| |
| |
| |
Leeswijzer
Hella S. Haasse
Sleuteloog
Querido, 2002
ISBN 90 214 6684 8
€ 16,95
Met het onderwerp van Sleuteloog, de nieuwe roman van Hella S. Haasse, keert de auteur terug naar haar jeugd in Nederlands-Indië. In een decor dat lezers van haar werk al kennen uit haar debuut, de novelle Oeroeg (1948), maar ook uit haar meer recente, uiterst succesvolle roman Heren van de thee (1992), vertelt ze op prachtige wijze het verhaal van een vriendschap.
De ikverteller van Sleuteloog, de kunsthistorica Herma Warner, krijgt van een journalist het verzoek inlichtingen te verschaffen over een jeugdvriendin. Met deze jeugdvriendin, Dee Mijers, die zich later Mila Wynchinska noemde, groeide de Herma op als was het haar eigen zus. Sleuteloog bestaat uit Herma's aantekeningen waarin ze herinnering voor herinnering opschrijft wat ze nog weet van hun gezamenlijke jeugd in de tropen, van hun ontmoetingen na de oorlog en van wat ze later nog over haar te weten is gekomen. Dat het een journalist is geweest die haar gevraagd heeft naar haar jeugdvriendin, is eigenlijk van begin af aan niet van wezenlijk belang voor Herma. Het is echter wel de noodzakelijke aanzet en aansporing om in gedachten terug te gaan naar haar jeugd en een reconstructie te maken van de, vooral in retrospect, zeer verwarrende vriendschap.
Enkele meer beschouwende passages hebben met name de werking van het geheugen als onderwerp: ‘Nu al is het duidelijk dat feiten en data op zichzelf weinig zeggen. De werkelijke betekenis ligt verborgen in het weefsel van subjectieve, nauwelijks onder woorden te brengen indrukken, in de echo van voorbije gewaarwordingen en stemmingen, en in dat ooit voor mij zo reële, maar nu als een droom verdampte gevoel van symbiose met mijn geboorteland.’
Qua onderwerp staat Sleuteloog wellicht wat verder af van de hedendaagse, jongere lezer dan de onderwerpen van de meeste romans die vandaag de dag verschijnen. De handeling en de thematiek van de roman draaien namelijk voornamelijk rond de verschillen in afkomst van de hoofdpersonages en de problemen die dit oplevert in het maatschappelijke en ook in het persoonlijke verkeer. Maar de wijze waarop de auteur dit onderwerp heeft vormgegeven in een roman - de afwisseling van vertelheden en vertelverleden, de bijna onmerkbare wijze waarop het in de verleden tijd vertelde overgaat in een vertelling in de tegenwoordige tijd, waardoor niet alleen de ikverteller, maar ook de lezer zich terug in de tijd waant - is tijdloos en meesterlijk tot in alle details. Niet alleen kan deze korte roman uitstekend gebruikt worden om iets mee te verduidelijken over de wijze waarop vertelheden en vertelverleden elkaar kunnen afwisselen en de wijze waarop de auteur hiermee spanning en verwachtingen kan opwekken. Doordat dit boek een jeugd en een leven in Nederlands-Indië als onderwerp heeft, in ieder geval als achtergrond heeft, kan Sleuteloog tevens fungeren als uitgangspunt van een onderzoek naar de veranderingen en constanten binnen het oeuvre van één enkele auteur.
JB
| |
Gerrit Krol
Een schaaknovelle
Querido, 2002
ISBN 90 214 6989 8
€ 13,50
De opzet van Een schaaknovelle is ijzersterk. De Nederlander Gijs Kaasschieter heeft tijdens het schaaktoernooi om de wereldtitel in 1955 in Göteborg uitstekend zicht op de eindoverwinning. Bij aanvang van de afsluitende partij laat hij echter verstek gaan. Na deze openingszetten blijft de lezer enige tijd in het ongewisse wanneer de auteur tien jaar teruggaat in de tijd. Hij vertelt op welke wijze zijn hoofdpersoon verslingerd is geraakt aan het edele schaakspel en hoe hij zich heeft ontwikkeld als speler én als mens. Pas ruim over de helft van de novelle keert de schrijver terug naar het moment dat Gijs besluit het grote toernooi voortijdig te verlaten.
