Redactioneel
‘Over smaak valt te twisten’ is het chargerende thema van de KUN/SPL-conferentie 25 september in Nijmegen - en ook van deze Tsjip/Letteren. Het thema stelt het in kunst- en literatuuronderwijs vaak gebezigde argument ter discussie dat er over smaak nu eenmaal niet te twisten valt.
Ons onderwijs wordt voor een belangrijk deel bepaald door een onderwijstraditie, waarin het ‘goede’, het ‘schone’ en het ‘ware’ harmonieus samengingen in een eenheid van inhoud en vorm. Esthetische en ethische standaarden liepen naadloos in elkaar over. Het literatuuronderwijs had dan ook een verheven taak: de ontwikkeling van gevoel, fantasie, denkvermogen en wilskracht: hoofd, hart en hand in harmonie.
Inmiddels beseffen we dat de oude normen en waarden geen eeuwigheidswaarde hebben, maar historisch en sociaal bepaald zijn. En het onderwijs in normen en waarden blijkt steeds meer een onvermijdelijk dilemma tussen ‘führen’ en ‘wachsen lassen’.
In deze aflevering benadrukken zowel Wam de Moor als André Mottart en Roland Soetaert de historisch-maatschappelijke bepaaldheid van kunst- en literatuurperceptie. Zij stellen ook het onderwijsdilemma aan de orde. Zo schetst De Moor in zijn eerste bijdrage een lijn voor kunstopvoeding, waarin hij een zinvol onderscheidt maakt tussen ‘scheppen’ en ‘schouwen’. Mottart en Soetaert pleiten voor ‘onderwijs als conversatie’, waarbij leraar en leerlingen leren hun smaak te beargumenteren en dat impliceert ook een kennisdoelstelling.
Harry Bekkering verheldert de criteria die hij hanteert bij het beoordelen van jeugdboeken. Zijn ‘smaak’ verschilt van die van kinderjury's. Voor hem moet een boek niet aansluiten bij wat kinderen kennen, verwachten, hopen, maar juist uitlokken tot confrontatie, formeel en inhoudelijk. Bekkering ziet de uitkomst uit het dilemma in een dergelijke confrontatie met, in plaats van een ‘aansluiten bij’.
In ‘Van Gezelle tot Grunberg’ geeft Wam de Moor inzicht in de twee-eenheid van esthetische en ethische normen. Hij schetst de identiteitsverandering aan een katholieke school, de invloed daarvan op de literaire schoolcanon en geeft suggesties voor ‘identiteitsgericht literatuuronderwijs’.
Deze Tsjip bevat verder een bijdrage over literatuur binnen het onderwijs in de moderne vreemde talen en een artikel over Afrikaanstalige letterkunde, in aansluiting op het vorige nummer; de vaste rubrieken ‘Leeswijzer’, ‘Na-schooltijd’ en ‘Agenda’. Jacques de Vroomen's column over ‘kunst als voetbal’ geeft weer nieuwe gedachten over of - en waarom dan wel - smaken verschillen - mooi, goed en waar liggen wellicht toch dichter bij elkaar dan we denken.
Het getuigt van goede smaak in het redactioneel van een tijdschrift aandacht te besteden aan belangrijke personele wisselingen. In het vorige nummer heeft Wam de Moor zijn afscheid als hoofdredacteur aangekondigd. Als ‘goed, mooi en waar’, als vorm en inhoud zo sterk samenhangen als in het verleden geponeerd, dan was een jaargang Tsjip onvoldoende om Wam te bedanken. Gelukkig weten we dat de receptie van een boodschap voornamelijk bepaald wordt door de lezer en door de context waarin gelezen wordt. Wam weet dat we nu in weinig woorden veel willen zeggen. De redactie bedankt Wam voor kennis en idee, gedrevenheid en liefde, inzet en organisatie, voor hoofd, hart en hand. Gelukkig laat deze Tsjip ook zien dat Wam nog niet weg is. En dat stelt ons gerust - kun je je dank bij het afscheid van iemand beter uitspreken dan door te verwoorden hoe blij je bent dat die iemand eigenlijk gewoon doorgaat?
Ook Joris Hermsen gaat van ons weg. Joris heeft vanaf 1 januari 1997 de eindredactie van Tsjip gevoerd. Ik ontdek nu dat dat een uiterst arbeidsintensieve klus moet zijn geweest. Joris bedankt - en ik ben meer dan blij dat ik Rob Derks kan verwelkomen, die bereid is gevonden de klus van Joris over te nemen.
Ik hoop dat de lezer dit nummer met veel plezier leest. Ik hoop vooral dat hij/zij er wat van leert. Leesplezier is belangrijk, maar is bepaald niet het enige dat Tsjip/Letteren nastreeft.
Piet-Hein van de Ven