[Nummer 1]
Tsjip
‘Kinderen, ik heb jullie altijd geleerd dat de geschiedenis haar nuttige kanten heeft, haar serieuze toepassing. Ik heb jullie geleerd de last te aanvaarden van onze behoefte om te vragen naar het waarom. Ik heb jullie geleerd dat er nooit een eind komt aan die vraag, omdat, zoals ik haar eens voor jullie heb gedefinieerd (ja, ik geef toe, ik heb een zwak voor geïmproviseerde definities), de geschiedenis een van die onmogelijkheden is: de poging om verslag te doen, met onvolledige kennis van, handelingen die zelf zijn uitgevoerd met onvolledige kennis. Zodat ze ons geen snelle weg leert naar de Verlossing, geen recept voor een Nieuwe Wereld, louter de vasthoudende, geduldige kunst van het behelpen. Ik heb jullie geleerd dat we, door eeuwig te proberen te verklaren, mogelijk zullen komen, niet tot een Verklaring, maar tot kennis van de grenzen aan ons vermogen om te verklaren. Ja, ja, het verleden gaat in de weg zitten; het haalt ons onderuit, pint ons vast; het compliceert, bemoeilijkt. Maar het is dwaasheid hieraan voorbij te gaan, want wat de geschiedenis ons bovenal leert is om ons verre te houden van illusie en komedie, om af te zien van dromen, hersenschimmen, panacees, wondermiddelen, luchtkastelen - om realistisch te zijn.’
Uit: Graham Swift, Waterland. Amsterdam: De Bezige Bij, 2002, p. 127