Op de eerste plaats zorgt deze structuur ervoor dat je als lezer blijft lezen, hoewel ze ook wel enige leeservaring vereist. De soms wat tegendraadse vertelwijze houdt je eveneens flink bij de les, zoals de plotselinge overgangen tussen de directe en de indirecte rede, die voor de kleine ontsporinkjes zorgen.
In samenspraak met een wat oudere schaker van de club waarvan hij lid is geworden, komt Gijs tot de volgende omschrijving van de wijze waarop het schaakspel idealiter gespeeld wordt: ‘“Waar ik naar probeer te streven”, zei Kaasschieter, die meende te begrijpen waar Snip op doelde, “is wat u dan schoonheid noemt plús waarheid.” “Dat is het ideaal”, gaf Snip toe.’
Een schaaknovelle is in het geheel geen slecht verhaal, integendeel. Krol is een rasschrijver, dat merk je aan alles: hij heeft steeds alle touwtjes stevig in handen en hij verstaat bij uitstek de kunst om de lezer precies genoeg informatie te verstrekken om hem hongerig te houden. Op zich wordt het streven van Gijs naar schoonheid in combinatie met waarheid wel enigszins uitgelegd - niet alleen op het gebied van het schaken, in zijn streven naar een onsterfelijke partij, ook in het verhaal van zijn liefde voor het meisje Sarah, dat hij al van jongs af aan kent. Toch
| |
| |
heb je als lezer het gevoel dat het allemaal een beetje afgeraffeld wordt en dat het ook een roman van ruim tweehonderd pagina's had kunnen zijn geworden, in plaats van de krap honderd, ruim gezette pagina's die het nu zijn. Wellicht dat het verhaal echter in de lessen GLO uitstekend vergeleken kan worden met (de ook door Krol genoemde) De verdediging van Vladimir Nabokov en - uiteraard - Schaaknovelle van Stefan Zweig.
JB
| |
Oek de Jong
Hokwerda's kind
Augustus, 2002
ISBN 90 4570 121 9
€ 24,95
Na ruim vijftien jaar stilte rond Oek de Jong verscheen eind 2002 Hokwerda's kind, zijn nieuwe roman. Een boek van formaat in meer dan een opzicht. Het telt 444 pagina's en lijkt een andere wending te tonen in het schrijverschap van De Jong.
De Jong debuteerde in 1979 met de ontwikkelingsroman Opwaaiende zomerjurken. Ook Cirkel in het gras (1985) was sterk intellectualistisch en filosofisch van karakter. De novelle De inktvis (1987) lijkt tot het eerste deel van De Jongs oeuvre te passen. Zelf zegt hij daarover: ‘Het was een oefening, meer niet. Ik wilde weten wat religie is.’
Het ging hem om de beelden, de symbolen, de teksten, de mystiek. In Hokwerda's kind lijkt bijna alles concreet. Lin Hokwerda (het kind) is 24 jaar. Ze woont in Amsterdam, sinds zij daar op haar tiende met haar moeder en zusje naar toe verhuisde, toen het huwelijk tussen haar ouders in Birdaard aan de Dokkumer Ee stukliep. Lin was haar vaders oogappel. Haar vader is echter een onbetrouwbare man. Prachtig is de scène waarmee het boek begint: het zevenjarig meisje wordt door haar vader keer op keer over de rietkraag in de Ee geworpen door Hokwerda.
Steeds hoger, steeds verder. Het zoeken naar de grenzen is daarmee begonnen. Alle tegenstellingen van tederheid en agressie, van geborgenheid en angst, van intimiteit en agressie zetten de toon voor de rest van het boek. Diezelfde rauwheid zoekt Lin later als puber bij haar tafeltennistrainer Janosz, als ze een glansrijke carrière met pingpongen is gestart. Het keert ook terug in de drie relaties waar de lezer getuige van wordt: die met de halve junk Marcus, die met de stoere en botte lasser Henri en die met de veel meer geciviliseerde Jelmer, die ze weer verlaat voor een hereniging met de blijvend onbetrouwbare Henri.
