Na schooltijd
Het prentenboek als springplank
Maandag 26 juni 2000 promoveerde Piet Mooren aan de Katholieke Universiteit Brabant op zijn proefschrift, getiteld Het prentenboek als springplank - Cultuurspreiding en leesbevordering door prentenboeken.
Met de term ‘Mattheüseffect’ wordt in veel sociaal-wetenschappelijke studies aangegeven dat kennis en vaardigheden zich ophopen bij wie al rijk bedeeld is, terwijl de minbedeelden nog armer worden. Van Heeks Talentenproject, Boekmans cultuurspreiding en minister d'Ancona's initiatief tot leesbevordering zijn projecten die deze negatieve spiraal wilden doorbreken. In die geest passen ook de inmiddels gevleugelde woorden van Annie M.G.
Schmidt: ‘De weg naar het Stedelijk Museum begint bij de prentenboeken.’
Aldus krijgt het emancipatorisch potentieel van het prentenboek een plaats binnen de grote sociaal-democratische projecten van cultuurspreiding en leesbevordering. Meer concreet wordt de specifieke bijdrage onderzocht van de verschillende bemiddelaren tussen boek en kind: de uitgever, de literaire en educatieve kritiek, het onderwijs en de bibliotheek. Er ontstaat zo een breed en gedetailleerd panorama van wat in de afgelopen decennia is ondernomen door overheid en particuliere instellingen op het gebied van het lezen en de kinderliteratuur, met de nadruk op het prentenboek.
Deze toegenomen waardering biedt echter geen garantie dat iedereen van kindsbeen af met prentenboeken in aanraking komt. Daarom werd in het interventieproject Elke dag een prentenboek nagegaan of leerlingen in groep drie van de basisschool baat hebben bij het frequent (een jaar lang) gebruik van prentenboeken bij de leerstofgebieden lezen en rekenen. Aan het onderzoek namen in totaal 20 Tilburgse scholen deel (454 leerlingen) - vooral Onderwijsvoorrangsscholen, waarvan de helft systematisch met de prentenboeken werkte en de helft niet.
Het bleek dat er significante en systematische verschillen bestaan tussen leerlingen van onderscheiden milieus: hoe lager het milieu, hoe minder de kinderen aangaven thuis voorgelezen te worden, wel eens naar de bibliotheek te gaan of een boek cadeau te krijgen. Het werken met prentenboeken had positieve effecten op diverse domeinen van het onderwijs, zoals woordenschat, probleemoplossend classificeren, rekenen en begrijpend lezen. Die winst, die niet direct was geoefend met het aanbieden van de prentenboeken en op transfer wijst, was het sterkste bij die leerlingen, die daar het minste ervaring mee op hadden gedaan: de scholen met de hoogste percentages leerlingen uit laagopgeleide allochtone en autochtone milieus. Kennelijk heeft het prentenboekproject een opwaartse spiraal in gang gezet. Van deze vorm van interventie kan in elk geval niet geconcludeerd worden dat de rijken rijker worden en de armen armer. Aandacht voor leesbevordering en cultuurspreiding door prentenboeken als Kummeling, Kikker en Pad, Max en de Maximonsters en Kikker is verliefd kan dus tot communale culturele cohesie leiden in plaats van tot het zozeer gevreesde ‘multiculturele drama. De handelseditie van deze dissertatie (528 pagina's) verscheen bij uitgeverij SUN in Nijmegen, ISBN 90 6168 595 8, f 49,50.