Ts. Tijdschrift voor tijdschriftstudies. Jaargang 1997 (nrs 1-2)
(1997)– [tijdschrift] TS– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een huisvriend voor Nederlanders in den vreemde: Het nationale weekblad (1897-1901) Hollandia
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gegaan. In het redactioneel werd nog vol vertrouwen geschreven dat deze verhuizing het weekblad alleen ten goede kon komen. Simons kon nu uit eerste hand verslag doen van de ontwikkelingen in Nederland. ‘Hier, in nauwere aanraking met Hollandsch leven, staat hij tegelijk in het lichtmidden, van waaruit de Nederlandsche stam zijn stralen uitzendt over heel het wereldrond, en vangt hij te gereeder de weerkaatsing op, die van uit de vele punten, hier en daar, op dat midden terug valt. En zoo hoopt hij te sterker de band om “Nederlanders over heel de wereld” te kunnen slaan.’Ga naar eind4. Deze constructie bleek uiteindelijk niet optimaal te werken. Vanaf 1901 moesten ‘Nederlanders in den vreemde’ het zonder Hollandia stellen. Zijn finest hour beleefde het weekblad tijdens de tweede jaargang (november 1898-1899). De gebeurtenissen in de wereld, vooral de aanloop naar en het uitbreken van de Boerenoorlog in Zuid-Afrika en de uitbreiding van het Nederlandse koloniale gezag in Nederlands-Indië, boden de medewerkers van het blad meer dan voldoende stof tot schrijven. In dit artikel wordt bekeken hoe de nationale gedachte in Hollandia tot uitdrukking kwam, met name in de artikelen over de Boerenoorlog. Daarnaast zal de ‘Zuid-Afrikaanse’ berichtgeving worden vergeleken met de wijze waarop er in het weekblad werd geschreven over de situatie in Nederlands-Indië. Maar eerst wordt aangegeven waaraan het tijdschrift nu eigenlijk zijn bestaansrecht ontleende. Hollandia werd geboren uit een nationaal sentiment, maar het tijdschrift gaf tegelijk uitdrukking aan iets concreters: de daadwerkelijke opleving van Nederland. Na het afbrokkelen van de internationale invloed in de achttiende eeuw, de jaren onder de Fransen tijdens de Bataafse Republiek, de Belgische afscheiding in 1830, de bezorgdheid over het bestaansrecht van de (te kleine) natie en de algehele apathie in de negentiende eeuw, was het dieptepunt bereikt. In het laatste kwart van de negentiende eeuw kwam Nederland weer in beweging. Het koninkrijk industrialiseerde zich, legde spoorwegen aan, moderniseerde zijn scheepvaart, introduceerde moderne communicatiemiddelen als telefoon en telegraaf, en breidde zijn koloniale gezag uit. Deze opleving ging gepaard met een steeds groter aantal Nederlanders dat zich buiten Nederland vestigde, in de koloniën in de Oost en de West, maar ook in de belangrijke handelssteden en productiegebieden in Europa en Amerika. Deze ex-patriots wilden geïnformeerd blijven over de gebeurtenissen in het moederland. Een gat in de markt waar Grein insprong. De modernisering en ontwikkeling van Nederland creëerde niet alleen een potentiële lezersmarkt. De introductie van telegraaf en telefoon, en de snellere internationale verbindingen - dankzij de opkomst van de stoomscheepvaart en de opening van het Suezkanaal - hadden ook de praktische basis gelegd voor het bestaan van Hollandia. Door het verbeterde postverkeer was het weekblad verzekerd van een betrouwbare internationale distributie, en de nieuwe technologie garandeerde een snelle nieuwsvoorziening, waardoor het weekblad geen oudbakken nieuws hoefde te publiceren.Ga naar eind5. De oprichting van het weekblad werd positief ontvangen. De Gids benadrukte het belang van onpartijdigheid en nauwkeurigheid voor een blad met een uitlandig lezerspubliek, want ‘de Nederlander in den vreemde mist in den regel de gelegenheid