Lin is in essentie een ontworteld kind. Na het stuklopen van het huwelijk van haar ouders is letterlijk het nest uit elkaar gevallen. In tegenstelling tot iemand als Jelmer heeft Lin eigenlijk geen familie. Het kost haar ook moeite makkelijke en vanzelfsprekende verbindingen met anderen aan te gaan; het lukt haar eigenlijk niet. Zij lijkt steeds uit te zijn op schokkende ervaringen, zowel fysiek als psychisch. Het beeld van de rietkraag keert steeds bij mij als lezer terug.
Oek de Jong kan met dit boek regelrecht in de traditie van de naturalisten worden geplaatst. Geen personage ontkomt aan de lijnen die eerder in de jeugd zijn uitgezet. Fatalisme is een te groot woord, maar ontkomen kan ook niet. Vast ligt vast.
Enige stereotypering kan De Jong ook niet worden ontzegd. De scène waarin Lin na jaren vergezeld van Jelmer een bezoek brengt aan haar vader in Birdaard spreekt boekdelen voor de ‘standaard’ Fries: ‘Hokwerda was naar buiten gekomen en stond roerloos op de stoep voor zijn huis. Hij was een grote en gezette man halverwege de vijftig. Ondanks de vrieskou stond hij in overhemd buiten, de mouwen opgerold, zijn stropdas losgeschoven, het boordknoopje los. Tussen zijn lippen klemde hij een sigaar. Aan de rand van zijn kale schedel zaten nog wat plukken haar, die verwaaid oogden, alsof hij de hele dag buiten in de wind had staan werken.
Toen zijn gasten naderden - elke stap hoorbaar in de stilte - riep hij: “Zo, daar hebben we de Amsterdammers.”
Nog steeds bewoog hij zich niet. Lin wist niet hoe hem te begroeten. Hokwerda gaf haar een hand en keek haar aan met een plagerig lachje om zijn lippen en in zijn lichtblauwe ogen. Zwijgend knikte hij naar haar, terwijl hij haar hand vasthield. Zij knikte terug. Toen zei hij: “Je dacht, het moest nu maar eens wezen.” Er klonk iets triomfantelijks in zijn stem.’
Wie in zo kort bestek zoveel spanning kan neerzetten, vind ik een groot schrijver.
Voor leerlingen in de Tweede Fase - die niet terugschrikken voor zoveel pagina's - kan het leggen van lijnen met de grote naturalistische romans en de personage van de nerveuze vrouw een interessante opdracht zijn. Of het achterhalen van de (schaarse) stereotiepe beschrijvingen van gebeurtenissen en personages. Heel interessant.
AMR
| |
Leon de Winter
God's gym
De Bezige Bij, 2002
ISBN 90 234 0243 x
€ 18,50
In het laatste boek van Leon de Winter, die in november vorig jaar de prestigieuze Duitse Welt-Literaturpreis in ontvangst mocht nemen, maakt de lezer kennis met Joop Koopman. Joop is een in Venice, Amerika, woonachtige jood die de kost verdient als sce- | |
| |
narioschrijver. Gekscherend noemt hij zich ook wel ‘Merchant of Venice’, zichzelf vergelijkend met de joodse koopman van Venetië uit het toneelstuk van Shakespeare.
Ongeveer tegelijkertijd voltrekken zich twee gebeurtenissen die Joops leven danig op z'n kop zetten. Zijn zeventienjarige dochter Mirjam verongelukt als ze samen met sportschoolhouder God - een afkorting van de bijnaam Godzilla - een motorongeluk krijgt. Na Mirjams dood besluit Joop haar hart beschikbaar te stellen voor transplantatie. Enkele maanden later gaat hij op zoek naar de patiënt die het hart ontving.
Op het moment van het ongeluk is Joop in gesprek met zijn jeugdvriend Philip, die inmiddels voor de Mossad, de Israëlische geheime dienst, werkt. Hij vraagt Joop een Nederlander die zich in Venice ophoudt in de gaten te houden. Deze ‘terrorist’ helpt Joop op zijn beurt weer bij de zoektocht naar Mirjams hart.
