Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 1997 (nrs 1-2)
(1997)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
[Het archief]
| |
[pagina 55]
| |
De Carambole. Veertiendaagsch blad gewijd aan de biljartsport, 15 januari 1920. Eerste nummer.
Universiteit en de Nederlandse Persbibliotheek. Het museum wist zelfs een serie tentoonstellingen te organiseren die veel aandacht trok van pers en publiek. Ondanks een reeks verhuizingen in de jaren zestig en zeventig slaagde het Persmuseum er niet in een goed onderkomen te vinden voor de gestaag groeiende collectie, die veel te lijden had van het verblijf in vochtige ruimtes en de vaak slechte opbergmethodes. De toekenning van overheidssubsidie en de verhuizing naar het iisg betekende in meer dan een opzicht de redding voor het museum en zijn collectie. Niet alleen kwamen er nu voldoende financiële middelen om enkele professionele medewerkers in dienst te nemen en een begin te maken met de geautomatiseerde ontsluiting en documentatie van de collectie, bovendien vonden de achttienduizend (!) kranten- en tijdschrifttitels die het museum tegenwoordig beheert een goed onderkomen in de ruime iisg-depots. Op dit moment kunnen via de terminals in de leeszaal van het iisg alle beschikbare titels van het Persmuseum snel en efficiënt worden opgevraagd. Het is waarschijnlijk aan de relatieve onbekendheid van het museum te wijten dat slechts enkele honderden bezoekers per jaar de weg naar de collectie weten te vinden. Ook het (tot nu toe) ontbreken van | |
[pagina 56]
| |
Maandelijke uittreksels, of boekzaal der geleerde Waerelt, februari 1742
| |
[pagina 57]
| |
een adequate expositieruimte maakt het Persmuseum wellicht een minder aantrekkelijk reisdoel voor de gemiddelde Museum-jaarkaartbezitter. Voor de tijdschriftonderzoeker is er echter buitengewoon veel te halen in het Persmuseum. Het is pas bij het doornemen van het geautomatiseerde collectieoverzicht dat de bezoeker een idee krijgt van de omvang en vooral de diversiteit van de kranten- en tijdschriftcollectie. Onder de achttienduizend titels bevinden zich vanzelfsprekend vrijwel alle bekende algemene en algemeenculturele tijdschriften die de laatste eeuwen in grote oplagen verschenen zijn, maar daarnaast vindt de onderzoeker exemplaren van een onafzienbaar aantal bladen afkomstig uit en gericht op vrijwel elke denkbare maatschappelijke doelgroep. Het verzamelgebied van het museum kent feitelijk geen grenzen: het beleid is erop gericht van elk in Nederland verschenen periodiek minstens één exemplaar in de collectie te bewaren. Het museum legt zich daarbij maar enkele restricties op: men verzamelt alleen die periodieken die zich ten doel stellen ‘nieuws te brengen en/of te opiniëren en/of te amuseren’, en sluit bladen uit die primair als propagandamiddel worden uitgebracht.Ga naar eind2. Er blijven dan nog meer dan genoeg tijdschriften over om een samenhangend beeld geven van het ontstaan, de groei en de geschiedenis van de in Nederland gepubliceerde periodieke uitgaven. Deze compleetheid lijkt het museum tot een waar luilekkerland voor de tijdschriftonderzoeker te maken: onder de achttienduizend titels bevinden zich ongetwijfeld unieke tijdschriften waarvan het bestaan tot nu toe aan de aandacht van tijdschriftonderzoekend Nederland is ontsnapt. Publieksbladen als verenigingsorganen van sportclubs bijvoorbeeld, waarvan enkele vrij willekeurig gekozen covers als illustratie bij deze aflevering van Het Archief zijn afgedrukt. En wie heeft er ooit omgekeken naar tijdschriften als Leuk. Honderd lachen voor 22 cent (1907-1909) en Toilet. Het grootste en goedkoopste mode-journaal van Nederland (ca. 1880)? Vooral de periode vóór 1800 is goed vertegenwoordigd in het museum, met bladen als Maandelyke uittreksels, of boekzaal der geleerde waerelt (1742) en Letter-historie en boekbeschouwer (1763). Desgevraagd zegt het museum voor bijna elke periode uit de laatste drie eeuwen een tamelijk compleet titeloverzicht te kunnen bieden. Theoretisch zou dit erop neerkomen dat van elke op een groter publiek gerichte titel die ooit in Nederland is verschenen een exemplaar in de collectie te vinden is. Voor onderzoekers die de behoefte hebben hun overzicht van in ‘hun’ periode verschenen periodieken te vergroten of aan te vullen loont het dus de moeite naar Amsterdam af te reizen. Zij die vooral op zoek zijn naar complete jaargangen of opeenvolgende series van een bepaald tijdschrift kunnen echter beter elders hun licht opsteken: in het Persmuseum zijn van de meeste tijdschrifttitels maar enkele exemplaren te vinden. Waar het museum dus in aantallen titels min of meer naar volledigheid streeft, geldt dit niet voor de jaargangen van elk periodiek afzonderlijk. Voor elke titel wordt een eigen dossier aangelegd, waarin alleen die losse nummers worden bewaard die voor de ontwikkeling van het blad van bijzondere betekenis zijn geweest: proefnummers, eerste en laatste