| |
| |
| |
Wanneer eindigt de Tweede Wereldoorlog definitief?
Nu de Tweede Wereldoorlog al zestig jaar achter ons ligt, valt het op dat er ondanks die lange tijd nog steeds grote aandacht is voor allerlei aspecten van die voorbije oorlog. Dat kan niet veroorzaakt worden doordat er sindsdien geen oorlog meer geweest is: was dat maar waar! Nederlandse militairen waren in Indië, in Korea, in Libanon, in voormalig Joegoslavië, in Irak en ongetwijfeld in nog meer oorlogsgebieden. Maar we herdenken nog steeds de Tweede Wereldoorlog en ook in de literatuur is die oorlog al die jaren heel aanwezig gebleven. Op de literatuurlijsten van veel leerlingen duiken allerlei boeken op over die oorlog. Het is zonder meer, zeker bij jongens, een van de meest populaire thema's.
Joop Dirksen
Oorlog is een fascinerend onderwerp. Door de eeuwen heen hebben mensen oorlogen gevoerd, er is geen tijd denkbaar zonder. Het lijkt erop alsof het in onze genen zit om van tijd tot tijd een oorlog te beginnen. Toen Albert Einstein en Sigmund Freud elkaar ontmoetten voor een historisch gesprek over de grote onderwerpen van het menselijk bestaan, stond ‘oorlog’ op de agenda: de vraag van Einstein aan Freud was of hij dat verschijnsel kon verklaren.
Onderzoekers van dierengedrag hebben intussen ook al aangetoond dat oorlog voeren niet iets typisch menselijks is: ook apen trekken ten strijde en zijn zo mogelijk nog wreder dan mensen tegenover overwonnen vijanden.
| |
Caleidoscopische visie
Ton Anbeek heeft in 1985 een poging gedaan om een indeling te maken in de werkelijk onafzienbare stroom van romans die over de Tweede Wereldoorlog zijn gepubliceerd. In zijn artikel ‘Idealisme, cynisme, ironie’ in Vrij Nederland van 11 mei 1985 vroeg hij zich af of er een fasering aan te brengen was in de manier waarop die romans over de Tweede Wereldoorlog zijn geschreven. Ik geef hieronder een korte samenvatting van zijn artikel en probeer daarna de twintig jaar die er sinds zijn artikel verstreken zijn, te overzien.
Meteen na de oorlog verschenen er boeken met een ‘caleidoscopische’ visie: De laars op de nek van Maurits Dekker, en Die van ons van Willy Corsari, allebei uit 1945, bestreken zo ongeveer alle aspecten van de oorlog, maar bij Corsari is al de aanzet tot een discussie die in veel naoorlogse boeken is terug te vinden: de botsing tussen idealisme (‘laten we deze oorlog gebruiken als een les, om zuiverder, idealistischer te worden’) en cynisme (‘oorlog demoraliseert, verwildert, maakt mensen materialistisch en egoïstisch’). In Bert Voetens dagboek Doortocht uit 1946, erg veel gelezen destijds, staat de heroïek centraal, maar al heel snel wordt de toon ironisch: Gerard Reve in De ondergang van de familie Boslowits uit 1946, Simon Vestdijk in Pastorale '43 uit 1948 schetsen knulligheid, amateuristische gedragingen, naïveteit.
In de jaren hierna liep de belangstelling voor de voorbije oorlog een beetje terug, maar vanaf het begin van de vijftiger jaren is het onderwerp niet meer weg te denken uit onze literatuur: het dagboek van Anne Frank wordt elk jaar herdrukt, Het bittere kruid uit 1957 van Marga Minco beleeft vele drukken, De donkere kamer van Damocles uit 1958 van W.F. Hermans en Het stenen bruidsbed uit 1959 van Harry Mulisch worden - tot op de dag van vandaag - gretig gelezen. Oorlog wordt hier een decor voor een - sombere - visie op mens en moraal. Hermans stelt dat mensen in de oorlog hun ware gezicht laten zien, althans, ogenschijnlijk fatsoenlijke mensen kunnen in dergelijke noodsituaties een verbazingwekkende misdadigheid tentoonspreiden.
