Leeswijzer
De landschappen van Yang
Het jongste nummer van het Vlaamse tijdschrift Yang heet ‘Landschappen’. Wie hierin zeemzoete en zweverige beschrijvingen van zondagnamiddagse wandelingen in het Zwin of in de Veluwe verwacht, blijft op zijn honger zitten. Hoewel zulke tot de ervaring dwingende landschappen in het gros van de teksten voorkomen, worden ze toch in een ander daglicht geplaatst.
Het nummer opent met Het land van Waes en Polders, een literair curiosum uit 1938 van Maurice Gilliams. Hierin drijft de Antwerpse schrijver de spot met de onverschilligheid van zijn stadsgenoten voor het ‘Vlaandersche’ landschap. Op zoek naar een vakantieoord vinden ze immers altijd de weg naar de Kempen en laten ze streken als het Waasland achter zich liggen. Gilliams schrijft een knappe toeristenpastiche met de vereiste klompjes, huifkarren en knotwilgen die Vlaanderen tot ‘een gaarde van aardse zaligheid’ maken.
Etienne Van Heerden schreef in opdracht van Yang een postkoloniaal essay over het Zuid-Afrikaanse landschap. Aan de hand van een aantal belangrijke Afrikaanse romans uit het grensliteratuur genre tracht hij aan te tonen dat het landschap een vertextualiseerd ruimtebegrip is geworden. De obsessie van het postmodernistische tekst-als-landschap heeft volgens Van Heerden het landschap als fysieke plek, abstracte sfeer, klimaat of atmosfeer uit de literatuur gebannen.
De filosofische ruggesteun van het nummer is een tekst van de negentiende-eeuwse Duitse socioloog Georg Simmel. Hij onderzoekt het geestelijke proces waarin een stukje natuur als landschap wordt ervaren. Simmel stelt zich de vraag of de stemming die met een landschap gepaard gaat, zich enkel in het bewustzijn van de kijker afspeelt of ook inherent is aan de concrete materie - bomen, struiken, rivieren, etc. - waar het landschap uit bestaat.
De Amerikaanse ‘Land Art’ kunstenaar Robert Smithson, bekend van Spiral Jetty, verkent in De Monumenten van Passaic een post-industrieel landschap in een voorstad van New Jersey. Waar je eerder een ecologisch correcte benadering van dit soort landschap zou verwachten, beschrijft Smithson vrij ironisch de esthetische ervaring bij het zien van een metalen brug, een parkeerterrein, een waterpomp, een zandbak en een pijpleiding.
Landschapspoëzie is opvallend afwezig in het nummer. Op het eerste gezicht staat het fragment uit The Prelude van Lake Poet William Wordsworth dan ook een beetje eenzaam tussen de andere teksten. Het gedicht krijgt echter een verrassend nieuwe betekenis door het daaropvolgende essay Wordsworth in de tropen van Aldous Huxley. Hierin moet de arcadisch-romantische natuuromgang van Wordsworth het opnemen tegen het landschap dat Huxley voor ogen heeft. De harmonische relatie tussen mens en natuur die Wordsworth in zijn gedichten voorwendt, blijkt hooguit in het Lake District van toepassing. Wat meer Noord- of Zuidwaarts gaat de natuur er toch wat ruwer aan toe dan in het landschap met ‘een kleine boot, gebonden aan een wilgeboom in een rotsige rots’ waar Wordsworth het over heeft. Volgens Huxley zou een reis door de tropen Wordsworth genezen hebben van zijn al te gemakkelijke en behaaglijke pantheïstische blik op de natuur.
Stefan Hertmans sluit het dossier af met het autobiografisch verhaal Landschap met vogels. Een kopie van een schilderij van de zeventiende-eeuwse neerhofschilder Melchior Hondecoeter is de aanleiding van een poëticaal interessante uiteenzetting rond de oorspronkelijkheid van de (landschaps)ervaring. De verteller kent al jaren de door zijn grootvader geschilderde kopie wanneer hij op latere leeftijd in een museum in Salzburg bij toeval op het origineel stuit. Dit mondt uit in een bedwelmende ervaring waarin de verteller moet zwichten voor het onuitspreekbare onbehagen dat de spanning tussen origineel en kopie met zich meebrengt. De andere landschapsteksten behandelen het lerse Connemara (Tim Robinson), de achttiende-eeuwse Franse tuinarchitectuur (Sierksma) en een dorp in het vooroorlogse Oost-Europa (Kamiel Vanhole).
Tom Van de Voorde Yang (97/4) is een uitgave van Manteau, Postbus 245, B-9000 Gent, 96 p., NLG 19,-/BEF 340.