om te controleren de volkomen juistheid van de wijze van voorstellen zoowel als de juistheid van de feiten’. Het tijdschrift sprak de hoop uit dat Hollandia ‘als lichtbaak nut moge stichten buiten en binnen het vaderland.’Ga naar eind6. Inhoudelijk afficheerde Hollandia zich als een algemeen weekblad. Het beperkte zich niet tot handel, industrie en politiek. Weliswaar werd er wekelijks ruime aandacht besteed aan dergelijke vraagstukken, maar de culturele belangstelling van Simons en Grein garandeerde dat er geen week voorbij ging zonder artikelen over lite- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ratuur, beeldende kunst, muziek en (vooral) toneel.Ga naar eind7. In de derde plaats was Hollandia een gezelligheidstijdschrift. Een huisvriend die elke week bij Nederlanders van Londen tot Pretoria, van New York tot Bandoeng op de mat plofte. Nieuwtjes uit het vaderland, anekdotes over Nederlanders in den vreemde, bijeenkomstverslagen van ‘Hollandsche clubs’, een brievenrubriek, feuilletons en een mededelingenkolom met benoemingen, onderscheidingen en familieberichten moesten de band tussen de Nederlanders ‘over de gansche wereld’ sterker smeden. Hollandia was zeker niet het enige tijdschrift dat beoogde de nationale kracht en eenheid van Nederland te vergroten. Maar onder ‘eenheid’ werd meestal de eenheid in eigen kring verstaan. De ‘nationale’ tijdschriften droegen over het algemeen een duidelijke politieke of levensbeschouwelijke signatuur: de erfenis van de pamflettisten uit de zeventiende en achttiende eeuw en de voorbode van de verzuilde pers in de twintigste eeuw. Hollandia voelde zich daarentegen in geen enkel opzicht verbonden aan één specifiek Nederlands volksdeel. De onafhankelijkheidsverklaring en de steunbetuiging ‘aan de goede zaak van al wat Hollandsch is’, waarmee het tijdschrift in 1897 opende, mag dan ook gezien worden als een reactie op de partijdigheid van veel periodieken rond de eeuwwisseling.Ga naar eind8. Het is in deze context ook begrijpelijk dat de redactie van dit onafhankelijke weekblad zich niet in Nederland, maar in Londen bevond, ver weg van het Nederlandse partijdenken. Toen oprichter Jack Grein veel later terugkeek op zijn samenwerking met Simons, beschreef hij Hollandia veelzeggend als ‘our tribune, whereon [we] could say anything we liked about everything in the wide world.’Ga naar eind9. Deze ongebonden, vrije geest van het weekblad vertoonde een opmerkelijke gelijkenis met het karakter van zijn lezers. Veel van hen waren uit Nederland vertrokken om, ongehinderd door het knellende sociale keurslijf van het eigen milieu, de vleugels uit te slaan. Toch werd er in Hollandia regelmatig gepolemiseerd over de signatuur van het blad. Want een neutraal tijdschrift bestaat niet, althans niet in de ogen van de lezer. Het is de onvermijdelijke paradox van het midden: de redactie, die zich liet voorstaan op haar onafhankelijkheid en onpartijdigheid, kreeg regelmatig kritiek te verduren uit zowel progressieve als conservatieve kring. Socialisten klaagden dat het blad te reactionair was, terwijl de conservatieven protesteerden tegen de aanwezigheid van socialistische of links-liberale ideeën.Ga naar eind10. Hollandia's hoofdredacteur Simons kreeg er schoon genoeg van om telkens van links en rechts om de oren te worden geslagen. Het was dan ook zeer tot zijn genoegen dat het uitbreken van de Boerenoorlog (1899-1902) tot een opmerkelijke eensgezindheid in Nederland en onder zijn lezers leidde. Het conflict in Zuid-Afrika had zijn oorsprong in de Nederlandse nederzetting, die de Verenigde Oostindische Compagnie in 1652 op Kaap de Goede Hoop had gesticht. Nadat deze kolonie omstreeks 