God, die het ongeluk overleeft, stelt zijn leven in dienst van de zoektocht naar de omstandigheden van Mirjams dood, de waarheid, zoals hij zelf zegt. Hij gaat hierin erg ver, komt zelfs uit bij gebeurtenissen van driehonderd miljoen jaar geleden.
Alsof dit alles nog niet genoeg is, arriveert ook nog Linda, een nicht van Joop. Zij stelt Joop voor aan Usso Apury, haar boeddhistische leermeester die de reïncarnatie is van hun in Auschwitz vermoorde grootvader.
Hoe ongeloofwaardig en toevallig deze verhaallijnen ook lijken, dat zijn ze zeker niet. De Winter weet ze knap samen te brengen in één verhaal. Dit verhaal wordt in rustig tempo verteld, zonder al te veel moeilijke woorden. De personages worden heel realistisch neergezet en verliezen nergens hun geloofwaardigheid. God's gym leest als een puzzel: er vallen steeds meer stukjes op hun plaats. Een leesbaar en spannend boek voor de gemiddelde leerling in de Tweede Fase.
Met de inhoud kun je vervolgens ook nog alle kanten op. De vele verhaallijnen zorgen in eerste instantie al voor veel gespreksonderwerpen. Daarnaast kun je de relatie met andere boeken of films blootleggen, want De Winter heeft zijn boek wel geschreven in navolging van anderen. De monoloog van God, waarmee het boek begint, heeft wel wat weg van de gesprekken tussen de engelen in De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch en ook zijn er parallellen te trekken met de film Magnolia van Paul Thomas Anderson. Genoeg aanknopingspunten dus waar een leerling zelfstandig mee aan de slag kan, en die een klassikale bespreking van het boek ook aantrekkelijk maken. Maar waar je ook gewoon van kunt genieten.
MO
| |
Adriaan van Dis
Familieziek
Augustus, 2002
ISBN 90 457 0041 7
€ 18,50
In 1984 verraste Adriaan van Dis - tot dan toe vooral bekend als interviewer/presentator van een succesvol literair televisieprogramma - lezend Nederland met Nathan Sid. Zijn onlangs verschenen ‘roman in taferelen’, Familieziek, herneemt de periode die al in dit debuut centraal stond.
In Familieziek draait het om een gezin waarin een naamloze jongen opgroeit. Ook de andere leden van het gezin worden niet met name genoemd. De vader wordt aangeduid als ‘meneer Java’, af en toe ook als ‘Paardman’, moeder is gewoon ‘moeder’ en de drie zussen ‘zussen’, soms ‘eerstezus, middelzus en derdezus’. Dit is het gezin dat we al kennen uit Nathan Sid. Niet alleen de hoofdpersonen keren terug in Familieziek, ook andere al bekende elementen spelen een belangrijke rol. Zo is de naamloze hoofdpersoon net als in Nathan Sid een wat ziekelijke, allergische jongen (‘deze broze scheut’). En de vader in beide boeken is niet helemaal zonder scheuren de oorlog doorgekomen. Ten slotte speelt de kloof tussen moeder/zussen/vader, die allen in Indonesië geboren zijn, en de jonge jongen, in Nederland geboren, en daarbij dan wel uit dezelfde moeder, maar van een andere vader, een grote rol.
Van Dis' poëtisch taalgebruik is al van begin af aan een van de opvallendste kenmerken van zijn schrijverschap. Ook in Familieziek is de taal erg poëtisch en daarbij vaak sterk ritmisch: ‘Zodra de mannen van de reddingsbrigade de boot op eigen kracht naar het schip in nood kunnen roeien, zwemmen de paarden terug naar de kant; dan dansen hun manen als kragen en krijgen hun staarten franje. Als meneer Java dat ziet, trilt hij van geluk.’
Het gehele boek door doet meneer Java verwoede pogingen om van zijn zoon een weerbare, sterke en ook slimme jongen te maken. Zo probeert hij zijn zoon bij te brengen dat het in het leven vooral aankomt op wat hij ‘kopkracht’ noemt: ‘Kopkracht houdt je overeind, waar je ook zit...’
