu Uitgeverij (Amsterdam) op de markt worden gebracht. Behalve wetenschappelijke boekpublicaties verzorgt het documentatiecentrum de uitgave van twee periodieken: het Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800 en het Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800. Wie deze boekenreeksen en tijdschriften doorneemt komt al snel tot de ontdekking dat tijdschriftonderzoek een voorname rol speelt in de activiteiten die het documentatiecentrum initieert en ondersteunt. De omvangrijke en groeiende periodiekencollectie die het documentatiecentrum herbergt blijkt een rijke bron voor zeer uiteenlopend onderzoek. Op basis van de bnpp en de archiefcollectie kon bijvoorbeeld een deelgeschiedenis van het dagblad Trouw worden geschreven.Ga naar eind2. De collectie omvat zowel dag- en weekbladen, wetenschappelijke en literaire tijdschriften en geïllustreerde weekbladen als omroepbladen, kerkelijke periodieken en verenigingsbladen. Zonder inventarisatie, ontsluiting en bestudering van deze periodieken zou de geschiedenis van het Nederlands protestantisme nauwelijks geschreven kunnen worden. Dat besef drong in de jaren tachtig geleidelijk door in het wetenschappelijk onderzoek. Bestond er in de beginjaren van het documentatiecentrum nog weinig belangstelling voor de tijdschriftencollectie, medio jaren tachtig groeide onder historici de interesse voor het tijdschrift als bron | |
[pagina 45]
| |
en object van onderzoek en werd de beschrijving en ontsluiting van de periodiekencollectie een speerpunt in de activiteiten van het documentatiecentrum. Als men de geschiedenis van het protestantisme in de negentiende en twintigste eeuw niet uitsluitend wilde schrijven aan de hand van de ‘grote voormannen’ als Groen van Prinsterer, Kuyper en Colijn, maar ook de bredere maatschappelijke groepen en de gewone vrouw en man in de aandacht betrekken, dan was bestudering van de tijdschriften onontbeerlijk. Sinds 1988 werkt het documentatiecentrum aan een Bibliografie van Nederlandse Protestantse Periodieken (bnpp). De inventarisatie leverde tot op heden 3364 tijdschrifttitels op, waarvan er op dit moment (voorjaar 2003) 855 bibliografisch beschreven zijn in de vorm van uniforme autopsieformulieren. Dat houdt in dat de tijdschriftafleveringen worden beschreven op basis van inzage van die nummers zelf. De tijdschriften worden ingedeeld in vijf categorieën: I. Dag-, week- en opiniebladen; II. Cultuur en recreatie; III. Kerkelijk en godsdienstig leven; IV. Opvoeding en onderwijs; V. Politiek, stand- en vakorganisaties. Ieder formulier bevat tweeëntwintig rubrieken: titel, ondertitel, categorie, verschijningsdata, eigenaar, uitgever, drukker, plaats van uitgave, verschijningsfrequentie, omvang per jaargang, formaat, oplage, prijzen, foto's, tekeningen, redactie, medewerkers, speciale nummers, bibliografische geschiedenis (voorgangers en opvolgers), | |
[pagina 46]
| |
autopsie, vindplaatsen en secundaire literatuur. De bibliografische ontsluiting wordt verricht door een groep gedreven en gekwalificeerde vrijwilligers die voor kortere of langere tijd aan het project verbonden zijn. De ontsluiting richt zich niet enkel op de periodieken die zich in de collectie van de vu bevinden, maar ook op het protestantse periodiekenbezit van diverse Nederlandse bibliotheken en andere bewaarplaatsen. Voor opname in de bibliografie komen die tijdschriften in aanmerking die in Nederland werden uitgegeven door of voor Nederlandse protestanten en die een verschijningsfrequentie van ten minste twee maal per jaar hadden, zonder van tevoren vastgestelde einddatum. Ook met deze