‘De doorlopende leerlijnen zijn niet voldoende uit de verf gekomen,’ vindt Martien de Boer, een van de SLO-medewerkers die aan het handboek heeft gewerkt. ‘Maar het is wel een rijke verzameling geworden met checklists, uitgewerkte lesvoorbeelden, lijstjes met titels, enzovoort.’
Volgens een recensie in Levende Talen Magazine van mei 2005 biedt het boek ook voor de ervaren docent een schat aan nieuwe ideeën en invalshoeken, aan stimulerend voorbeeldmateriaal en aan handige overzichtslijsten, en dwingt het hem zijn doelstellingen ten aanzien van literatuuronderwijs en de al dan niet effectieve realisering daarvan in een langetermijnbeleid onder ogen te zien. Dat praktische karakter is het gevolg van een ‘veldadviesbijeenkomst’ die SLO in het beginstadium gehouden heeft: zo'n vijftien docenten en lerarenopleiders werden in een bijeenkomst bestookt met vragen. Open vragen vooral: wat moet er in een zo'n ‘bijbel’ voor fictieonderwijs komen te staan? Twee zaken werden duidelijk: er moest veel aandacht voor het vmbo zijn en het moest praktisch zijn.
Nadat met de opdrachtgevers was overlegd, kon het (bijgestelde) concept worden uitgewerkt. SLO is niet zelf gaan schrijven maar zocht auteurs, actieve docenten met praktijkervaring, die in artikelen en/of workshops bijdragen hadden geleverd aan de ontwikkeling van fictieonderwijs: Ilse Bolscher, Joop Dirksen, Hanneke Houkes en Stefan van der Kist. De taak van SLO was vooral auteursbegeleiding en coördinatie.