De ontberingen die hij tijdens de oorlog heeft moeten doorstaan, hebben van hem een strenge vader gemaakt, die zijn jongen niet spaart. Steeds maar herhaalt hij dat heimwee zwakte is, als een soort mantra, maar het fotoalbum dat herinnert aan de gelukkige tijden in de Oost, komt vaak op tafel.
Het fraaie, poëticale van het begrip ‘kopkracht’ wordt door de zoon echter ook aangewend om de beelden uit zijn jeugd vast te houden. Want behalve dat meneer Java zijn verhalen vertelt en zijn levenslessen overbrengt, leert hij zijn jongen schrijven. En de latere schrijver heeft deze les- | |
| |
sen over kopkracht, zo zou je er bij kunnen denken, ingezet voor het vastleggen van de verhalen en gebeurtenissen uit zijn jeugd.
Een mooie aanleiding om in de klas eens een gesprek te hebben over lezen en schrijven en verhalen vertellen.
JB
| |
Bobje Goudsmit
De ijzeren maagd
Uitgeverij Holland, 2002
ISBN 90 251 0896 2
€ 11,65
Een jong meisje - naar later blijkt, heet ze Ruth - geniet van de geschiedenislessen van de nieuwe, jonge leraar. Op een dag heeft hij een gele ster op zijn trui genaaid. Later verdwijnt hij van school.
Tim heeft op school twee vrienden, Jaouad en Joris. Op een abrupte manier komt er een einde aan de vriendschap tussen de twee jongens. Eigenlijk draait het allemaal om een meisje, Anouk. Henk is een getrouwde man met twee kinderen, Judith en Anouk. Zijn oude tante Ruth moet snel naar een verzorgingshuis.
Tante Ruth woont net in een verzorgingshuis en ontmoet daar jongen, Tim. Ze vraagt hem om af en toe een klusje voor haar te doen.
Het moge duidelijk zijn dat deze vier verhaallijnen, waaruit De ijzeren maagd is opgebouwd, met elkaar samenhangen. Vanuit wisselend perspectief wordt steeds een stukje van de puzzel onthuld. Deze opbouw vereist enige leeservaring: die perspectiefwisselingen moet je natuurlijk wel even doorhebben. Het boek is door de opbouw in eerste instantie spannend. Jammer genoeg is op driekwart van het verhaal al duidelijk hoe het zal aflopen. Toch blijft er ook iets onduidelijk: wie is toch die persoon die rondhangt bij het huis van Anouk en waarom doet hij dat? Het zal Joris wel zijn, maar in feite doet het antwoord er ook niet veel toe. De auteur had dit element dus best weg kunnen laten.
Het taalgebruik van de schrijfster is helaas weinig verrassend. Ze heeft de neiging om alle details uit te leggen, waardoor er voor de lezer weinig te raden overblijft. De meeste leerlingen zullen echter wel van het boek genieten.
Het verhaal is voor hen best interessant - oorlog is immers altijd interessant en die speelt in een aantal verhaallijnen toch een grote rol. Ook is het best even spannend om er achter te komen hoe de puzzel precies in elkaar zit en wat al die mensen met elkaar te maken hebben. De uitkomst is verrassend, ondanks dat deze helaas al vroeg duidelijk is. Daarnaast zijn Tim, Jaoaud, Joris en Anouk erg herkenbare personages: pubers met puberproblemen.
De ijzeren maagd is een mooie en aangename leesoefening. Had de auteur echter nog even wat langer doorgeschaafd voordat ze het manuscript naar de uitgever stuurde, dan had ze er ook een literair interessant boek van kunnen maken, met ruimte voor eigen interpretatie door de lezer.
MO
| |
An Na
Enkele reis paradijs
Lemniscaat, 2002
ISBN 90 5637 445 1
€ 13,95
Als de Koreaanse Young Ju vier is, neemt haar umma, haar moeder, haar mee naar de kapper. Ze krijgt een permanentje, om er zo Amerikaans mogelijk uit te zien. Het gezin gaat namelijk emigreren naar Mi Gook, Amerika. Voor de kleine Young Ju is Mi Gook een toverwoord, want het ‘kan umma en apa (papa) laten stoppen met ruzie maken, alsof het een belangrijke meneer is die op de deur klopt’.
