column
Kunst als voetbal
Jacques de Vroomen
Als we de wetenschappelijke tellers moeten geloven, en ik geloof ze, hebben er in de afgelopen maand juni een paar miljard ogen naar voetbal op tv gekeken. En we hebben de extase gezien van spelers die scoorden en het tegendeel de treurnis van de andere partij die een doelpunt moest incasseren. Geluk en ongeluk is hier als sociaal gebeuren een exacte tegenstelling. Dat is helemaal niet zo normaal. Als u met de Lotto een miljoen verdient, bent u niet op de eerste plaats gelukkig omdat anderen een ‘niet’ hebben of, om de vergelijking helemaal door te trekken, omdat iemand anders een miljoen moet betalen. Bij voetbal is dat wel zo. De mate van geluk is precies omgekeerd evenredig aan de hoeveelheid ellende van de ander. Voetbal is inderdaad oorlog. Gelegitimeerd. Dat geldt voor oorlog trouwens meestal ook.
Concludeer uit het bovenstaande niet dat ik iets tegen voetbal heb. Diep in mijn hart heb ik ook niets tegen oorlog. Verlangen naar destructie hoort gewoon bij mensen. Accepteer ik van mezelf. Al moet je het natuurlijk wel een beetje in de hand houden.
Kunst werd en wordt regelmatig als het tegendeel van de destructiedrift gezien. Een kunstenaar is geen destructor maar een schepper. Kunsteducatie is dus nodig om positieve krachten te mobiliseren.
Dante, Rembrandt, Mozart... Hun werk heet het beste wat de mensheid heeft voortgebracht? Waarom? Omdat het aan de hoogste esthetische normen zou voldoen. Het genie dat belangeloze schoonheid genereert is een uitvinding van Kant. Als we kijken naar het kunstonderwijs op school kun je constateren dat Kant krachtig wortel heeft geschoten. Zijn discipelen, de kunstdocenten, zijn voortdurend in de weer om uit te leggen waarom Giotto, Shakespeare of Bach inderdaad unieke zeg maar eeuwige schoonheid hebben geschapen.
Om het succes van genieën te verklaren kun je puur esthetisch te werk gaan. Maar je kunt ook kiezen voor een kunstsociologische invalshoek. Dat kunstenaar A zoveel meer roem verwerft dan kunstenaar B heeft in een aantal gevallen helemaal niets met esthetica van doen. Als Andy Warhol niet zo 'n uitgekookt gevoel had gehad voor publiciteit zou zijn werk waarschijnlijk onbekend zijn gebleven. Danto noemt hem in zijn laatste boek ‘After the End of Art’ een van de grootste kunstenaars van onze eeuw. De betekenis van Warhol voor het postmodernisme is inderdaad gigantisch. We moeten uit dit feit echter niet vanzelfsprekend concluderen dat zijn kunst ‘dus’ geniaal is. Voor de negentiende eeuw is Gauguin een goed voorbeeld van een kunstenaar met een groot talent voor marketing. Het is zeer de vraag of de schildertechnisch zeer beperkte Gauguin op dit moment een bekende naam zou zijn als hij net zo'n gebrekkige communicator zou zijn geweest als Van Gogh. Kunst is een maatschappelijk produkt. Bij het streven naar maatschappelijk erkenning wordt er fors met ellebogen ge-werkt. En als je het maar goed weet te camoufleren mag er heel veel. Het atelier als arena. Je kunt het ook allemaal wat positiever formuleren. In Vrij Nederland stond onlangs een column, vertaald uit het Tsjechisch van Dubravka Ugresic. Ugresic noemt literaire ‘roem’ het resultaat van de vaardigheid om een referentie te worden. Zij verwijst naar Milan Kundera die zijn werk bewust zou larderen met zinnen die zich lekker laten citeren. Als je regelmatig wordt geciteerd word je vanzelf een referentie. En als je eenmaal een refentie bent, wordt alles wat je produceert interessant en de moeite waard om besproken te worden en blijf je dus een referentie.
De Franse kunstsocioloog Bourdieu heeft de onesthetische kant van het kunstbedrijf aardig blootgelegd. Als CKV een volwassen vak wil worden, moeten we ophouden kunst eenzijdig als immanent gebeuren te onderwijzen. Een ontluistering met rampzalige gevolgen? Ik geloof er niks van. Misschien gaan leerlingen het juist een stuk interessanter vinden als ze ontdekken dat kunst zich niet ont-trekt aan wat gebruikelijk is binnen het dagelijkse menselijke bedrijf.
Kunst lijkt best op voetbal. Een gezonde ontmythologisering kan helemaal geen kwaad.