| |
| |
| |
Dagboek van een KCV-docent
Sinds mijn school in augustus van het vorig jaar gestart is met de Tweede Fase en het studiehuis, is het vakkenpakket niet alleen uitgebreid met Algemene Natuurwetenschap, maar ook met Klassieke Culturele Vorming. In het onderstaande verslag leest u mijn wederwaardigen met dit moeilijke, maar ook mooie vak.
Ursula Sikkens
Voordat u mijn pennenvruchten leest, lijkt een korte inleiding over het onderwerp van dit artikel mij op zijn plaats. Allereerst wil ik me aan u voorstellen: mijn naam is Ursula Sikkens en ik ben 27 jaar. Sinds mijn studie Klassieke Talen aan de universiteit van Nijmegen ben ik werkzaam als docent aan het Stedelijk Gymnasium Nijmegen. Gedurende mijn eerste en tweede jaar op deze school gaf ik zowel Grieks als Latijn in onder- en bovenbouw. Toen was er nog sprake van het ‘oude’ schoolsysteem; inmiddels is ook het gymnasium in augustus 1999 gestart met de Tweede Fase en, in nog beperkte mate, het studiehuis. Naast veranderingen in de lessentabel, examenopzet en didaktische aanpak van bestaande vakken in de bovenbouw, moeten er ook twee nieuwe vakken gegeven worden: Algemene Natuurwetenschap en Klassieke Culturele Vorming (KCV). Het laatste vak is verplicht voor gymnasiasten naast Latijn en/of Grieks. Op het gymnasium belandde KCV op het bordje van de sektie Klassieken. Binnen de sektie werden de Tweede Fase-uren verdeeld: een aantal docenten zou zich bezighouden met 4 Grieks, een aantal met 4
Het Paleis uitvoerig geanalyseerd II
Latijn en een aantal met KCV. Het resultaat was dat er van de vijf vierde klassen drie in mijn rooster terechtkwamen en de overige twee bij twee verschillende collega's. Het werd dus snel duidelijk dat ik de KCV-kar ging trekken en tot nu toe heb ik dat ook met veel plezier, maar ook met de nodige frustraties gedaan. Omdat het een geheel nieuwe vak betreft, blijft alle voorbereiding min of meer nattevingerwerk. Bij uitvoering van op papier prachtige lesplannen blijkt dat de praktijk continu aanpassing behoeft. Het hele proces valt goed te vergelijken met een overzeese ontdekkingstocht. Je koopt een nieuwe schip, huurt een bemanning en slaat een toereikende voorraad voedsel en nautische instrumenten in. Helaas moet je het als kapitein doen met een onvolledige kaart, maar dat maakt het avontuur des te groter. Tijdens de reis gaat het je soms voor de wind, soms gaat het helemaal mis: onvoldoende geïnstrueerde bemanning, verkeerde instrumenten, te weinig eten en een aantal stormen. Maar ondanks dat ontdek je steeds maar nieuwe landen en kun je de onvolledige landkaart steeds meer invullen. En als je na een jaar terugkeert, blijk je een redelijk beeld te hebben van wat zo'n ontdekkingsreis de tweede keer nodig zal hebben en wat je onderweg zal aantreffen. Natuurlijk dobber ik met mijn schip nu nog ergens halverwege mijn eerste jaar rond, maar een logboek van dit eerste half jaar is zeker mogelijk. Ik wens u veel leesplezier...
| |
Mei/juni 1999
Het urenaantal van KCV wordt door de schoolleiding vastgelegd: drie uur in klas 4, 5 en 6 (200 studielasturen). De sektie besluit deze uren als volgt over de jaarlagen te verdelen: 2 uur in klas 4 (per week, het hele jaar) en 1 uur in klas 5 (als twee-uursvak in het eerste half jaar). KCV kent alleen een schoolexamen, dus met deze verdeling van uren ronden de leerlingen het vak met
| |
| |
kerst in de vijfde klas af. Het schoolexamenpunt voor KCV komt op de uiteindelijke cijferlijst te staan en telt mee in de slaag/zak-regeling.
