| |
| |
| |
Een leven lang Lijsters?
Boekenpakketten en de canon
‘Twee vwo-generaties lang’, ruim twaalf jaar, geeft Wolters-Noordhoff de serie Jonge Lijsters voor de basisvorming en de Grote Lijsters voor de Tweede Fase uit. De vraag naar de canoniserende werking van deze en andere series ligt voor de hand. Boekenpakketten voor het voortgezet onderwijs: het was een gat in de markt waarin ook andere uitgevers zijn gesprongen.
Anne-Mariken Raukema
Janette Meijer is pas kort uitgever van de Lijsters. Ronald Dietz, nu hoofd van de unit Lijsters en atlassen, stond aan de wieg ervan. ‘Annie van den Oever, universitair docent Nederlands aan de Groningse universiteit, belde me op toen ze las dat in de loop der jaren vijfentwintig miljoen Lijsters waren verkocht. Zij doet onderzoek naar de beïnvloeders van het lezen, maar de invloed van de boekenpakketten bleef buiten beschouwing. Ze had geen notie van de aantallen leerlingen die we bereiken en de invloed die de boeken kunnen hebben.’
Dietz is duidelijk trots op de series: ‘In de jaren negentig van de vorige eeuw verkochten we tegen de 100.000 pakketten Grote Lijsters en tussen de 50.000 en 80.000 Jonge Lijsters. Die aantallen halen we niet meer. Dat komt aan de ene kant omdat ook wij merken dat er minder gelezen wordt en aan de andere kant hebben we concurrenten gekregen. Malmberg heeft onze formule gewoon gekopieerd en Zwijsen is in het basisonderwijs een kleine concurrent. Maar in het voortgezet onderwijs zijn wij nog steeds marktleider.’ De afname van het aantal gelezen boeken hangt ook sterk samen met de komst van het studiehuis en de basisvorming. Het aantal verplichte boeken voor de eindexamenlijst is teruggebracht tot een schraal aantal en dat heeft ook directe gevolgen gehad voor het aantal Lijsters dat werd afgenomen. ‘In feite heeft het Rijk met zijn onzalige maatregelen ons fors in de vingers gesneden. Niet alleen bij de Lijsters zie je die terugval; voor de vakken Frans en Duits is dat rampzalig. In de serie Merles Blancs die vanaf 1996 liep met vijf titels per jaar, hebben we in 1999 moeten snijden en het aantal titels teruggebracht tot drie. In 2000 kwamen de laatste Merles uit.’ De Duitse Buchfinken idem dito: die serie liep vanaf 1992, ook in 1999 gereduceerd tot drie en gelijk met de Merles stopgezet. Meijer: ‘Met de Buchfinken komen we dit jaar al terug. Maar zelfs door interne subsidiering is de kans dat we ooit nog Merles gaan uitgeven niet groot, die serie was nooit winstgevend.’
| |
Lijsters nu
Wie Lijsters zegt - een poëtische naam voor een commercieel product met een sterke annotatie naar de ‘lijst’ en veel mogelijkheden om op te variëren: Blackbirds voor Engels, de Merles Blancs voor Frans en Buchfinken voor Duits - zal in eerste instantie de Jonge Lijsters en Grote Lijsters kennen, maar in de loop der jaren is het assortiment sterk uitgebreid. Bijvoorbeeld met Vrije Lijsters voor de basisvorming, waarin boeken zijn opgenomen die meer bij de leefwereld van de twaalftot veertienjarige passen, spannende en ‘meer soapachtige’ boeken die Wolters-Noordhoff beslist niet in de Jonge Lijsters wil, zoals Blauwe plekken van Anke de Vries en Vampier in de school van Paul van Loon. Vrije Lijsters acht Wolters-Noordhoff minder gebonden aan de canonvorming.