1800 werd overgenomen door Engeland volgde een uittocht van de oorspronkelijke bevolking, die twee onafhankelijke Boerenrepublieken stichtte: Transvaal en Oranje Vrijstaat. In de loop van de negentiende eeuw probeerde Engeland herhaaldelijk deze gebieden te annexeren. De oorlog betekende de uiteindelijke genadeslag voor de Boeren, maar zij gaven zich niet zonder slag of stoot gewonnen. Het verzet tegen het Britse imperialisme leidde in Nederland tot een hevige uitbarsting van nationale emotie. Volgens Nederlandse commentatoren hadden de Boeren de typische Nederlandse volkskracht bewaard, die het eigen land in de achttiende eeuw verloren had. De verwantschap met de Zuid-Afrikaanse Boeren schiep in het maatschappelijk verdeelde Nederland een opmerkelijke sfeer van eensgezindheid. Liberalen, radicalen, anti-revolutionairen, en zelfs katholieken en enkele socialisten werden meegesleurd door de vloedgolf van nationale geestdrift. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het behoeft geen betoog dat deze nationale eensgezindheid redacteur Simons aansprak. De Zuid-Afrikaanse ‘stamgenoten’ waren al sinds de oprichting van Hollandia een hot topic geweest, maar na het uitbreken van de oorlog had het weekblad zijn naam wel kunnen veranderen in Transvalia. De kolommen stonden vol met oorlogsverslagen, inzamelingsacties en morele steunbetuigingen, en in advertenties werden de biografie van Boerenpresident Paul Kruger en fotocollecties van Zuid-Afrikaanse slagvelden aangeprezen. Hollandia verzorgde de internationale distributie van de nationale sentimenten die in Nederland naar aanleiding van de Boerenoorlog werden beleefd.
Voor de nieuwsgaring over de gebeurtenissen in Zuid-Afrika maakte Hollandia gebruik van allerlei internationale kranten en tijdschriften. Maar dat de waarde van deze voorziening niet altijd even betrouwbaar en controleerbaar was, blijkt uit een bericht dat wel als parodie bedoeld moet zijn: ‘De Diemer Courant verneemt uit Hongkong, dat de Gazette aldaar een telegram uit Melbourne bevat, volgens twelk te Liverpool het gerucht liep, dat ten kantore van de Brighton Gazette een telegram uit Ladysmith ontvangen werd, meldend dat generaal Clery, omtrent wiens wedervaren ongerustheid heerschte, te Pretoria zou zijn aangekomen met een troep bereden Natalsche vrijwilligers en de stad omsingeld hield. Het moorddadig vuur zijner kanonnen werd tot in Helsingfors gehoord.’Ga naar eind11. Het is niet erg waarschijnlijk dat de kanonnen waarmee Pretoria werd belegerd te horen waren in de hoofdstad van Finland. Om niet te hoeven vertrouwen op onbetrouwbare geruchten uit andere kranten en tijdschriften had Hollandia een eigen correspondentennetwerk opgebouwd. Een van de belangrijkste informanten was H.J. Kiewiet de Jonge (1847-1934). Kiewiet de Jonge was een van de grote ijveraars voor de nationale gedachte. Hij was de motor achter het Algemeen Nederlands Verbond en vervulde belangrijke posities in andere nationale en nationaliserende organisaties: de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging, de Vereniging Volksweerbaarheid en de Tuchtunie. Direct na het uitbreken van de Boerenoorlog had Kiewiet de Jonge een perskantoor opgericht, om tegenwicht te bieden aan de verslaggeving van de door Engeland beheerste internationale persbureaus. Zijn persbureau, dat onder andere werd gefinancierd door de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging, onderhield contacten met ‘Boerenvrienden’ in heel Europa en werkte nauw samen met de Transvaalse gezant in Nederland, dr. W.J. Leyds. Ten slotte beschikte de redactie over een directe verbinding met de Boeren, voor wie Hollandia een belangrijk podium