| |
Juni 1999
We besluiten, na enige voorstudie naar de lesmethoden die al voorhanden zijn (dit zijn er echter maar weinig), om in de vierde klas te werken met het naslagwerk Forum en het themaboek Paleis op de Dam. De opzet van het vak KCV is namelijk thematisch. Ten minste één thema dient klassikaal behandeld te worden en daarnaast kun je er als KCV-docent voor kiezen om nog twee of meer thema's, al dan niet klassikaal, te behandelen. Ons klassikale thema wordt dus Paleis op de Dam. We dienen een dringend verzoek in bij de roostermakers om KCV in blokuren aan te bieden, vanwege de ruimere tijd voor werkstukken en eventuele buitenschoolse opdrachten.
| |
Augustus 1999
De vakantie zit erop en tijdens ons eerste officiële KCV-overleg in de eerste schoolweek, zien we tot ons ongenoegen dat geen van ons drieën een blokuur KCV in zijn rooster heeft staan. Navraag bij de roostermakers leert ons dat dit roostertechnisch gewoon niet haalbaar was. Dat is jammer, want nu moeten we direct gaan sleutelen aan de globale lesopzet die ik in de vakantie had gemaakt als uitgangspunt voor de eerste vergadering. Na heel wat uren overleg besluiten we om tot half februari het thema Paleis op de Dam te behandelen en daarna nog een ander thema. Waarschijnlijk iets met Nijmegen in de oudheid, want we hebben het pas geopende museum Het Valkhof praktisch voor de deur. We maken ook onze eerste studeerplanner (geheel passend in de studiehuisgedachte) voor de eerste periode. Onze school werkt, sinds dit schooljaar overigens, met een vijfwekelijkse toetsweek (quinduum), waarin naast alle proefwerken ook alle excursies, sportdagen, vergaderingen van docenten en alle andere activiteiten moeten plaatsvinden. Buiten deze toetsweken is er dus geen lesuitval (behalve door ziekte van een docent). Naast deze studeerplanner geven we een lijst met boeken, die als naslagwerken in Forum worden aangeraden, aan de mediathecaris. Zij zorgt voor de aanschaf van boeken die er nog niet zijn en zij maakt op ons verzoek ook een leesplank KCV. Dat scheelt de leerlingen een hoop gezoek. Tevens regel ik een zesweken durend abonnement voor relevante KCV-boeken bij de centrale bibliotheek Nijmegen.
| |
September 1999
We gaan van start met onze lessen KCV! Dat is wel spannend, want we zijn erg benieuwd hoe de leerlingen het vak zullen ontvangen. De eerste les gaat helemaal op aan de uitleg van de praktische opzet van het vak en een globale uitleg van het doel en de inhoud van het vak. De praktische opzet is snel uitgelegd: iedere leerling moet een multomap aanschaffen, waarin hij alle opdrachtuitwerkingen, studeerplanners en andere stencils bewaart. In principe wordt er zelfstandig gewerkt aan de hand van de studeerplanner, en de onderwerpen die klassikaal gedaan worden staan apart in de studeerplanner genoemd. De werkstukken en praktische opdrachten worden in drietallen gemaakt. De reden hiervoor is tweeledig: enerzijds oefenen de leerlingen in samenwerkingsvaardigheden en anderzijds beperkt de docent de hoeveelheid nakijkwerk voor zichzelf. Zeker in mijn geval (3 × 30 leerlingen) is dat relevant. De docent bepaalt de groepssamenstelling en wijzigt deze per werkstuk. Maar dan wordt het moeilijker: Wat is KCV? Wat is het doel van KCV? Wat is het nut van KCV? Deze vragen zijn verdraaid lastig te beantwoorden als je nog geen enkele praktijkervaring hebt opgedaan en alleen maar mooie planningen op papier hebt staan. Ik heb mezelf in de vakantie een voorstelling proberen te maken bij de woorden ‘Klassieke Culturele