Er zijn ook Themalijsters: drie boeken over de holocaust, die zowel voor het leesdossier als voor geschiedenis gelezen kunnen worden; Gouden Lijsters: vier klassieke jeugdboeken in gebonden uitvoering en Kroonlijsters: vijf klassiekers (De avonden, De aanslag, Kaas, Karakter en Nooit meer slapen), eveneens gebonden. Deze Kroonlijsters blijven, in tegenstelling tot de titels uit de andere pakketten, permanent verkrijgbaar. Daarnaast zijn er er uitbreidingen met evenzoveel varianten naar de jongere leeftijdsgroepen, te beginnen met de Peuterlijsters voor tweejarigen (onder andere Patsboem van Jan Jutte) en te eindigen, als laatste voorloper op de Vrije Lijsters, met de Vroege Lijsters (met Jacques Vriens' Een stelletje mooie vrienden en Tirannen van Aiden Chambers). De doorgaande lijn is belangrijk.
| |
| |
| |
Geschiedenis
Aan dit brede assortiment ligt een geschiedenis ten grondslag. Dietz licht toe: ‘We begonnen in 1978 met tijdschriften over literatuur: Diepzee voor de bovenbouw van havo en vwo en Tikker en Bumper over jeugdliteratuur. In de redactie van Diepzee zaten mensen als Marjoleine de Vos, Guus Middag en Aleid Truijens.’
De laatstgenoemde zou zich jaren later nog trouw pleitbezorger zou tonen in de Volkskrant (‘Dankzij Grote Lijsters zijn er nog grote lezers,’ augustus 2002) en eerder als inleider van een Bijenkorf-uitgave, De ideale bibliotheek. 100 boeken die iedereen gelezen moet hebben.
Diets vervolgt: ‘We hadden ook een tijdlang tijdschriften voor Engels (Diver) en Duits (Sirene). Je zag toen al het literatuuronderwijs in de knel komen door de circulaires uit Den Haag over herstructurering. Via de tijdschriften hadden we een goede ingang bij de docenten. Het aantal abonnementen liep echter terug en ik ging meer geloven in het aanbieden van de boeken zelf in plaats van erover te publiceren. In die tijd had je ook de Bulkboeken van de gelijknamige uitgeverij. We hebben serieuze pogingen gedaan om Bulkboek in te lijven, maar dat liep stuk. Terugrijdend van Amsterdam naar Groningen heb ik de Grote Lijster-formule bedacht.’
Omdat Dietz daar ingangen had, ging hij in gesprek over licenties met uitgevers als Arbeiderspers, Bezige Bij, Nijgh en Van Ditmar en Querido en de bijbehorende fondsen voor jeugdboeken. Er werden financiële afspraken gemaakt en Wolters-Noordhoff kreeg de bevoegdheid om de boeken van Maarten 't Hart (Een vlucht regenwulpen), Remco Campert (Het leven is verrukkelluk), J.J. Slauerhoff (Het verboden Rijk), Willem Elsschot (Lijmen/Het been) en J. Bernlef (Hersenschimmen) over te nemen in het nieuwe Grote Lijsterfonds. Cijfers over licentiebedragen geeft Dietz niet - ‘het was een redelijk hoog bedrag, het was toch een kwestie van je invechten’ -,
| |
| |
maar hij wil wel de succesgetallen van de eerste oplagen kwijt. Er moesten minstens 30.000 pakketten verkocht worden om uit de kosten te komen; het werden er ruim 90.000. De ‘goede ingang bij docenten’ vormde een van de fundamenten om de benodigde massa te krijgen. Vijf boeken voor vijfentwintig gulden, dat sloeg in als een bom. Met dit succes uit 1990 verscheen een jaar later de eerste reeks Jonge Lijsters, met onder meer Guus Kuijer (Drie verschrikkelijke dagen) en Ward Ruijslinck (Wierook en tranen). Hetzelfde jaar 1991 was de start van de Blackbird-serie (met boeken als Emily Brontë's Wuthering Heights en Bernard Malamuds The Assistant). De Buchfinken verschenen vanaf 1992 (onder meer Patrick Suskinds Das Parfum en Max Frisch' Homo Faber).
| |
Samenstelling
De voorgeschiedenis van met name Diepzee is ook bepalend geweest voor de samenstelling van de pakketten, met de jaarlijkse Diepzee-enquête waarin Dietz en collega Everhard Huizing zowel kwantitatieve als kwalitatieve vragen stelden. De voorkeuren van de jonge lezers werden in kaart gebracht en dit leidde tot de jaarlijkse ‘Diepzee-top honderd’. Deze voorkeuren werden gelegd naast het voornaamste criterium van de uitgever: de literaire kwaliteit en het feit dat het boek zich al bewezen moet hebben.