Mi Gook zelf is een grote tegenvaller voor Young Ju. Haar was steeds verteld dat het land het paradijs zou zijn. Ze had dan ook verwacht haar overleden harabugi, haar grootvader, weer te ontmoeten. Hij is echter nergens te vinden en Young Ju concludeert dan ook: ‘Dit is niet de hemel.’ Hoe waar deze constatering is, wordt in de rest van het boek duidelijk. Young Ju's leven in Amerika loopt niet over rozen. Het begint nog normaal: ze krijgt een broertje en gaat naar school.
Daar voelt ze zich niet altijd even prettig: ‘Ik baal ervan dat ik altijd de kleinste van de klas ben. Iedereen bij mij in de familie lijkt een mandarijntje tussen de sinaasappels.’
Niet alleen het anders-zijn maakt het leven moeilijk voor Young Ju. Haar vader ontpopt zich tot een tirannieke man, die in Amerika niet vond wat hij zocht. Hij reageert zijn woede en teleurstelling af door zijn vrouw te slaan en zijn dochter te kleineren.
Het prachtige en tegelijk moeilijke aan Enkele reis paradijs is het gekozen perspectief. Young Ju is de verteller van het verhaal. Dat betekent dat het taalgebruik in de eerste hoofdstukken eenvoudig is, simpelweg omdat Young Ju nog maar vier jaar oud is. In de ruim honderdvijftig pagina's die het boek telt, groeit het meisje op tot een zelfbewuste jonge vrouw. Het ouder worden is niet de enige ontwikkeling die An Na in de korte hoofdstukken in taal heeft weten te vangen. Heel genuanceerd laat ze zien hoe een Koreaans meisje langzaam Amerikaans wordt. En dat zit 'm in kleine dingen. Helemaal Amerikaans zal Young Ju echter nooit worden, ze heeft haar wortels in Korea. Dankzij de vele goede herinneringen die zij en haar moeder hebben aan dat land en haar familie daar, is ze zich daarvan sterk bewust.
De ouders van Young Ju hebben
| |
| |
nogal moeite met de Engelse taal Dat zorgt ook voor vreemde situaties. Zo moet Young Ju met haar vader een nieuwe green card, verblijfsvergunning, gaan ophalen. Hoewel zij zelf nog minderjarig is, is ze toch degene die zaken doet met de meneren en mevrouwen achter de loketten; haar vader begrijpt niet wat er gezegd wordt.
Dergelijke integratieproblemen zijn natuurlijk niet nieuw. Veel allochtonen in Nederland zullen zich waarschijnlijk herkennen in Young Ju. Of je nu van Korea naar Amerika verhuist, of van Marokko naar Nederland, het cultuurverschil is in beide gevallen erg groot. Het verhaal is dan ook zeer herkenbaar, zonder in clichés te vervallen. Dit maakt het zeer geschikt om in de basisvorming van havo of vwo te lezen en te gebruiken als aanleiding voor een gesprek over dit thema. In een brugklas is het wellicht verstandig het boek samen met de leerlingen te lezen of voor te lezen. Met name in het begin gebruikt de auteur nogal eens Koreaanse woorden die ze niet onmiddellijk uitlegt, wat enig denkwerk vereist. Hoewel het verhaal duidelijk blijft, was een verklarende woordenlijst geen overbodige luxe geweest. Desondanks is Enkele reis paradijs is een prachtig boek!