Vorming’. Ik heb de eindexamensyllabus KCV doorgelezen. Ik heb de verslagen van netwerkscholen en voorhoedescholen gelezen. Ik heb met collega's op andere scholen gepraat over hun aanpak en ideeën. Je hoort veel en toch blijft het vak en de invulling ervan op een afstand. Het blijft een beetje kunstmatig aandoen: cultuur loskoppelen van Grieks en Latijn en er een apart vak van maken. Toch wordt me één ding wel duidelijk: zoveel docenten en instanties als er zijn, zoveel verschillen zijn er in aanpak en inhoud van dit vak. Vandaar mijn eerdere opmerking over een overzeese ontdekkingsreis. En niet één reis, nee, in
Nederland dobberen heel wat KCV-scheepjes rond. Wat verwacht ik dan van KCV? Ik wil dat de vier, door de overheid verplichte, gebieden van de klassieke oudheid (mythologie, toneel, beeldende kunst en bouwkunst) voor de leerlingen meer worden dan wat woorden op papier. Ik wil graag dat leerlingen op steeds verschillende manieren iets doen tijdens de lessen KCV. Ik wil graag toepassingsgericht werken en van KCV geen leervak maken. Ik wil dat leerlingen bezig zijn met de receptie van de klassieken in deze tijd. Kortom: ik wil een heleboel, maar of dat allemaal gaat lukken?
De leerlingen reageren neutraal afwachtend op mijn informatie en ik kan hun op dat moment geen ongelijk geven. Je kunt niet zeggen of iets nieuws leuk of boeiend is als je er niet een paar weken, zelfs maanden ervaring mee hebt. Mijn vermoeden is dat
| |
| |
de leerlingen alles over zich heen zullen laten komen en dat ik mijn eigen verwachtingen en verlangens zal moeten bijschaven en misschien wel op de helling zetten. De tijd zal het leren...
| |
Oktober 1999
We zijn inmiddels een aantal weken bezig met de opdrachten uit het Paleis. De leerlingen hebben nog geen vragen over de buiten- en binnenkant van het Paleis zelf hoeven te beantwoorden, maar ze hebben vooral vragen over de stadhuisfunctie van het Paleis gemaakt. In eerste instantie was het Paleis op de Dam namelijk het stadhuis van Amsterdam. Aan deze vragen is in het boek een kleine praktische opdracht gekoppeld: een onderzoekje naar het interieur en exterieur van je eigen stadhuis (Nijmegen) en een vergelijking van de functie en bouwgeschiedenis van de beide stadhuizen. Ik besluit om deze opdracht in groepjes van drie te laten uitwerken en inleveren. De leerlingen krijgen de eisen waaraan het verslag moet voldoen (namelijk dat het verslag een voldoende grote omvang heeft, dat het voorzien is van een inleiding en van een evaluatie en dat er een verantwoording van de taakverdeling in opgenomen is) en de uiterste inleverdatum. Er moet zoveel mogelijk in de les aan gewerkt worden. Dat levert al meteen een probleem op. Aangezien we geen blokuur de tijd hebben, is het bezoeken van het Nijmeegse stadhuis, dat overigens maar zo'n tien minuten van school verwijderd is, haast een onmogelijkheid in vijftig minuten lestijd. De leerlingen beginnen met klagen, maar zoeken al snel creatief naar oplossingen. Ze offeren pauzes en tussenuren op en gaan er zelfs na schooltijd langs. Dan doemt al snel probleem nummer twee op: ze mogen niet in het oude (raadhuis)gedeelte van het stadhuis. En dát stuk is nu net het oudst, dus voor hun verslag het interessantst. Ik ga na schooltijd mijn licht eens opsteken, maar mag zelf ook niet naar binnen. Gelukkig krijg ik na wat onderhandelen een stapel informatieboekjes over het oude stadhuisdeel mee. Er staan interieurbeschrijvingen en zwart-witfoto's in. Het is niet volmaakt, maar het kan het ermee door.