| |
Een uitgever
Manja Heeze was uitgever bij Elzenga en Zwijsen en werkt nu bij Leopold. Ze heeft regelmatig contact met de educatieve uitgevers over de verkoop van licenties. Leopold verkoopt die alleen aan Wolters-Noordhoff en Zwijsen, niet aan Malmberg. Heeze: ‘Dit heeft te maken met een exclusiviteitsafspraak binnen de Weekbladpersgroep (WPG) te maken. Zwijsen is daarin een zusterbedrijf van Leopold, daarin liggen de zaken anders. Met Wolters en Zwijsen hebben we jaarlijks overleg over de titels die we in licentie kunnen geven. Het initiatief ligt aan beide kanten, het is een kwestie van gedeeld belang. Maandelijks stellen we de lijst bij, natuurlijk in overleg met de auteur.’
Verreweg de populairste - en best verkopende - schrijver is Paul van Loon. Heeze: ‘Alle series, Lijsters en Boektoppers, willen zijn titels graag opnemen. We kiezen in zo'n geval vaak voor oudere titels. Dit jaar komt Van Loons Vampier in de school bij de Vrije Lijsters, net als Johan Diepstratens Dood door schuld. Anansi's web van Lydia Rood komt als Jonge Lijster.’
| |
Een schrijver
Van Gijs Wanders, journalist en auteur van tal van kinder- en jeugdboeken, nam zowel Wolters-Noordhoff als Malmberg een boek op: in de reeks Jonge Lijsters in 1994 verscheen Vogelvrije vrienden en in de reeks Boektoppers in 2001 verscheen Spoorloos verdwenen. Wanders is duidelijk: ‘Enig!’, vindt hij het als een van zijn boeken op deze manier een ‘tweede leven’ krijgt. De uitgevers vragen in alles toestemming vooraf en hij ziet geen verschil in de ene of de andere uitgever. Ook niet waar het royalties (de betalingen) betreft: ‘Niet onbelangrijk is natuurlijk dat het niet mijn hoofdberoep is. Ik schreef jeugdboeken naast mijn journalistiek werk. Voor mij is de betaling volstrekt van ondergeschikt belang, maar dat zal anders zijn voor mijn fulltime jeugdboekenschrijvende collega's.’
Dietz: ‘Het aardige van die Diepzee-enquête was dat je je eigen Grote Lijster-titels daarin terugzag. Vroeger konden titels als Het bittere kruit, De komst van Joachim Stiller en Oeroeg meer dan dertig jaar op de lijsten blijven staan. Uittrekselboeken hebben daar ook fors hun steentje aan bijgedragen. Ik denk dat we door de Lijsters die periode hebben teruggebracht. Door elk jaar vijf of zes goede, nieuwe titels aan te bieden, geven we ook docenten een steuntje in de rug. We willen een aardige mix voor de jonge lezers maken, maar we willen zeker niet opvoedend zijn. Soms worden we wel een tikkeltje elitair genoemd; we doen natuurlijk soms wel water bij de wijn, maar kiezen zeker niet voor alleen maar dunne boeken.’ In zekere zin is er wel sprake van een beïnvloeding van de leessmaak; zo wordt in het pakker Grote Lijsters elk jaar een dichtbundel opgenomen. Dat kan er een van Jan Eijkelboom zijn, van Piet Paaltjens of Rutger Kopland. Dietz licht die keuze toe: ‘Van alles is de poëzie al helemaal het kind van de rekening van de reductie van het literatuuronderwijs geweest. Schande! Ik vrees dat als wij de poëzie eruit zouden halen, het helemaal niet meer wordt gelezen in het onderwijs. Docenten stellen de bundels ook erg op prijs. We blijven het zeker doen, hoewel het zakelijk gezien niet uit kan.’