scherpe criteria stuiten de bibliografen op tijdschriften die geleidelijk hun protestantse signatuur hebben aangenomen of afgelegd en waarvan het moeilijk is te bepalen of ze voor opname in aanmerking komen. Tijdschriften doen nu eenmaal niets liever dan veranderen. Het bnpp-project beoogt al deze protestantse periodieken van een uitgebreide bibliografische beschrijving te voorzien.Ga naar eind3. Het bnpp-project is opgezet in nauw overleg met het Katholiek Documentatie Centrum van de Katholieke Universiteit Nijmegen, waar sinds 1973 wordt gewerkt aan de Bibliografie | |
[pagina 47]
| |
van Katholieke Nederlandse Periodieken (bknp).Ga naar eind4. Drie verschillen tussen beide projecten springen meteen in het oog. Terwijl de bknp aanvankelijk door één bibliograaf (Otto Lankhorst) werd uitgevoerd, worden de beschrijvingen voor de bnpp vervaardigd door een groep van ongeveer 25 vrijwillige medewerkers, veelal afkomstig uit de ‘achterban’ van de vu, die op locatie werken in archieven en bibliotheken. In tegenstelling tot de bibliografische beschrijvingen in de bknp bevatten de lemma's in de bnpp geen karakterisering van de aard en inhoud van het beschreven tijdschrift. En terwijl de bknp in vijf dikbedrukte boekdelen verschijnt, is voor de bnpp gekozen voor een digitale presentatie via het internet. Een gedrukte uitgave van de gehele bibliografie zou acht delen beslaan en zou bovendien hoge kosten met zich meebrengen. Een digitale presentatie biedt diverse voordelen. De digitale bibliografie is gemakkelijk en kosteloos toegankelijk, en het bestand is eenvoudig op te slaan, te corrigeren en te actualiseren. Dat laatste is van belang aangezien de protestantse periodieke pers, in tegenstelling tot de katholieke, nog altijd een bloeiend bestaan leidt, getuige bladen als Hervormd Nederland, Nederlands dagblad, het Reformatorisch dagblad, het Friesch dagblad en een literair tijdschrift als Liter. Om praktische redenen is besloten om tijdschriften die sinds 1995 verschijnen voorlopig niet in de bibliografie op te nemen. Een minstens zo belangrijk voordeel van een digitale beschrijving is dat de zoekmethoden in digitale bestanden doorgaans sneller werken dan via de registers in papieren banden en dat de bibliografie bruikbaar is voor lopend onderzoek, omdat niet gewacht behoeft te worden tot deze voltooid is. Wanneer het bnpp-bestand zou worden gekoppeld aan een databasestructuur zouden de zoekmogelijkheden nog aanzienlijk kunnen worden vergroot. Zo zou het in de toekomst mogelijk zijn om netwerkanalyses rond (groepen) tijdschriften uit te voeren en om een deel van de fondsvorming van uitgeverijen in kaart te brengen. Sinds april 1999 is de bnpp via de internetpagina's van het documentatiecentrum voor iedereen toegankelijk. De bnpp-site bevat de gehele titellijst, waarbij via de blauw gemarkeerde titels kan worden doorgeklikt naar het betreffende autopsieformulier met de volledige bibliografische beschrijving van het tijdschrift. Verder functioneert de webpagina van de bnpp als een communicatiemedium waar lezers en gebruikers van de bibliografie hun aanvullingen en | |
[pagina 48]
| |