nummers, themanummers, jubileumen extra edities, speciale bijlagen en misdrukken. Via deze verzameling ‘illustratieve extracten uit de geschiedenis van de pers’ wil het museum niet zozeer inhoudelijke ontwikkelingen in kaart brengen, maar in de eerste plaats de steeds veranderende uiterlijke vorm en ‘formule’ van de periodieken documenteren.Ga naar eind3. De waarde en bruikbaarheid van de collectie neemt hiermee voor de gemiddelde tijdschriftonderzoeker uiteraard sterk af. De onderzoeker die geïnteresseerd is in interessante debatten binnen een periodiek, in het beleid van een historisch interessant redacteur, of in andere zaken die meer over inhoud dan over vorm gaan, zal bij het Persmuseum niet vinden wat hij of zij zoekt. Eigenlijk is de collectie van het Persmuseum interessanter voor de pershistoricus dan voor de tijdschriftonderzoeker, die weinig kan aanvangen met één enkel nummer van een blad, hoe uniek ook. Voor inhoudelijk en/of vergelijkend onderzoek van tijdschriften is het immers noodzakelijk complete jaargangen of minstens enkele opeenvolgende | |
[pagina 58]
| |
Sportkroniek, december 1929. Jubileumnummer ter gelegenheid van het veertig-jarig bestaan van de Nederlandsche Voetbalbond
reeksen van een blad te onderzoeken. Het museum herbergt echter enkele uitzonderingen op de regel: zo bewaart men van bladen uit de zeventiende en achttiende eeuw wél complete jaargangen, net als van ‘markante of zeldzame’Ga naar eind4. bladen uit andere periodes, en van negentiende-eeuwse publiekstijdschriften als De Prins, Het Leven, De Spiegel en De Katholieke Illustratie. Van deze laatste titels zijn echter ook elders wel complete series te vinden. In het huidige aankoop- en verzamelbeleid van het museum spelen contacten met particuliere tijdschriftverzamelaars, verenigd in de Vereniging van Kranten- en Tijdschriftverzamelaars (vktv) een belangrijke rol. Deze verzamelaars, die veel tijd steken in het bezoeken van veilingen en antiquariaten, voorzien het museum soms van informatie over het steeds wisselende antiquarische aanbod van kranten en tijdschriften. Bovendien ontvangt het museum met enige regelmaat schenkingen van deze en andere verzamelaars en van particulieren, en worden er ook wel periodieken geruild. Het aantal aanwinsten per jaar hangt niet alleen af van het aanbod. Ook het aantal mensuren waarover het museum beschikt om de ‘nieuwe oogst’ te verwerken en te ontsluiten bepaalt de omvang van de acquisitie. Bovendien is niet elke tijdschriftof krantentitel het waard om gecollectioneerd te worden. Welke richtlijnen er bij het acquisitiebeleid precies gehanteerd worden vindt het museum lastig aan te geven. Een van de belangrijkste criteria die het museum hanteert is de vraag of een periodiek bij verschijnen toegankelijk was voor een grotere groep lezers. Hoe groot de oplage van een blad moet zijn om in aanmerking te komen voor opname in het museum wordt min of meer intuïtief per geval door de medewerkers van het museum ingeschat: in elk geval worden op deze manier tijdschriften uitgesloten die slechts voor een handvol mensen of een klein geografisch gebied werden gemaakt. Daarnaast is het belang van de uitgever van het blad een belangrijk criterium voor opname in de collectie. Een voor tijdschriftonderzoekers interessante nevenactiviteit van het Persmuseum is het verzamelen van allerlei soorten archiefmateriaal dat direct of zijdelings met de uitgave van tijdschriften en kranten te maken | |
[pagina 59]
| |
Korfbal, 16 mei 1928. Jubileumnummer ter gelegenheid van het vijfentwintig-jarig bestaan van de Nederlandsche Korfbalbond
heeft, van reclamedrukwerk en affiches tot persoonlijke archieven van journalisten, bedrijfsarchieven van uitgeverijen (Katholieke Uitgeverij Neerlandia), kranten (Het Algemeen Handelsblad) of instellingen (Vereniging De Nederlandse Dagbladpers). Bovendien is een knipseldocumentatie bijgehouden van in de pers verschenen artikelen over het werk van negentiende- en twintigste-eeuwse journalisten, redacteuren en directeuren. Ten slotte verzamelt het Persmuseum nieuwe en antiquarische werken op het gebied van de Nederlandse persgeschiedenis, waaronder achttiende-, negentiende- en twintigste-eeuwse bibliografieën en boeken, brochures en studies over afzonderlijke kranten en tijdschriften. Al met al zullen veel lezers van TS. in het Persmuseum wel iets van hun gading kunnen vinden. Alle kans bovendien dat de tijdschriftonderzoeker tijdens zijn bezoek over enige tijd niet meer de enige geïnteresseerde aanwezige is. Met de inrichting van een permanente expositieruimte, die voor 1999 op stapel staat, zet het museum een stap richting een groter publiek dan dat van kranten- en tijdschriftonderzoekers alleen. het nederlands persmuseum Cruquiusweg 31 1019 at Amsterdam T 020·6685866 F 020·6654181
openingstijden: ma t/m vr 9-17 uur tijdens exposities ook op za 9.30-13 uur toegangsprijs: gratis open baar vervoer: vanaf Amsterdam cs bus 39 of 22. |
|