De Laatste Taboes
Falen
‘Niet mijn persoonlijke laatste taboe, wel een taboe waar ik op tal van momenten en op tal van wijzen mee geconfronteerd word: in onze maatschappij mag je niet falen. Het is de Vlaamse dichter-essayist Herman de Coninck geweest, die mij dit heel duidelijk heeft gemaakt. In een interview op 18 december 1985 kwam hij tot de volgende uitspraak, die ik terugvond in de Volkskrant van 3 januari 1986:
“Poëzie leert dingen die je nergens elders in deze maatschappij te leren krijgt: hoe je in plaats van het overal te máken, in plaats van de winnaarsopleiding die je overal krijgt, moet verliezen. Hoe je een vrouw moet leren verliezen, daar gaat de helft van de wereldpoëzie over, hoe je je jeugd moet leren verliezen, vooruitzichten, geloven, noem maar op”.
Reclamespots, talkshows, soaps, thrillers, de kamerdebatten enzovoorts staan alle in het teken van het winnen, het maken. Een oorzaak voor jeugdcriminaliteit en vandalisme wordt veelal gezocht in het zich verliezer voelen door de daders. Verliezen mag niet, falen mag niet, je moet het maken: materieel, sociaal.
Voor het (literatuur)onderwijs impliceert dit onder meer een taboe op het falen als docent - je vraagt niet gauw om hulp bij collega's! Het taboe van het falen verschaft wellicht ook enig inzicht in het taboe van de poëzie: als De Coninck gelijk heeft, en ik neig ertoe met hem in te stemmen, betekent poëzie in de klas voor leerlingen die het willen (en moeten) maken een confrontatie met verliezen, een confrontatie met een niet-nastrevenswaardig perspectief op de realiteit. Poëzie-onderwijs is een terrein waarop je als leraar wel eens zou kunnen falen.’
Piet-Hein van de Ven