correcties kunnen doorgeven aan de projectcoördinator. Overigens bestaan er plannen om de bibliografie ook in boekvorm uit te brengen. Met dit grootschalige bibliografische project is een belangrijke voorwaarde geschapen voor verder onderzoek naar de protestantse periodieke pers. Het komt er nu op aan om interessante onderzoeksvragen te formuleren die op basis van het ontsloten materiaal beantwoord kunnen worden. In een aantal studies dat de afgelopen jaren verscheen in de diverse reeksen van het Historisch Documentatiecentrum is ruimschoots gebruik gemaakt van de periodiekencollectie. Ter gelegenheid van de opening van de bnpp-internetsite in april 1999 verscheen het speciaal aan de protestantse periodieke pers gewijde zevende Jaarboek voor de Geschiedenis van het Nederlands Protestantisme na 1800, met een achttal bijdragen over uiteenlopende protestantse tijdschriften die tussen 1840 en 1990 het licht zagen. Uit deze bundel blijkt eens te meer hoe versplinterd en veelkleurig de protestantse pers - als spiegel en motor van de protestantse twistcultuur - in deze periode was.Ga naar eind5. Een uurtje scrollen door de bnpp levert een groot aantal titels op van tijdschriften die fraaie objecten van onderzoek zouden kunnen zijn. Zo stuitte ik op het blaadje De houten pomp, blijkens de ondertitel een Anti-Revolutionair caricaturistisch weekblad, dat verscheen tussen 1922 en 1930 en dat erom schreeuwt uit de kast gehaald | |
[pagina 49]
| |
te worden. Of wat te denken van Berigten uit den Heidenwereld, een uitgave van het Zendingsgenootschap van de Broedergemeente te Zeist, dat maar liefst honderddertig jaar heeft bestaan (1798-1928). Dan zijn er nog de talrijke letterkundige bladen als Ons tijdschrift, Bloesem en vrucht, Elkerlyc, Opgang en Opwaartsche wegen uit de eerste decennia van de twintigste eeuw. En wie buigt zich eens over het Maandblad ten dienste der Protestants christelijke reclasseringsvereniging met de veelbelovende titel Naar het licht (1949-1963)? Wie onderzoek wil verrichten naar de talrijke theologische debatten en netwerkformaties onder Nederlandse protestanten of de receptie van het werk van zeker in confessionele kringen omstreden denkers als Nietzsche, Freud, Darwin, David Friedrich Strauss, Tolstoj, Opzoomer, Bilderdijk, Multatuli of Karl Barth wil bestuderen, wie de binnen- en buitenlandse debatten over de moderne protestantse theologie of de moderne kunst en literatuur wil volgen, wie na wil gaan hoe het Nederlandse protestantse tijdschriftenveld zich verhield en verhoudt tot die in het buitenland of tot de liberale, socialistische en katholieke tijdschriftcultuur, wie belangstelling heeft voor de reacties op de Aprilbeweging, de schoolstrijd, de Boerenoorlog, de Eerste en Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse doorbraak in de Nederlandse pers of wie onderzoek wil doen naar de ontwikkeling van de Nederlandse politieke cultuur, vindt in de bnpp een rijke informatiebron, al zullen de onderzoekers vanzelfsprekend zelf de banden van de relevante tijdschriften moeten doornemen. Niets houdt hen nog tegen.Ga naar eind6.
Historisch Documentatiecentrum Vrije Universiteit Amsterdam De Boelelaan 1105 1081 hv Amsterdam t 020-4445270 f 020-4445611 e hdc@dienst.vu.nl http://www.vu.nl/hdc Projectcoördinatoren bnpp: drs. R. Huizinga en drs. P.C. Moleveld.
Bezoekadres: Hoofdgebouw Vrije Universiteit De Boelelaan 1105 1081 hv Amsterdam Kamer 1B-40
openingstijden: Maandag tot en met vrijdag 9.00-12.30 uur en 13.00-16.45 uur. Op vrijdagen kunnen alleen archiefstukken worden geraadpleegd die de voorgaande | |
[pagina 50]
| |
donderdag voor 15.00 uur zijn aangevraagd.
Het Historisch Documentatiecentrum ligt op loopafstand van station Amsterdam Zuid/wtc.
·> mathijs sanders (1971) is docent Algemene Cultuurwetenschappen en Literatuurwetenschap aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 2002 promoveerde hij op de studie Het spiegelend venster. Katholieken in de Nederlandse literatuur, 1870-1940 (Nijmegen, Vantilt). Hij is redacteur van ts·Tijdschrift voor tijdschriftstudies. |
|