Productief; dansen
Susannah heeft geen inleiding nodig. Haar enthousiasme is zo groot dat ze direct van wal steekt. Ze is altijd veel met kunst, vooral dans, bezig geweest. Als klein kind al danste ze in de huiskamer. Haar moeder had een lp met Italiaanse dansmuziek. Dat vond ze ontzettend mooi. Op een tweedehands kledingbeurs had haar moeder een hele grote wijde rok voor haar gekocht, waarin ze regelmatig door de kamer danste. ‘Die rok ligt nog steeds ergens. Inmiddels komt die tot mijn knieën.’ Toen ze zes was ging ze volksdansen. Een meisje uit haar klas wilde dit graag doen en vroeg of er iemand meeging. Susannah was diep onder de indruk toen dit meisje wat volksdansen in de klas liet zien. ‘Dat is mooi. Dat wil ik ook kunnen.’ Daarom is ze met dit meisje meegegaan. Ze trainde een keer per week en had één optreden in het jaar, op Koninginnedag. Dit vond ze schitterend.
Op haar twaalfde moest ze de groep verlaten, omdat ze van Assen naar Groesbeek ging verhuizen. Eenmaal in Groesbeek wilde ze weer volksdansen. ‘Volksdansen klinkt klomperig, maar is heel vrolijk. Als klein kind vind je dat prachtig. Je leert moeilijke passen, die je later doet alsof je aan het lopen bent.’
Via twee jongens van haar nieuwe school kwam ze terecht bij de dansgroep Zarowe. Deze groep danste met name Bulgaarse stukken. Het was veel mooier dan in Assen. ‘Het was hartstikke gelijk. En ze hadden allemaal hetzelfde aan. Dat had ik nog nooit gezien.’ Na een half jaar mocht ze meedoen aan optredens. ‘Ik heb gejuicht en gesprongen. Het was een fantastisch jaar.’ Haar eerste optreden vergeet ze nooit. De spanning vooraf vond ze geweldig en tijdens het optreden viel de muziek ineens uit, maar ze dansten toch door. ‘Ik hoorde mensen fluisteren: “Wat een discipline.” Toen dacht ik: “Yes, we doen het gewoon!”’ Na een jaar stopte de groep ermee.
‘Toen was voor mij duidelijk: dit wil ik doen later. Ik wil gewoon dansen.’ Ze begon aan de vooropleiding voor de dansacademie bij
De Lindenberg in Nijmegen.
Daar kreeg ze negen uur les per week in klassiek, Spaans, modern, folklore, clipdance en tap. ‘Dat was iedere dag keihard werken. Dan kwam je thuis en moest je je huiswerk maken, eten en naar bed. Dat was eigenlijk veel te zwaar.’
Desondanks genoot ze ervan. Ze begon zelfs het klassieke ballet te waarderen. ‘Het uitgangspunt van ballet is eigenlijk dat je wilt zweven. Als een vlindertje in de lucht. Dat kunnen mensen niet, dus gaan ze op hun tenen staan. Zo hoog mogelijk. Daar komt zoveel kracht aan te pas.’
Toch is klassiek nooit haar favoriete dansvorm geworden. Tijdens de vooropleiding was dit tap. In tap zit veel kracht, spektakel en uitstraling. Bovendien was het voetenwerk zo ingewikkeld dat ze zich afvroeg: ‘Hoe krijg je het voor elkaar?’. Dat deed haar denken aan Zarowe.