MO
| |
P.C. Hooft
Warenar - Geld en liefde in de Gouden Eeuw
‘Tekst en context’-reeks
Samenstelling: Lia van Gemert en Marijke Meijer Drees Amsterdam University Press, 2002
ISBN 90 5356 555 8
€ 11,50
Na de vijf delen Karel ende Elegast, Jacob van Maerlant, Reinaert de Vos, Wilhelmus en de anderen en Verhalen over verre landen is de reeks ‘Tekst in context’ uitgebreid met een zesde deel, Warenar van P.C. Hooft. De samenstellers, beiden docent historische Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht, vertaalden Warenar in eigentijds Nederlands en plaatsten Hoofts blijspel in een heel duidelijke en aantrekkelijke context. Rond het verhaal van de vrek en zijn dochter, die gedwongen wordt tot een huwelijk, de rijkaard, de minnaar, de boekhouder en de dienstmeid wordt de sociale situatie in het zeventiende-eeuwse Amsterdam verduidelijkt. Over de huwelijksgewoonten, de bloeiende theatercultuur en de sociale vraagstukken over armoede en rijkdom worden heldere en korte uiteenzettingen gegeven. De lay out is aantrekkelijk: kernwoorden uit Warenar zijn geaccentueerd en worden in de context toegelicht. Illustraties in de vorm van stadsplattegronden, (fragmenten van) prenten, gravures en schilderijen uit de Gouden Eeuw, foto's van voorwerpen en gevelstenen, maken het boekje tot een zeer bruikbaar geheel. De docentenhandleiding is bewust beknopt gehouden; behalve suggesties voor verwerkingen bij Nederlands, CKV en KCV biedt het ook verwijzingen naar digitale media en andere materialen. Kortom: een nieuw deel uit een ideale serie voor wie de historische letterkunde en de leerlingen serieus neemt.
AMR
| |
F.W. Korsten
Lessen in literatuur
Uitgeverij Vantilt, 2002
ISBN 9075697 81 3
€ 24,90
In ruim 350 pagina's neemt Korsten, docent Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Leiden, de lezer mee in vijfentwintig eeuwen literatuur, literatuurgeschiedenis en -beschouwing. Hij wil vooral veel: beperkt zich niet tot de Nederlandse letterkunde, maar plaatst zijn betoog in een internationale context, zonder een totaaloverzicht te willen geven. In het voorwoord zegt de auteur ook voor wie dit boek is bedoeld: de beginnende geesteswetenschapper. Maar het zou ook geschikt zijn voor leeskringleiders of -volgers.
Merkwaardig is de werkwijze.
Met opzet, ‘omwille van de leesbaarheid’, koos de auteur ervoor niet uit te gaan van de oorspronkelijke teksten zelf, maar om beknopte samenvattingen op te nemen, en daarbij heel bewust zonder vermelding van de bronnen.
In ditzelfde voorwoord word ik als lezer al op een verkeerd been gezet. Enerzijds is er geen bezorgdheid over de vraag of literatuur zijn beste tijd heeft gehad, anderzijds klopt het dat nog slechts een zeer klein deel van het publiek literatuur leest.
In dertien hoofdstukken, van klassieke oudheid, via onder andere Romeinse Klassieke Oudheid, vroege en late Middeleeuwen, modernisme en postmodernisme om uit te komen in de transnationalisme en postkolonialisme, wordt steeds een werk uit de wereldliteratuur bij de kop gepakt. En een daarmee worden ook dertien begrippen uit de doeken gedaan. Zo wordt de Verlichting gekoppeld aan het begrip ‘belang’. Het nut daarvan wordt met wel vier argumenten bijgezet, zij het op twijfelachtige wijze. Korsten gaat dan in op Adam Smith, de brief(roman) met Voltaire, Belle van Zuylen (met fragment én bronvermelding), het reisverslag waarin werkelijk de halve wereld bijeen wordt gebracht. De VOC-geleerde Rumphius, de wiskundige Godin, de geograaf De la Condamine, de schrijver Defoe, met gelukkig een fragment uit Robinson Crusoe. Veel namedropping, vrees ik. Met
| |
| |
de Engelsen Hobbes, Hume en Chambers, de Fransen Diderot en D'Alembert, de Italiaan Vico wordt de strijd tegen de willekeur en voor het menselijk belang aangetoond. Via de paragraaf ‘libertinage en engagement’, waar De Sade en Wollstonecraft aan de orde komen, wordt een fikse stap gemaakt: die naar de ‘feministische literatuurwetenschap’, met Virginia Woolf en Mieke Bal.
Met twaalf pagina's literatuurverwijzing krijgt de lezer het idee dat Korsten erudiet moet zijn, maar of de leeskring er zijn voordeel mee doet, blijft de vraag. En de aankomend geesteswetenschapper? Laat die dan toch maar liever Anbeek, Lodewick of Knuvelder bij de hand nemen. In die Beschränkung zeigt sich der Meister.
AMR
|
|