De resultaten van deze eerste opdrachten overtreffen in veel gevallen mijn verwachtingen. Alle groepen leveren hun werkstuk op tijd in, hoewel velen klagen over het ontbreken van (werkende) apparatuur op school (printers) om het geheel rustig te kunnen afwerken. Afgezien van de verzorging en het soms bedroevende taalgebruik zien de werkstukjes er prima uit. De meeste groepen hebben zelfgemaakte foto's toegevoegd.
Nu moet ik de verslagen van een punt voorzien. Dat valt niet mee. Als docent Grieks en Latijn heb ik geen enkele ervaring met het beoordelen van werkstukken. Ik ga eens informeren bij de sekties aardrijkskunde en geschiedenis, vakken met veel werkstukervaring. Uiteindelijk leg ik drie werkstukken naast elkaar, en door te vergelijken kom ik tot een protocol.
Door een aantal objectieve criteria op te stellen, kan ik mijn uiteindelijke punt tegenover de leerlingen goed verdedigen. Bovendien laat ik ieder groepje zelf hun samenwerkingspunt bepalen, omdat ik vind dat dit zich voor het grootste gedeelte aan het oog van de docent onttrekt.
Mijn beoordelingsprotocol zag er ten slotte als volgt uit:
I | Uiterlijk (max. 2 punten)
a. | voorkant, mapje (max. 1/2 punt) |
b. | verzorging (max. 1/2 punt) |
c. | afbeeldingen (max. 1 punt) |
|
II | Inhoud (max. 6 punten)
a. | structuur (kopjes, alinea's, één geheel) (max. 1 punt) |
b. | correcte en volledige informatie (max. 2 punten) |
c. | eigen mening (over gebouwen) (max. 1/2 punt) |
d. | originaliteit (max. 1 punt) |
e. | extra's (max. 1/2 punt) |
f. | taalgebruik, typefouten (max. 1 punt) |
|
III | Evaluatie (max. 1 punt) volledigheid (punten uit de richtlijnen) |
IV | Groepswerk (maximaal 3 punten per groepje)
Je kunt dus 9 punten halen voor het werkstuk. Per lid van je groepje krijg je er 1 punt bij (in totaal dus 3 punten). Jullie moeten zelf weten hoe je die punten verdeelt. Je kunt iemand die veel heeft gedaan dus 1 1/2 punt geven en iemand die weinig heeft uitgevoerd maar een 1/2 punt. Je telt dit punt bij het totaalpunt op dat door de leraar is gegeven en je weet zo je uiteindelijke punt. Dit geef je zelf door aan de docent. |
De leerlingen vinden het jammer dat ze niet in het stadhuis binnen konden, zetten hun vraagtekens bij het directe nut van deze opdracht, maar zijn al met al tevreden over hun resultaat en mijn beoordeling. Ze waarderen het dat ze zelf een kleine inspraak hebben in het punt, want over de werkverdeling zijn ze niet altijd tevreden.
| |
November 1999
We besluiten, aangezien er in het tweede en in het derde quinduum een toetsmoment is voor KCV, de Griekse en Romeinse kunst in kort bestek te behandelen. Hoofdstuk 3 in het Paleis besteedt daar ook aandacht aan en in Forum staat een aantal pagina's met informatie, die als leertekst kunnen dienen. Er volgen weer de nodige bij elkaar gesprokkelde brainstormuurtjes. Het resultaat is dat we beginnen met
| |
| |
de Griekse beeldhouw-, vaasschilderen bouwkunst. Om de leerlingen niet al te passief te maken, delen we een aantal stencils uit die als uittreksel van de pagina's uit Forum kunnen dienen, als de leerling ze tenminste in de les volledig invult. De Griekse beeldhouwkunst behandel ik met behulp van een overheadprojector en sheets, de bouwkunst door middel van dia's, en de schilderkunst door middel van een stencil met kopieën. De leerlingen zijn enthousiast; vooral de beeldhouwkunst met de verschillende stijlen boeit hen. Het proefwerk bestaat uit een dik pak papier met veel plaatjes (reproductie) en een door elkaar geraakte archeologische opgraving (toepassing). De resultaten van dit eerste proefwerk zijn uitstekend en de leerlingen zijn, getuige hun reacties, tevreden over de lengte en de inhoud. Ze vonden de toepassingsopdracht erg moeilijk, maar waarderen de originaliteit ervan. Het hele proefwerk sloot volgens hen goed aan bij de behandelde stof.