In 1997 werd de uitgave van Diepzee gestaakt. Sindsdien wordt rekening gehouden met de voorkeuren van de jonge lezers en de docenten via de enquêteformulieren die met de Lijsterpakketten meegestuurd worden. Ook is internet een wezenlijk medium geworden om de voorkeuren kenbaar te maken. Veel jongeren mailen hun favoriete titels of schrijvers door. Soms wordt rekening met de gevoeligheid van sommige scholen met werk van bepaalde schrijvers. Zo heeft het nogal lang geduurd voordat Vals licht van
| |
| |
Joost Zwagerman opgenomen werd; het kwam in 1999 als Lijster uit, terwijl het in 1992 al was verschenen. Giphart staat tot op heden nog niet op de lijst. Dietz: ‘Het nieuwe boek van Rogi Wieg, Kameraad scheermes, daar zou ik ook aan twijfelen; is dat niet te deprimerend voor scholieren? Wij maken de selectie, nemen de suggesties van de jongeren mee in de keuze en worden soms ook wel door uitgevers getipt. Voor een boek als Hersenschimmen gold dat het als Grote Lijster in 1990 zeker niet het laatste leven was. Querido heeft er nadien nog herdruk op herdruk mee beleefd.’ Op de vraag of de Jonge en Grote Lijsters-reeksen niet erg ‘wit’ zijn, antwoordt Dietz bevestigend: ‘Ja, inderdaad, er zitten nog geen allochtone schrijvers in de series, maar dat heeft dan ook z'n reden; niet hoog op de voorkeurslijsten van leerlingen en docenten en nog te weinig algemeen gekend. Een boek als Bruiloft aan zee van Abdelkader Benali? Dat zou gekund hebben. Hetzelfde geldt voor Nilgün Yerli's De garnalenpelster. Maar of Hafid Bouazza nou zo geschikt is voor scholieren, daar twijfel ik aan.’
| |
Rol in de canonisering
Dan de hamvraag: menen de uitgevers dat zij een rol spelen in de canonisering? Dietz: ‘Natuurlijk zijn we ons bewust van het feit dat we via de boekenpakketten meewerken aan de canon, dat we “medecanoniseerder” zijn, maar dat komt omdat we een dubbele rol hebben. We zijn een commercieel bedrijf en werken met kleine marges aan een goed product. We hebben een missionerend idee, we willen jongeren goede boeken aanbieden tegen een lage prijs. Als zij op die leeftijd niet ervaren dat literatuur een hoog goed is, het lezen ervan vervoering en troost kan bieden en zien dat er naast het gewone leven nog duizend andere mogelijk zijn, ervaren zij dat nooit. Met de Lijsters bevinden we ons op de breuklijn van vrijetijdslezen en schoolslezen. Daar zijn we ons erg bewust van. Natuurlijk bereik je ook iets met literatuurlessen, maar daarin blijft de context schools. De Lijsters lees je thuis. Voor het eerst sturen we de pakketten naar de jongeren thuis, in plaats de docent als distributeur aan te wijzen.’
In een pakket van zes titels zijn er natuurlijk altijd boeken die meer of minder worden gewaardeerd. Dat heeft ook met het genre te maken. Leerlingen hebben blijkbaar moeite met populaire essayistiek. Een boek als Hoe God verdween uit Jorwerd (Grote Lijster 2002) is de eerste non-fictie titel in de reeks ooit. Sommige docenten vinden het dan ook niet goed dat dit voor de lijst wordt gelezen. Meijer: ‘De passievrucht van Karel Glastra van Loon wordt erg goed ontvangen en van Arthur Japin (De zwarte met het witte hart) heb ik hoge verwachtingen.’ Dat de laatste pakketten niet meer zo duidelijk als serieboek herkenbaar zijn, is een bewuste keuze. Meijer: ‘We hebben gekozen voor zwaarder papier en voor mooie covers die het boek meer recht doen dan de serie.’