was om internationale steun te verwerven. Zo berichtte de Zuid-Afrikaanse correspondent J. Rasch, die op zijn beurt in contact stond met Boerenbevelhebber Piet Joubert, in december over de ‘Engelsche gruwelen’. Britse soldaten zouden een uitzonderlijke wreedheid aan de dag leggen en moedwillig op ambulances schieten. De schrijver deed een beroep op de redacteur van het tijdschrift: ‘Zet het met groote letters in “Hollandia”, heer Editeur, opdat over de geheele wereld bekend worde hoe “de allerchristelijkste natie” zich ten strijde gordde.’Ga naar eind12. Dergelijke connecties garandeerden een redelijke nieuwsvoorziening. De medewerkers van Hollandia gaven dan ook vaak blijk van een zeer goed inzicht in de situatie. Zo wees de militaire medewerker G.J. Fries (een pseudoniem) al in het begin van de oorlog op de ongeoefendheid van de Britse soldaten. Hij voorspelde: ‘Meer dan de Mauser-kogels der Boeren, zullen uitputting, zonnesteek, typhus en dysenterie die Engelsche burgers in uniform wegmaaien en een ontijdig graf doen vinden, ver van hun vaderland.’ Toen twee jaar later de balans werd opgemaakt, telde Engeland een kleine 6.000 doden in gevecht, en meer dan 16.000 door ziekte.Ga naar eind13. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De redactie van Hollandia spande zich in om de Nederlandse protesten tegen de oorlog in Zuid-Afrika ook onder de aandacht van het Britse publiek te brengen. Simons schreef brieven aan de Britse pers en moedigde zijn lezers aan om het ‘manifest aan het Engelsche Volk’ te ondertekenen, dat was opgesteld door de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging. De tekst van dit manifest werd integraal in het nummer van 12 augustus 1899 afgedrukt.Ga naar eind14. Maar daar bleef het niet bij. Nog vóór het uitbreken van de oorlog vroeg de hoofdredacteur zijn lezers om geld om een ambitieus plan uit te voeren. Hij wilde een Engelstalig nummer van Hollandia uitgeven, om de Britse publieke opinie te beïnvloeden.Ga naar eind15. De pers, die rond de eeuwwisseling vrijwel een monopolie bezat op de beïnvloeding van de publieke opinie, had een grote rol gespeeld in de voorbereiding van de Boerenoorlog. De Britse High Commissioner in Zuid-Afrika, Sir Alfred Milner, kende de propagandistische kracht van de journalistiek en had ervoor gezorgd dat de pers het publiek zowel in Engeland als in de Britse Kaapkolonie klaarstoomde voor de oorlog, die hij als onvermijdelijk beschouwde.Ga naar eind16. Het Engelstalige nummer van Hollandia zou moeten dienen als tegengif. De Boerenoorlog had geleid tot een scheiding der geesten in de Britse samenleving, met name in de socialistische Fabian Society en de Liberale Partij. Een versterkte en verbrede anti-oorlogspartij binnen de grenzen van het eigen land zou de Britse regering er wellicht van weerhouden de wapens op te nemen tegen de Boerenrepublieken, hoopte Simons. Tegen de verwachting in slaagde hij er in om op korte termijn de benodigde duizend gulden te verzamelen en het nummer hoogstpersoonlijk vol te schrijven. Op 2 september verscheen het Transvaalnummer in een eerste oplage van 20.000 exemplaren. Simons richtte zich op een zo groot mogelijke verspreiding onder de Britse bevolking door het Transvaalnummer voor slechts één penny te verkopen. Het werd gratis verstuurd aan de leden van de Engelse Eerste en Tweede Kamer, ministers, rechters, kunstenaars, schrijvers, gemeentebestuurders, geestelijken en ‘menschen die bekend staan als boekliefhebbers’. Ook werden de Europese koningshuizen niet vergeten. De Engelse koninklijke familie en de Duitse keizer Wilhelm, die bekend stond om zijn Boerensympathieën, kregen een op ‘bizonder papier’ gedrukt exemplaar. Daarnaast werd het blad in Zuid-Afrika verspreid.Ga naar eind17. De belangstelling voor het Transvaalnummer was groot. Al op 7 september kon Simons melding maken van zijn succes. De eerste oplage was geheel verspreid en een nieuwe oplage werd ‘ter perse’ gelegd. Maar of alle inspanning vruchten afwierp is de vraag. De verspreiding van duizenden exemplaren van het Transvaalnummer leidde ongetwijfeld tot een versterking van de anti-oorlogsfactie in Engeland, maar het kon de oorlog niet voorkomen. Na maanden van Britse provocatie stelden de Boeren op 10 oktober 1899 een ultimatum, waarin geëist werd dat de Britten hun oorlogsvoorbereidingen zouden staken. Groot-Brittannië liet het ultimatum rustig verlopen, en het was oorlog.Ga naar eind18. In het Transvaalnummer van Hollandia had Simons zich uitzonderlijk diplomatiek betoond. Uitzonderlijk, want hij schreef meestal in een vlaag van opwinding. Zijn latere medewerker Nico van Suchtelen herinnerde zich na zijn dood hoe Simons zijn artikelen ‘letterlijk op het papier kon smijten’. Van Suchtelen wees erop dat deze ‘overkokende spontaniteit’ het risico in zich droeg ‘dat de altijd bereide kampioen voor iedere goede zaak zich licht zou laten verleiden tot partijdig oordeel.’ Toch wist Simons tijdens de Boerenoorlog, volgens Van Suchtelen, een zekere mate van objectiviteit te handhaven.Ga naar eind19. De mate van deze (relatieve) objectiviteit is af te meten aan de manier waarop er in Hollandia geschreven werd over het vraagstuk van de dum-dumkogels. Deze kogels | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met ingezaagde punt, die bij inslag splijten, waren speciaal ontwikkeld voor de koloniale oorlogsvoering. Tijdens de eerste Internationale Vredesconferentie in Den Haag (1899) was het gebruik ervan in oorlogsvoering tussen ‘beschaafde landen’ echter verboden.Ga naar eind20. De geruchten dat deze vliegende gehaktmolens gebruikt werden tegen de Boeren, die hun wortels hadden liggen in het beschaafde Europa, leidden in de Nederlandse pers alom tot protesten. De Britse regering ontkende het gebruik van deze kogels. Opmerkelijk genoeg weigerde Hollandia om de geruchten over het Britse gebruik van dum-dumkogels te publiceren als feit.Ga naar eind21. Zelfs nadat de Zuid-Afrikaanse correspondent J. Rasch verontwaardigd in het weekblad schreef dat deze kogels de Boeren wel degelijk om de oren vlogenGa naar eind22., bleef de hoofdredactie het gebruik ervan afdoen als gerucht of uitzondering.Ga naar eind23. De objectiviteit van de berichtgeving in Hollandia werd door Van Suchtelen toegeschreven aan Simons' ‘onafgebroken zelftucht’.Ga naar eind24. In werkelijkheid lag deze zaak ingewikkelder en minder principieel dan Van Suchtelen het voorstelde. Het was niet slechts Simons' wens tot journalistieke objectiviteit die ervoor waakte dat het Transvaalnummer van Hollandia geen volledig propagandanummer voor de Boeren werd. In de eerste plaats was dit het gevolg van de simpele noodzaak tot een diplomatieke opstelling. ‘Wil dit Vlugschrift zijn doel bereiken, dan moet het o.i. zich onthouden van al wat tot nieuwe vijandigheid kan prikkelen’, waarschuwde Simons zelf.Ga naar eind25. Maar er was ook een psychologische component. De Boerenoorlog bracht de redacteur van Hollandia in gewetensnood. Het hevige nationale sentiment dat door de Boeren werd opgeroepen kwam danig in conflict met zijn bewondering voor de ‘volkskracht’ van de Engelsen. Simons' opinie over de Engelsen was namelijk niet onverdeeld negatief. Zijn gevoelens schommelden heen en weer tussen afkeer van de ‘typisch’ Britse verwaandheid en hypocrisie, en bewondering voor de prestaties en de ‘volle