Na de succeservaring met de Griekse kunst, valt de Romeinse kunst behoorlijk tegen. We hebben minder tijd te besteden en komen niet veel verder dan het verwijzen naar de pagina's in Forum en het uitdiepen van de verschillen in Romeinse en Griekse bouwkunst. Ook het maken van een stencil schiet er wegens tijdgebrek bij in. Maar we hebben een uur proefwerktijd in quinduum 3. Wat te doen? Zo'n goed gevuld proefwerk als de eerste keer kunnen we niet nogmaals produceren. We besluiten om een proefwerk van een half uur te geven. Maar de hoeveelheid vragen die je daarin kunt stoppen, blijkt moeilijk in te schatten. De leerlingen klagen massaal over tijdgebrek. In de normering moeten we dus rekening houden met het feit dat veel leerlingen het werk niet af hebben kunnen maken.
In de laatste week van november leveren de leerlingen opnieuw een praktische opdracht in, die ze in de maanden oktober en november hebben moeten maken als aansluiting op de Griekse en Romeinse kunst. Ook deze opdracht komt uit het themaboek Paleis op de Dam. De inhoud bestaat uit het verzamelen van plaatjes in kranten en tijdschriften van gebouwen, beelden en andere kunst uit niet-klassieke tijd, waarin de invloed van de klassieke kunst duidelijk zichtbaar is. We voegen aan deze opdracht nog toe dat leerlingen klassiek-geïnspireerd Nijmegen moeten fotograferen en in het verslag opnemen. De resultaten zijn opnieuw niet mis. Er is een duidelijk leereffect naar aanleiding van de vorige keer: ze hebben meer op hun taalgebruik gelet, op de eenheid van het verslag en op het netjes uitknippen en opplakken van hun plaatjes. Toch wordt er ook geklaagd. Het maken van foto's en het laten ontwikkelen kost geld en de school stelt voor dit soort opdrachten geen geld beschikbaar. Gelukkig is een aantal groepjes zo slim geweest om één fotorolletje te delen en daarmee ook de kosten van het ontwikkelen. De leerlingen klagen opnieuw over het feit dat ze in de les niet voldoende tijd hadden om aan de opdracht te werken. Ook over de apparatuur op school hoor ik veel negatieve geluiden (te weinig werkende computers en printers en slechts één kopieerapparaat). Ik leg dit neer bij de conrector, maar deze is zich terdege bewust van het probleem. Er wordt volgens hem aan gewerkt. Toch blijkt uit de evaluaties van de werkstukken dat de leerlingen met plezier aan deze opdracht hebben gewerkt. Sommigen zijn zelfs zo met het onderwerp bezig geweest dat ze nu overal zuilen, tympana en kapitelen zien! Een echte eye-opener dus. Ze vinden het vooral een nuttige opdracht omdat ze hun in de lessen opgedane kennis nu kunnen toepassen op de werkelijkheid van alledag.