Waar het gaat over de toekomst van de nieuwe producten, video's (films gebaseerd op Nederlandse - De kleine blonde dood, Karakter en Left Luggage - en Engelse boeken - Romeo and Juliet, One flew over the Cuckoo's Nest en Wuthering Heights) en luistercd's (met verhalen van onder anderen Adriaan van Dis, Frans Pointl, Simon Carmiggelt) is de jonge Meijer terughoudender dan de oudere Dietz: ‘Het zijn twee andere ingangen om het verhaal binnen te brengen. Het kan mij niet schelen via welk medium, als ze het verhaal en de stijl maar ervaren. Van mij mogen de video's en de cd's de helft van het Lijsterfonds worden. Hoe komen anders die prachtige verhalen als van Hooft en Homerus of een mooi epos in de hoofden? Of de Gijsbrecht van Amstel? Ja, de Gijsbrecht als Hollywoodverfilming, die zou ik zo opnemen! Al blijft lezen wel onze eerste prioriteit.’
| |
De andere spelers
In 1970 verscheen de eerste roman op krantenpapier, de fameuze Bulkboeken, die gretig aftrek vonden in het voortgezet onderwijs. In het schooljaar 1998-1999 werden de laatste pakketten verstuurd. Nadien kwam er nog een incidenteel boek in krantvorm uit, maar de serie werd in dat jaar stopgezet. In 1991, een jaar na de eerste Lijsters, startte de stichting Bulkboek met een boekenreeks in pocketvorm, de zogenaamde Penta-pockets. Het seizoen 1998-1999 was het laatste dat Bulkboek de uitgave verzorgde. Het jaar daarna nam Wolters-Noordhoff het over. Dit schooljaar verschijnen de Penta-pockets voor het laatst.
| |
Malmberg
Als een van de eersten zocht Malmberg in Den Bosch mogelijkheden dezelfde markt te bereiken. In 1997 werd gestart met de Boektoppers voor het basisonderwijs, het jaar daarop met die voor het voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs blijft Wolters-Noordhoff marktleider, de slag in het basisonderwijs heeft Malmberg gewonnen. De uitgeverij biedt boeken aan van Max Velthuis tot en met Jacques Vriens.
Malmberg kiest bewust voor een combinatie van vertrouwde auteurs en modernere en meer eigentijdse titels. Waar Wolters-Noordhoff bewust kiest voor het niet opnemen van debutanten, doet Malmberg dat even bewust wel. ‘Op die manier willen we de literatuur heel dicht bij de leerling houden,’ zegt Karin van den Dool, verantwoordelijk uitgever van de Boektoppers. ‘En sinds
| |
| |
2001 zorgen we ervoor dat elk jaar een allochtone schrijver in het pakket voor de Tweede Fase hebben. De samenstelling van het pakket moet zowel voor de leerling als de docent voldoende verrassend zijn, maar ook vertrouwd.’
Bij de samenstelling van de pakketten voor de basisvorming ligt het accent op ‘leuke’ boeken. Van den Dool: ‘Een breed aanbod voor deze leeftijdsgroep vinden we belangrijk; zo zitten er adolescentenboeken in, maar ook detectives en historische romans. En avonturenboeken en de meer literaire jeugdboeken. Wij vinden het belangrijk dat de jongeren zelf hun keuze kunnen maken.’
Voor de basisvorming wordt hetzelfde pakket aangeboden als voor groep zeven en acht van het basisonderwijs. Docenten met verder ontwikkelde leerlingen wordt geadviseerd om pakket B, het ‘moeilijker broertje’ van pakket A, bij de leerlingen aan te bevelen. In het pakket zijn Willem is een weerwolf van Hermine Landvreugd, Straatkatten van Mieke van Hooft, Nachtverhaal van Paul Biegel, Hasse Simonsdochter van Thea Beckman, Jubeltenen van Rita Verschuur en Kappen van Carry Slee opgenomen, plus een sms-boekje met trucjes.
Voor de derde en vierde klas bestaat het pakket uit Het gouden oog van Hans Hagen, De geur van Melisse van Per Nilsson, Afscheidsbrief van Bobje Goudsmit, Vallen van Anne Provoost, De voorspelling van Evert Hartman en De liftster van Theo Hoogstraten. In het pakket zit ook een cd. ‘We merken dat jongeren heel actief met deze cd omgaan en gebruiken in lessen en uitvoeringen. Op deze multimediale manier stimuleer je tegelijk de fascinatie voor taal.’
