Hoogstraaten op school
Klas 2b hangt aan de lippen van Theo Hoogstraaten. In het lokaal hangen enkele poëzieposters van Plint en ‘snappie’-posters voor moeilijke woorden. De schrijver beweegt zich achter een tafel met daarop zeven, acht van zijn boeken. In de eerste groep die de theoretische leerweg - ‘vmbo-t’, zeg maar de oude mavo - volgt, zitten vijfentwintig leerlingen. Ze zijn zeer geboeid als Hoogstraaten vertelt hoe zijn boeken ontstaan. ‘Vaak komen er dingen terug die bij mij zelf op school zijn gebeurd of die ik hoor van collega's als ik als schrijver scholen bezoek. Daar weef ik dan weer dingen doorheen die ik bedenk.’
Feit en fictie op vmbo-niveau uitgelegd. Personen versus personages, zonder dat deze woorden vallen. Vier leerlingen hebben Blind date gelezen, maar ook de anderen zijn heel geboeid als Hoogstraaten vertelt over zijn eigen klassenfeest van 4-havo aan het strand van Bergen aan Zee waar zich ongeveer hetzelfde afspeelt als in het boek. En over hoe hij het einde manipuleerde om er een positieve draai aan te geven.
Zijn meest recente boek, Loverboy, is ten tijde van het bezoek nog maar twee maanden oud; niemand heeft het gelezen. De personages zijn dezelfde als in Blind date en het vervolg daarop, Hot spot. Als Hoogstraaten vraagt wat een loverboy is, krijgt hij kort en duidelijk antwoord. Hij vertelt over de aanleiding: een lerares in Harderwijk vertelde dat een van haar leerlingen slachtoffer was geworden van zo'n loverboy en moest onderduiken.
Intussen zijn in Nederland ongeveer 600 meisjes die slachtoffer zijn geworden van dit soort praktijken. Het verschil met klas 2a, vmbo basisberoeps- en kaderberoepsgerichte leerweg, vergelijkbaar met de oude lts en lhno, is groot. Niet alleen is deze kleinere groep luidruchtiger, de jongens doen stoerder en de meisjes reageren geschokter op het verhaal over het bestaan van loverboys.
Hoogstraaten, die een voorkeur heeft voor havo- en vwo-scholen, is goed voorbereid. Zijn jarenlange onderwijservaring betaalt uit. Hij besluit in de korte pauze de andere tweede klas heel anders aan te pakken. Hij noemt andere titels en begint meteen met de vraag wat zij willen weten. Een van de drukste jongens haakt daarop in: ‘Over De Spiegelvrouw: daar snapte ik niks van. Wat is een proloog?’ Hij zal de auteur nog vaak onderbreken met opmerkingen.
Ook over Tussen twee vuren willen ze het hebben. Hoogstraaten vraagt een leerling die het gelezen heeft wat hij van het einde vond. ‘Gevoelig,’ is het even korte als verrassende antwoord. Ook deze groep hangt aan Hoogstraatens lippen als hij vertelt dat er twee waargebeurde verhalen in zitten. Dat van de Amsterdamse bleekneusjes die in de hongerwinter door het Rode Kruis naar Texel waren gebracht, maar daar tussen de vuren van de Russen en de Duitsers terechtkwamen. En dat van zijn oom die in dezelfde periode ondergedoken zat op een boerderij in de Beemster en de dreiging van de Duitsers de boer en zijn twee zonen dood te schieten als zijn oom zich niet bekendmaakte vanuit de hooiberg, waar hij zich met anderen schuilhield.
Hoogstraaten vertelt nog over De vuurmeester en de aanleiding om de extreem brutale Valentina te schetsen. Dit gedrag lijkt in Oosterhesselen nog ver weg. Op de vraag wat zij denken dat een loverboy is, variëren de antwoorden van ‘een soort Cupido’ tot ‘een jongen die perfect is’.
Na afloop krijgt Theo Hoogstraaten uit de handen van twee leerlingen een ‘Drentse mand’ gevuld met streekproducten. Net als in de parallelklas mogen de leerlingen een folder van een boekomslag meenemen, met informatie op de achterkant. In de vmbo-t klas is evenwel niemand die een handtekening van de schrijver wil.