| |
December 1999
We zijn inmiddels al een les of zes bezig met het beantwoorden van vragen over het interieur van het Paleis. De vragen zijn zo gedetailleerd en soms vrij vergezocht, dat ik de leerlingen alleen kan helpen met hulp van het antwoordenboekje. De stemming begint nu echt te zakken en ik hoor steeds vaker de opmerking dat KCV, naast ANW, een nutteloos vak is. Wat heb je er nou aan om al die symboliek in de beeldengroepen en schilderijen te begrijpen en op te schrijven? Eerlijk gezegd kan ik de leerlingen geen ongelijk geven, want ook mij gaat het Paleis op de Dam inmiddels vervelen. Volgend jaar moet dit anders. Ik ben dan ook ijverig aan het nadenken over een andere strategie om het eerdere enthousiasme voor KCV weer terug te krijgen. Rond deze tijd wordt mijn probleem nog eens versterkt door de staking in Den Haag. Onze vierde jaarlaag gaat massaal staken. De grootste klacht is de werkdruk met lange dagen, veel huiswerk, veel werkstukken en dan ook nog twee onnodige vakken. De staking is voor velen een desillusie als blijkt dat de aandacht van de pers voornamelijk uitgaat naar de vernielingen die worden aangericht. Als mevrouw Adelmund twee weken later vindt dat de werkdruk inderdaad te hoog is en dat er het een en ander mag veranderen, zijn de leerlingen in eerste instantie blij verrast. Ze concluderen dat, aangezien ANW nu op de helling staat, dit ook wel zal gelden voor KCV. Ze realiseren zich echter niet dat dit een vak in de marge is (alleen voor gymnasiasten) en dat Adelmund er niets over heeft gezegd. En dat onze school sowieso geen enkele actie onderneemt, totdat er officiële stukken van mevrouw Adelmund naar
| |
| |
Nijmegen komen. Teleurstelling alom. Een van mijn vierde klassen besluit er dan nog maar een lijdzame staking tegenaan te gooien. Ze spreken onderling af om tijdens mijn les KCV allemaal één voor één te gaan staan met hun hand op hun hart en dan alle (!) coupletten van het Wilhelmus te zingen. Ik sta verbijsterd toe te kijken. En ik denk, aangezien de leerlingen mij het doel van dit gezang pas naderhand verklaren, dat er óf een steekje los is geraakt óf dat ze van hun docent Nederlands de opdracht hebben gekregen om het Wilhelmus in klassikaal verband buiten zijn les te gaan oefenen. Dat blijkt niet het geval te zijn; ze hebben bedacht dat ze symbolisch zoveel mogelijk tijd van mijn les moeten verdoen en het zingen van alle coupletten van het Wilhelmus kost nu eenmaal een minuut of vijftien. Ik moet bekennen dat ik, na de uitleg, hiervan de humor wel inzie en het smakelijke verhaal doet het later ook goed in de personeelskamer.
Inmiddels steken we als KCV-docenten de koppen maar weer bij elkaar om te bepalen hoe we nu verder moeten met het Paleis. We kunnen er niet helemaal mee stoppen, omdat in februari een bezoek aan het Paleis op de Dam is gepland. Dan maken de leerlingen hun eerste praktische opdracht, die meetelt voor hun dossier (dus examen). En in maart maken ze nog een afsluitend dossierproefwerk over het Paleis. We lassen dus maar iets geks in, dat we zomaar uit onze mouw schudden. In Forum staat een hoofdstuk over het verhaal van Orpheus en Eurydike en de receptie hiervan in de moderne literatuur en in de schilderkunst. We besluiten om de leerlingen een toneelopdracht te geven (zie bijlage). Iedere klas wordt in tweeën gesplitst. Beide delen vormen een theaterbureau dat op haar beurt weer bestaat uit een aantal subgroepen: tekstschrijvers, acteurs, makers van een programmaboekje en makers van een poster. Elk theaterbureau krijgt vier lessen de tijd om van het verhaal van Orpheus en Eurydike een toneelvoorstelling te maken, compleet met poster en programmaboekje. We geven zo weinig mogelijk regels en laten de leerlingen helemaal hun eigen gang gaan. De tweede les na de kerstvakantie moet het toneelstukje in het lokaal opgevoerd worden voor het andere theaterbureau in de klas. Zowel de docent als het concurrerende bureau geven een punt voor de opvoering.