Mulisch zet tegenover elkaar de geschiedenis van de geest, met bedoelingen en gevolgen, en de ‘antihistorie’, dat wil zeggen: de gruwelijkheden
| |
| |
zonder bedoeling en gevolg, ‘alleen het niets’: ‘Tussen de massacres van de Hunnen en de koncentratiekampen van Hitler is geen tijd verstreken. Ze liggen naast elkaar op de bodem van de eeuwigheid.’ ( Het stenen bruidsbed, p. 130)
| |
Filosofische visie
Oorlog dus als aanleiding, als decor om een filosofische visie te presenteren. Die visie is overigens niet altijd negatief. In De nacht der Girondijnen uit 1957 van Jacques Presser is het motto ‘homo homini homo’, de ene mens is voor de andere een mens, en niet: ‘lupus’, een wolf. Het boekje eindigt optimistisch: de hoofdpersoon die eerst alleen door egoïsme werd gedreven, door overlevingsdrift, kiest voor zijn medemens, zelfs al kost hem dat het leven.
In 1982 verschijnt De aanslag van Harry Mulisch, een boek over de schuldvraag, de verantwoordelijkheid voor al het kwaad dat is geschied. ‘Wie het gedaan heeft, heeft het gedaan,’ zo luidt de strekking: ieder mens is verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag, kan de schuld niet afschuiven op anderen. Aardig is overigens dat Mulisch in een andere context, in zijn De ontdekking van de hemel uit 1999, deze zin omkeert: als hij zijn romanpersonage Onno laat vertellen dat de uiteindelijke aanstichters van Het Kwaad zelf geen vuile handen maken, heet het: ‘wie het gedaan heeft, heeft het niet gedaan’: Hitler heeft geen jood vermoord.
Met Mulisch zijn we bij een auteur wiens hele werk zo ongeveer doortrokken is van Het Kwaad van de Tweede Wereldoorlog. De ontdekking van de hemel koppelt de oorsprong van het kwaad aan de ontwikkeling van de techniek, van de wetenschap: het ‘Pact met de Duivel’, gesloten door Francis Bacon. Mulisch ziet de Tweede
| |
| |
Wereldoorlog als de climax van slechtheid. Ook in recenter werk blijft hij gefascineerd door de oorlog: in Siegfried uit 2001 probeert hij grip te krijgen op de mens Hitler.
In hetzelfde jaar als De aanslag, 1982, verschenen ook enkele boeken over collaboratie: Montijn, het door Dirk Ayelt Kooiman opgetekende levensverhaal van de kunstenaar Jan Montijn en Lemmingen van A. ten Hooven, pseudoniem van Adriaan Venema. In beide boeken staat iemand centraal die aan de ‘verkeerde’ kant meevecht: in beide boeken wordt een poging gedaan om zwart-wit denken tegen te gaan. Al tijdens de oorlog, in 1944, had Theun de Vries in W.A.-man geprobeerd om zijn lezers begrip te laten opbrengen voor ‘foutieve keuzes’.
Diezelfde Theun de Vries overigens die in Het meisje met het rode haar een onvervalst heldenverhaal had geschreven, met schurkachtige Ariërs en een Nederlands meisje als heldin, Hannie Schaft. De grote roman over collaboratie blijft natuurlijk Het verdriet van België van Hugo Claus uit 1983: de situatie van de Vlamingen destijds vroeg bijna om het gedrag dat nu, in ieder geval met de mond, wordt afgekeurd in Vlaanderen.
Al deze boeken doen, zoals Anbeek stelt, wat wij van literatuur verwachten: relativerend werken, ‘grootse idealen worden teruggebracht tot strikt persoonlijke motieven, de schuldvraag eerder gecompliceerd dan “opgelost”.’