De pakketten voor de Tweede Fase zijn in tegenstelling tot de basisvorming niet meer zozeer gericht leesplezier, maar gekozen op functionaliteit. De leerlingen kunnen de boeken van Tim Krabbe (Vertraging), Abelkader Benali (Bruiloft aan zee), Marek van der Jagt (De geschiedenis van mijn kaalheid), Jeroen Brouwers (Bezonken rood), Rascha Peper (Russisch blauw) en Oek de Jong (Opwaaiende zomerjurken) lezen. Eerder bood de Boektopperserie boeken van Erwin Mortier (Marcel), Kader Abdolah (De reis van de lege flessen), Marga Minco (De val), Connie Palmen (De vriendschap), Gerard Reve (De vierde man) en Jan Wolkers (Terug naar Oegstgeest) aan.
| |
Zwijsen
Zwijsen is een ‘kleine concurrent’ in de markt van het basisonderwijs. In het voortgezet onderwijs speelt Zwijsen een zeer bescheiden rol, behalve waar het gaat om de moeilijke lezers. De Zoeklicht Plus-reeks is bedoeld voor jongeren van twaalf jaar en ouder. Het zijn leestechnisch eenvoudige boeken, met onderwerpen die dichtbij de belevingswereld staan: verliefdheid, pubertijdfantasieën en het spelen met toekomstideeën zijn populair. Zo bestaat de vierde reeks uit boeken met titels als: De oppas, Gedicht voor Tamara, Speurtocht naar Jessica en Wat heb jij nou? De boeken uit deze serie zijn geïllustreerd in zwart wit en bescheiden van omvang: gemiddeld zo'n tachtig pagina's.
| |
ThiemeMeulenhoff
ThiemeMeulenhoff heeft in 1998, het jaar waarin de Tweede Fase werd ingevoerd, een poging gedaan zich op de markt van de jonge lezers te komen. Het avontuur was voor de uitgeverij, toen nog Meulenhoff-Educatief geheten, van korte duur. Verantwoordelijk uitgever Anne Rube legt uit hoe dat komt: ‘Met de veranderingen binnen het literatuuronderwijs en het nieuwe vak CKV hebben we geprobeerd in te spelen op het nieuwe examenprogramma. Wezenlijk is ook het feit dat de toenmalige staatssecretaris van onderwijs, Tineke Netelenbos, de invoering van de Tweede Fase uitstelde. Scholen hoefden niet perse met ingang van het schooljaar 1998-1999 de Tweede Fase in te voeren, het mocht ook een jaar later. Van alle scholen heeft tachtig procent voor die optie gekozen. Dat betekende dat wij een oplossing hadden voor een probleem dat voor tachtig procent van onze markt op dat moment nog geen probleem was.’ Anders dan de Lijsters bood Thieme-Meulenhoff geen pakket met Nederlandse boeken aan, maar een geïntegreerd pakket met titels uit alle moderne vreemde talen. De uitgeverij werkte samen met Maarten Muntinga, de uitgever die bekend werd met de Rainbow-serie. Over de rechten werd direct met de buitenlandse uitgevers onderhandeld en boeken werden apart gedrukt: geel, met een eigen omslag. Wie lid was van de RainbowClub 1998 kreeg de volgende boeken: Enkele reis (Didier van Cauwelaert), Schrijvers zijn mensen (Ronald Giphart), Indische duinen (Adriaan van Dis), Twee koffers vol (Carl Friedman), Montyn (Dirk Ayelt Kooiman) en Kat en muis (Günter Grass).
Na een jaar werd het experiment stopgezet. Anne Rube: ‘We liepen te veel op de troepen vooruit. Het literatuuronderwijs was veranderd, maar paneltests wezen uit dat de docenten niet meeveranderden. Het was meer iets voor het toekomstig onderwijs dan het huidige. Zij vonden het ook vervelend om titels voor hun collega's van de andere talen te moeten kiezen; daar brandden ze liever hun vingers niet aan. Maar dat speelde in feite niet: de boeken waren immers bestemd om thuis te lezen, niet op school.’
Anne-Mariken Raukema is hoofdredacteur van Tsjip/Letteren en werkt bij Stichting Lezen.
|
|