levenskracht van het Angel-Saksische ras’.Ga naar eind26. Hij stond hierin niet alleen. Het Victoriaanse Engeland oefende in de tweede helft van de negentiende eeuw een grote aantrekkingskracht uit op Nederlandeṙs. De Britse industriële revolutie, de koloniale expansie en de toegenomen welvaart spraken enorm tot de verbeelding. Die interesse en bewondering had zijn bouwkundige expressie gekregen in het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam, een kopie van het Londense Crystal Palace, waar de Eerste Wereldtentoonstelling was gehouden. In de periode waarin het Paleis werd gebouwd (1858-'64) gaf de historicus Robert Fruin een mistroostige analyse van de relatie tussen Engelsen en Nederlanders. Eerst toonde hij trots aan dat de Engelsen in de gloriedagen van de Gouden Eeuw lering hadden getrokken uit ‘het beeld dat onze vaderen hun gaven’. Maar de historicus eindigde in weemoedige mineur: ‘Zou het thans voor ons geen zaak zijn, dat wij ons wat meer naar hun voorbeeld gingen richten?’Ga naar eind27. Aan het einde van de negentiende eeuw had de bewondering voor de Britten nog niets aan kracht ingeboet. Talloze Nederlanders trokken naar Groot-Brittannië voor een kort of langdurig verblijf. Engeland werd het toevluchtsoord voor jonge, ambitieuze Nederlanders voor wie Nederland te klein was geworden, maar de koloniën te ver.Ga naar eind28. Simons was een van hen. En hoewel met het uitbreken van de Boerenoorlog de balans tussen bewondering en afkeer van de Engelsen doorsloeg naar de negatieve zijde, bleef zijn respect - naast zijn principiële wens tot objectieve berichtgeving - een rol spelen in de stellingname van Hollandia. Interessant is ook de vergelijking met de verslaggeving over de gebeurtenissen in Nederlands-Indië. Want terwijl Engeland haar koloniale belangen bevocht in Zuid- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afrika, installeerde Nederland haar gezag in de Indische buitengewesten met harde hand, met name in Atjeh. De zogenoemde ‘concentratie-politiek’, waarbij de binnenlanden van Atjeh ongemoeid waren gelaten, had plaatsgemaakt voor de wens tot algehele overheersing van deze gebieden. De noordpunt van Sumatra vormde in deze jaren het toneel van bloedige militaire expedities van het Nederlands-Indisch Leger onder verantwoordelijkheid van generaal Van Heutz. De Nederlandse verwijten over het Britse imperialisme in Zuid-Afrika klinken in deze context minstens hypocriet. Wat imperialisme betreft had Nederland zeker koloniale boter op het hoofd.Ga naar eind29. Hollandia heeft zich nooit uitgesproken tegen de uitbreiding van het Nederlandse koloniale gezag. Integendeel. Regelmatig benadrukten de medewerkers dat ‘voor ons land de koloniën van ontzaglijk belang zijn’. In een onafgebroken stroom van artikelen werd gehamerd op de noodzaak van, om maar eens wat te noemen, de vestiging van een blijvende Nederlandse bevolking in Indië, een betere militaire verdediging van de koloniale bezittingen en de uitbreiding van het Indische spoorwegstelsel. De ‘onderwerpingskrijg’ in Atjeh werd in het tijdschrift beschreven als een ‘noodzakelijk kwaad’.Ga naar eind30. Terwijl Hollandia het Britse imperialisme in Zuid-Afrika hekelde, werd het in de artikelen over de Nederlandse koloniën opgehouden als het grote voorbeeld. Als Nederland er in Atjeh in zou slagen om ‘de middeleeuwsche toestanden van eindelooze veeten en oorlogen van naijverigen potentaatjes te wijzigen in rustig bezit voor den inboorling, in vrede, handel en recht, dan zal dit bloedig drama ten slotte blij eindigen, en zullen wij getoond hebben, dat wij de eerste kunst van koloniseeren in den besten nieuweren zin even goed verstaan als