| |
Menselijke reacties
Wat tot 1985 aan bod kwam, waren dus door de oorlog opgeroepen vragen als ‘hoe reageert een “normaal” mens op een zo drastische ingreep in zijn of haar bestaan?’ Er was weinig heroïek in de gepresenteerde verhalen, wel al heel snel spot, cynisme: mensen laten in oorlog hun ware gezicht zien en dat is geen verheffend gezicht. De idealistische visie van Presser - een mens komt in nijpende omstandigheden juist tot de zuiverste kern van zijn persoonlijkheid - steekt schraal af tegen de sombere visie die bij de meeste andere auteurs naar voren komt: oorlog brengt het slechtste in mensen naar boven, lafheid, machtshonger, wreedheid. Marga Minco is een van de laatst overblijvende auteurs die ‘het zelf hebben meegemaakt’. Als geen ander heeft zij een indrukwekkend beeld geschetst van de joodse Nederlander, die iedereen en alles kwijtraakt, een andere identiteit moet aannemen om te overleven. Het bittere kruid wordt nog steeds stukgelezen; dat docenten het zo onderhand, na jaren van leesverslagen en mondelingen, niet meer kunnen zien, is begrijpelijk, maar voor iedere jonge lezer is het natuurlijk in zijn soberheid een heel indrukwekkend boek. Latere boeken van Minco als De val en onlangs nog Storing zijn ook indrukwekkend in hun nuchtere beschrijving van het leven van een ‘overlever’. Prachtig is het titelverhaal ‘Storing’, dat laat zien wat voor een kloof er nog steeds bestaat tussen de slachtoffers en de (relatieve) buitenstaanders, maar ook de weergave van wat Minco in haar schrijversleven zoal aan vragen heeft voorgelegd gekregen in het verhaal ‘Door het land’ wijst op onbegrip bij veel landgenoten.
| |
Kind en oorlog
In de boeken over de Tweede Wereldoorlog van de laatste twintig jaar is de nadruk duidelijk komen te liggen op het kind in de oorlog en het kind na de oorlog, de indirecte slachtoffers, de tweede generatie. Dit wil niet zeggen dat er niet al eerder romans over en vanuit kinderen waren verschenen. Het indrukwekkende Kinderjaren van Jona Oberski uit 1978 bijvoorbeeld, presenteert de ervaringen van een kleuter in een concentratiekamp. In De vijand van Jos Vandeloo uit 1967 wordt de jonge hoofdpersoon geconfronteerd met de vraag: wie is nu ‘vriend’, wie ‘vijand’ in een oorlog: uiteindelijk blijken er alleen maar verliezers; Bezonken rood van Jeroen Brouwers uit 1981 presenteert een kleuter die de rest van zijn leven opgescheept zit met trauma's die rechtstreeks en indirect voortvloeien uit het verblijf met zijn moeder in een jappenkamp in Indië. Al deze boeken laten op indrukwekkende wijze ervaren wat een enorme aanslag gepleegd wordt op het hele leven van een kind als zijn jeugd hem wordt afgenomen.
Bezonken rood bracht overigens een nog steeds nasmeulende polemiek teweeg: de door Brouwers beschreven mishandelingen en verkrachtingen hadden nooit in het door hem beschreven kamp plaatsgevonden, betoogde Rudi Kousbroek. Dit was ‘geschiedvervalsing’. Feit is dat Brouwers' roman - geen documentaire, geen geschiedenisboek maar een roman - de invloed van gruwelijke gebeurtenissen op het latere leven van een kind laat zien.
Een aparte vermelding verdient ook nog het al wat oudere Brief aan mijn moeder van Ischa Meijer uit 1967, waarin de hoofdpersoon zijn moeder heel wat te verwijten heeft. Net als in Bezonken rood is de relatie tussen moeder en zoon onherstelbaar vernietigd door ingrepen van de moeder onder invloed van de Tweede Wereldoorlog.
Voor een verloren soldaat van Rudi van Dantzig 1986 vertelt over de schokkende ervaringen van een jongetje in een verwarrende en zijn leven bepalende relatie met een Canadese bevrijder.
| |
Tweede generatie
De tweede generatie oorlogsslachtoffers komt in heel uiteenlopende
| |
| |
boeken aan het woord. Een selectie: Carl Friedman met Tralievader en Twee koffers vol uit respectievelijk 1991 en 1993, met de onvergetelijke uitspraak van een kind: ‘Mijn vader heeft kamp,’ als was het een fysieke kwaal; Adriaan van Dis met Indische duinen en Familieziek uit 1994 en 2002 over een jongen die lijdt onder de goedbedoelde terreur van zijn vader, een man die hem weerbaar wil maken voor de oorlog die nog gaat komen; Boudewijn Büch met De kleine blonde dood uit 1993 over onder meer de terreur van een vader met een oorlogstrauma; Jessica Durlacher met Het geweten en De dochter uit respectievelijk 1998 en 2000: in hoeverre straalt de schuld van de vader af op het kind? Tessa de Loo, die ook in 1993 het uitstekend verkochte De tweeling, een ‘verzoeningsboek’ schreef, met Een bed in de hemel uit 2000, over de ontluikende relatie van een jongen en een meisje die onder druk komt te staan doordat een reeks schokkende gebeurtenissen uit de oorlog aan het licht komt; Erwin Mortier laat in Marcel uit 1999 een jongetje tegen de verzwegen feiten rondom een collaborerend familielid aanlopen.