| |
Januari 2000
Tijdens de lessen wordt er druk geoefend in en buiten mijn leslokaal. Aangezien ik drie klassen heb, mag ik ook zes verschillende opvoeringen bijwonen en heb dus aardig wat vergelijkingsmateriaal. De opvoeringen zijn stuk voor stuk erg leuk. Sommige groepen hebben het hele verhaal gemoderniseerd en kiezen als decor een supermarkt of een gevangenis. Andere groepen hebben het traditionele verhaal intact gelaten en proberen zoveel mogelijk details van het verhaal na te spelen. Vier van de zes groepen maken er zelfs een complete verkleedpartij van en zorgen voor stemmige muziek. De programmaboekjes zien er allemaal zeer professioneel uit, met foto's van de spelers en uitleg over het toneelgezelschap en haar opvatting van het verhaal. De posters zijn heel verschillend: als de groep bestaat uit jongens, dan speelt de computer een grote rol; bestaat de groep uit meisjes, dan is er sprake van een kleurige tekening. De leerlingen hebben tijdens de voorbereiding en al helemaal tijdens de uitvoering de grootste lol, want acteren mét en vóór je klasgenoten valt niet mee. Ze geven tijdens de mondelinge evaluatie als kritiekpunt dat ze eigenlijk nog een of twee lessen extra nodig hadden om het geheel te vervolmaken. Dat nemen we mee naar volgend jaar, want deze opdracht houden we er zeker in.
Op het moment dat ik dit artikel schrijf, hebben we net de opvoeringen achter de rug. De komende twee weken besteden we aan het afronden van de interieuropdrachten van het Paleis en op 8 februari gaan we met de hele jaarlaag (150 leerlingen) naar Amsterdam om daar de praktische dossieropdracht in het Paleis zelf uit te voeren. Tijdens de kerstvakantie heb ik deze excursie op poten gezet. Mijn conclusie tot nu toe is dat daar heel wat meer bij komt kijken dan je zo op het eerste gezicht denkt. Om maar wat te noemen: het huren van drie touringcars, het bij elkaar sprokkelen van genoeg begeleiders (tien), het maken van verschillende informatiebrieven voor ouders, leerlingen en begeleiders, het uitwerken van de praktische opdrachten etcetera. De leerlingen moeten in het Paleis een boekje maken met daarin een rondleiding door het gebouw aan de hand van een bepaald thema (bijvoorbeeld Ovidius of de Amsterdamse stedenmaagd). Ze moeten een plattegrond en een routebeschrijving toevoegen, en tevens foto's van kunstwerken die voor hun thema relevant zijn. Ze werken hieraan in groepjes van drie en tijdens het bezoek wordt hun globale product ook door een ander groepje beoordeeld en van kritische kanttekeningen voorzien. Na het bezoek krijgen de leerlingen tot aan de voorjaarsvakantie (6 maart) om hun rondleiding tijdens de KCV-lessen af te maken.
| |
Het programma van maart t/m juni
We hebben ons oorspronkelijke plan, een tweede thema over Nijmegen in de oudheid, bijgesteld en denken nu aan
| |
| |
twee thema's voor de rest van dit schooljaar: Sport in de oudheid en Muziek in de oudheid. Het eerste onderwerp behandelen we in een tiental lessen in maart en april van dit jaar (in verband met de Olympische spelen in Sydney). Ik heb inmiddels contact gelegd met de sektie Lichamelijke Opvoeding en deze vindt het erg leuk om in de gymlessen aan dit thema mee te werken. Muziek in de oudheid behandelen we in mei en juni, omdat vanaf
Het Paleis op de dam (Jacob van Campen)
april een tentoonstelling over muziek in de oudheid in museum Het Valkhof is te bezichtigen.