onze groote mededingers: de Engelschen.’Ga naar eind31. Ook werd in de roep om de uitbreiding van het spoorwegennet in Indië herhaaldelijk gewezen op de Engelse successen op dat gebied. De redactie benadrukte het economische, maar ook het strategische belang van de spoorwegen: ‘De nu afgetreden Gouverneur van Engelsch-Indië Lord Elgin heeft dat begrepen, toen hij tegen veel verzet in, zijn spoorweg-politiek doordreef. En Generaal Van Heutz' succes op Atjeh is, gelijk dat van Kitchener in den Soudan, het succes van den spoorweg geweest.’Ga naar eind32. De paradox van de Nederlandse verontwaardiging over het Britse optreden in Zuid-Afrika tegenover het enthousiasme over het eigen optreden in Nederlands-Indië was de redactie zelf ook niet helemaal ontgaan. In november 1899 waagde Hollandia zich aan een verklaring. Zoals gezegd was Simons wild enthousiast over de Nederlandse eensgezinde steun aan de Boeren. Aan de lauwe betrokkenheid van de Nederlandse socialisten had hij zich dan ook bijzonder geërgerd. In het redactioneel vroeg hij zich herhaaldelijk af waarom de sociaal-democraten zich niet lieten vertegenwoordigen in het in 1899 opgerichte Algemeen Nederlandsch Comité voor Transvaal. Tenslotte hadden Belgische en zelfs Engelse socialisten zich uitgesproken tegen de Boerenoorlog. ‘En terecht, zouden wij meenen, want om meer dan eene reden moet de zaak van Transvaal socialisten ter harte gaan. Maar de Nederlandsche socialisten doen niet mede.’Ga naar eind33. Toen de vooraanstaande Nederlandse socialistenleider Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) in het openbaar smalend wees op de overeenkomsten tussen het Britse en het Nederlandse imperialisme, wachtte Simons geen moment om hem weerwoord te geven. Domela Nieuwenhuis werd gewezen op drie verschillen tussen Zuid-Afrika en Atjeh. In de eerste plaats was de pacificatie van Atjeh begonnen onder internationale druk, aldus Simons. Nota bene het Engelse bestuur in Singapore en Maleisië had aangedrongen op actie tegen de Atjehse zeerovers in de Straat van Malakka. In de Boerenoorlog was er van dergelijke noodzaak geen sprake geweest. Ten tweede was Nederland in Indië recht door zee, terwijl de Engelsen in Zuid- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afrika een ‘bizonderen huichelachtigen vorm van geweldarij’ aan de dag hadden gelegd. Maar als het - voor de redactie - meest overtuigende argument gold toch wel de gedachte dat de Boeren beschaafd waren, terwijl de Atjehers beschaving juist misten. ‘Wij hebben niet allerlei voorwendsels gebruikt, geen plechtige overeenkomst geschonden, en wij hebben in de Atjehers niet een volk, met beschaafde, hoewel dan wat achterlijke, instellingen als de Boeren.’Ga naar eind34. Dit onderscheid in ‘beschaving’, dat ook gold als het ging om het gebruik van dum-dumkogels, werd door de redactie van Hollandia gezien als een volkomen vanzelfsprekend argument om de koloniale oorlog tegen de bevolking van Atjeh te rechtvaardigen. De onpartijdigheid waarop Hollandia zich beroemde, kende klaarblijkelijk zijn grenzen. In de intern verdeelde Nederlandse samenleving wilde de redactie van het weekblad boven de partijen staan. Maar als het ging om de globale verdeeldheid tussen de koloniale machten onderling, of de spanningen tussen het Nederlandse gezag in Indië en de bevolking van Atjeh, bestond er geen twijfel aan welke kant Hollandia stond. ·> mathijs smit is historicus en journalist. Hij publiceert regelmatig in het dagblad Trouw en de tijdschriften Literatuur en Dutch Crossing.
Medewerkers van Hollandia (uit de reclame-brochure van 23 december 1899):
voor brieven en mededelingen:
feuilletons waren toegezegd door:
|
|