Allemaal leed van mensen die zelf niet rechtstreeks bij die oorlog betrokken waren.
| |
Lezen over de oorlog
Zo ongeveer alle aspecten van de Tweede Wereldoorlog zijn in de literatuur aan bod gekomen: verzet, het leven van een onderduiker, het alledaagse bestaan van de kleine man in de oorlog, de angst en struggle for life in een concentratiekamp, collaboratie met de vijand, het leven van een kind in de oorlog, de problemen van het kind als tweede-generatie-slachtoffer. Het lijkt erop dat nu de direct betrokkenen hoogbejaard zijn of overleden, aan het schrijven van romans over de Tweede Wereldoorlog langzaam een eind zal gaan komen. Ook de tweede generatie is inmiddels op een leeftijd dat de scherpste kanten van oorlogstrauma's verwerkt en/of verwoord zijn. Lezen over de Tweede Wereldoorlog zal ongetwijfeld nog lang doorgaan. Immers, oorlog is en blijft een fascinerend fenomeen voor (jonge) mensen. Het is een verschijnsel dat je enerzijds uit de grond van je hart afwijst en dat anderzijds, tegelijkertijd toch fascineert, en een mix van emoties kan oproepen. We leven in een wereld waarin het voortdurend oorlog is: is het niet openlijk, dan woedt nog altijd de ‘oorlog tegen het terrorisme’. Dat veel jongeren (met name jongens) dus willen lezen over oorlog en dan (moeten) kiezen voor de Tweede Wereldoorlog, ligt voor de hand: over andere oorlogen is er in onze literatuur amper geschreven: de politionele acties in Indonesië, de Korea-oorlog, en latere oorlogen, ze komen slechts heel incidenteel in onze literatuur voor. De Tweede Wereldoorlog is de laatste oorlog die zich op ons grondgebied heeft afgespeeld; de herdenking op 4 mei houdt de herinnering levend, grootouders vertellen er nog over, monumenten herinneren eraan.. Overigens is de laatste jaren nog een grote hoeveelheid aan ‘egodocumenten’ over de Tweede Wereldoorlog opgedoken: heel wat mensen die tijdens de oorlog een dagboek bijhielden, komen nu daarmee naar buiten. Volgens de cijfers van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie zijn er de afgelopen vijf
jaar meer dan driehonderd oorlogsdagboeken aan het instituut geschonken. Het is duidelijk dat hier niet de literaire, maar de geschiedkundige waarde vooropstaat. Ook deze egodocumenten mogen zich - voorzover ze door een uitgeverij op de markt gebracht worden - in een grote belangstelling verheugen, in dit opzicht is de Tweede Wereldoorlog nog niet voorbij.
| |
Oorlog op de leeslijst
Dat er dus voorlopig nog heel wat titels over de Tweede Wereldoorlog op de literatuurlijsten van leerlingen zullen verschijnen, ligt voor de hand. Zonder nu bij elke titel een complete ethische discussie aan te willen zwengelen, lijkt het me toch nuttig en zinvol om via verdiepingsopdrachten leerlingen te laten nadenken over de bedoeling die de meeste auteurs hebben met hun werk over de oorlog: lezers laten ervaren wat de uitwerking is op gewone mensen van dat intrigerende fenomeen ‘oorlog’. Ieders leven wordt onherstelbaar beschadigd door oorlog: generaties lang woedt de oorlog na de wapenstilstand nog door.
Als leerlingen zich dat realiseren, met al die oorlogen om ons heen, is lezen over de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog, en zich inleven in al het leed, in al de ellende van die oorlog wellicht een kleine bijdrage aan een vreedzamer wereld.
Joop Dirksen, redacteur van Tsjip/Letteren, is leraar Nederlands en CKV-1 aan het Pleincollege Eckart in Eindhoven. Hij is auteur van Handleiding leesdossier en van Dossier lezen, een literatuuronderwijsmethode.
| |
Gebruikte literatuur
Ton Anbeek ‘Idealisme, cynisme, ironie. De Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse roman’. In: Vrij Nederland Boekenbijlage, 11 mei 1985, p. 3-6. |
|
|