Tot zover mijn dagboek over KCV. U hebt kunnen lezen over mijn succeservaringen en ook over de dingen die minder voorspoedig verliepen. Over het algemeen ben ik echter positief over het vak en wat je er als docent (in de toekomst) mee kunt doen, mits er een aantal secundaire zaken beter geregeld wordt (blokuur, computers op school). De leerlingen zijn inmiddels weer bijgedraaid na hun dipje in december en zijn merendeels enthousiast over de invulling van het vak, al vinden ze het nog steeds een overbodig vak naast Grieks en/of Latijn. Ze verheugen zich op het thema Sport in de oudheid, omdat hen dat persoonlijk aanspreekt. En ik verheug me met hen op de dingen die komen gaan...
| |
| |
| |
Bijlage
Toneeluitvoering van Orpheus en Eurydike
Stappenplan
1. | Lees Forum. Hermaion, pp. 105 t/m 112. |
2. | Ga in de mediatheek en in de boeken van de docent op zoek naar het volledige verhaal van Orpheus en Eurydike. |
3. | De docent verdeelt de klas in twee helften. Iedere helft vormt een theaterbureau dat de opdracht krijgt om een toneeluitvoering van Orpheus en Eurydike voor te bereiden. |
4. | Elk theaterbureau bestaat uit de volgende afdelingen:
a. | tekstschrijvers (3) |
b. | acteurs + regisseur (5+1) |
c. | makers van een programmaboekje (2) |
d. | makers van een poster (2) |
|
5. | In de drie lessen vóór de kerstvakantie werkt iedere groep aan zijn eigen onderdeel. Ieder groepje heeft een contactpersoon die ervoor zorgt dat het werk van elke groep op elkaar wordt afgestemd. De regisseur is de bewaker van het gehele toneelstuk. In de eerste les na de kerstvakantie kunnen nog wat afrondende zaken plaatsvinden en in de twee les na de kerstvakantie (de laatste voor het quinduum) voeren beide theaterbureau's hun versie van Orpheus en Eurydike op. |
6. | De speeltijd mag maximaal een kwartier bedragen. |
7. | In welk vorm (modern, klassiek, met een verteller etc.) het verhaal gebracht wordt, is jullie eigen keuze. |
8. | De beoordeling van het geheel zal als volgt geregeld zijn:
a. | de poster en het programmaboekje |
b. | de tekst en de uitvoering |
c. | originaliteit |
De docent zal een cijfer geven en de leerlingen van het andere theaterbureau geven ook een cijfer. |
| |
Korte taakomschrijving
• | Tekstschrijvers. Schrijf een toneeltekst die zo gedetailleerd mogelijk het verhaal van Orpheus en Eurydike weergeeft. Je hebt de beschikking over maximaal 15 minuten speeltijd, 5 acteurs (die overigens een dubbelrol kunnen hebben als hun rol dat toestaat), weinig decor. Overleg vooral met de acteurs. Zij moeten de tekst uitspreken. Bedenk voordat je begint of je een moderne of een klassieke versie van het verhaal brengt. De postermakers verzinnen in samenspraak met de programmamakers de titel van de voorstelling. |
• | Acteurs. Verdeel onderling de rollen, in samenspraak met de tekstschrijvers. Overleg met hen ook over de aankleding van het ‘toneel’ en de eventuele maskers/kostuums. Acteurs moeten herkenbaar zijn in hun rol. |
• | Programmaboekjemakers. Als je tegenwoordig naar een toneelvoorstelling in de schouwburg gaat, ontvang je (of koop je) een programmaboekje waarin o.a. staat: welke mensen erin meespelen, wie de regisseur is, een korte inhoud van het stuk, welke rollen er allemaal zijn, een aantal plaatjes, een verhaal over de specifieke invulling van dit toneelgezelschap. Ga eens kijken bij de schouwburg naar wat voorbeelden van dit soort boekjes (en/of vraag de dramadocent). Het geheel moet er representatief uitzien. |
• | Postermakers. Voordat een toneelvoorstelling van start gaat, wordt het publiek attent gemaakt op, lekker gemaakt voor deze voorstelling. Ontwerp een grote poster waarop je op een originele en pakkende wijze een aankondiging doet van Orpheus en Eurydike. Jullie verzinnen, in samenspraak met de tekstschrijvers en programmamakers, de titel van de voorstelling. Ga eens in de schouwburg/bibliotheek kijken naar voorbeelden van toneelposters. |
|
|