| |
| |
| |
na schooltijd
Hoe organiseer je de lessen voor CKV 1 op school?
Voorbeeld van een manier om het vak in te roosteren
Ine Pels
In Tsjip/Letteren is uitvoerig aandacht besteed aan het nieuwe vak Culturele en Kunstzinnige Vorming 1. Onder meer zijn de rollen van verschillende docenten besproken: de coördinatie van het vak door de kunstcoördinator, de deelname van kunstvakdocenten (inclusief de literatuurdocenten) en de mentoraatstaak. Hoe gaan scholen dat in de praktijk doen? Ine Pels, docente Nederlands, ervaren als coördinator culturele activiteiten op het Dr. Knippenbergcollege in Helmond en thans kunstcoördinator op die school, legt in de hierna volgende bijdrage uit hoe zij, in overleg met de schoolleiding, komend jaar CKV 1 denkt te organiseren.
Ons uitgangspunt is dat deskundigheden uit verschillende disciplines in dit vak gecombineerd moeten worden. De doelstellingen zijn hoog gegrepen, maar het gevaar is groot dat CKV 1 afglijdt tot een ‘pretvak’. Je hoort wel opmerkingen van docenten in de trant van ‘Niet alle leerlingen zijn van kunst en cultuur gediend’. Maar ook niet alle leerlingen zijn van ieder willekeurig ander vak gediend. De taak van de nieuwe sectie CKV zal er uit bestaan om leerlingen te motiveren en enthousiast te maken voor het stuk cultuur dat wij bezitten. Voorwaarde zal daarom zijn, dat de CKV-sectie een enthousiast team is dat met verve het vak zal presenteren.
De zorg voor een goede selectie van de docenten is een taak van de schoolleiding. Het is dodelijk voor het vak om er docenten op te zetten die zo nodig hun urenaantal gevuld moeten krijgen, maar verder geen affiniteit met het vak hebben. Er zijn in principe drie mogelijkheden om tot een bezetting van het vak te komen:
1. | het hele vak door een enkele docent te laten geven, |
2. | alle docenten van de verschillende disciplines betrekken bij het vak en stukjes laten geven, waarbij een mentor de leerlingen begeleidt, |
3. | het vak laten geven door een klein team gemotiveerde vakdocenten samen met een mentor. |
De eerste mogelijkheid heeft als probleem dat het vrijwel onmogelijk is om iemand te vinden die in alle disciplines voldoende thuis is. De docent zal daaardoor veel te sterk afhankelijk zijn van de gebruikte methode. Dit maakt het moeilijk de kwaliteit voldoende te garanderen. Bovendien merk je bij vakdocenten een grote huiver om onderdelen uit een ander vakgebied te gaan doceren.
Het tweede alternatief geeft een brede basis. De mentor krijgt bijvoorbeeld een uur per week om het thema te introduceren en de leerlingen individueel te begeleiden. De vakdocenten van de betreffende klassen besteden een les per twee of drie weken aan CKV-stof. Dit kan de collegialiteit bevorderen en de angst wegnemen dat een bepaald vak teveel CKV-uren van een ander vak ‘wegpikt’. Bovendien kun je van elkaar leren doordat je aan hetzelfde thema werkt maar dit toch vanuit een ander vakperspectief bekijkt. In de taakbelasting van de docenten kun je dit verrekenen. Doordat het aantal betrokken docenten erg groot wordt, bestaat het gevaar dat er veel tijd voor overleg nodig is.
Het derde alternatief biedt de mogelijkheid de voordelen van beide andere te combineren en de nadelen te vermijden. Deze mogelijkheid wil ik verder uitwerken. Roostertechnisch vormt dit een uitdaging, omdat het roostersysteem ervan uitgaat dat elk vak door één docent per klas wordt gegeven.
| |
Uitgangspunten voor de roostering
Er zijn verschillende mogelijkheden om het vak CKV in te passen in het lesrooster. Er zijn scholen die kiezen voor een hele week en daarin het totaal aantal uren ‘opmaken’, er zijn scholen die kiezen voor een officiële inroostering. Om het vak een officiële status te geven, zodat het niet in aanvang al verwordt tot een vak dat erbij hangt, heeft onze school gekozen voor een vaste plaats van het vak in het rooster.
Er is nog een argument om te kiezen voor een langere tijdsspreiding. CKV is een ervaringsgericht vak, wat betekent dat leerlingen tijd nodig hebben om een overzicht te krijgen. Na een jaar kunnen de leerlingen terugkijken, ze hebben een overzicht gekregen. Maar alles in een week stoppen geeft geen ervaring, geen rijping. Ons uitgangspunt is derhalve een practische en vaste plaatsing in het rooster, met de mogelijkheid tot flexibele invullingen waar deze gewenst zijn.
De 200 studielasturen van het VWO verdelen we over 2 lesuren per week in de 4e klas en 1 lesuur in de 5e en de daarbij behorende thuiswerkuren. De 120 uren van het HAVO laten we geven als 2 lesuren per week in de 4e klas. Uitgaande van de 36 reëel beschikbare lesweken wordt het jaar verdeeld in 4 periodes van 9 weken.
Het vak CKV 1 wordt gezien vanuit het perspectief van de leerling gedragen door de kunstcoördinator van de school, zijn kunstmentor en zijn vakdocenten.
| |
Taakverdeling
Over de taakverdeling is hier al
| |
| |
eerder geschreven in het vorige nummer (7/4). Voor het gemak volgen hier nog even de taken op een rijtje en naar uitvoerder.
De kunstcoördinator is belast met de inhoudelijke en organisatorische implementatie van dit vak. Zijn taken omvatten:
■ | interne communicatie, |
■ | het maken van het jaarprogramma, |
■ | contact leggen en onderhouden met instanties buiten de school, |
■ | onderzoek doen naar activiteiten op het gebied van culturele en kunstzinnige vorming in en buiten de school, |
■ | werken aan de opbouw van het vak, |
■ | eventuele instelling van een leerlingenpanel, |
■ | organiseren en bepalen van de opzet en inrichting van het kunstdossier, |
■ | inventariseren van de mogelijkheden op het gebied van culturele activiteiten, |
■ | materiaal verzamelen van culturele activiteiten, thema's, en invullingen (eventueel ook van andere scholen), |
■ | alle kunstdossiers enkele keren per jaar globaal bekijken om de kwaliteit van de verschillende klassen gelijk te houden. |
De kunstmentor zal zich vooral gaan bezighouden met de begeleiding van een aantal leerlingen op het vlak van de culturele activiteiten, de reflectie daarop en de verwerking daarvan. Hij wordt de stuurder en begeleider van het proces van de individuele leerling of groepen leerlingen. Zijn taken omvatten:
■ | criteria, procedures en vorm bepalen voor de toetsing, |
■ | begeleiden van het kunstdossier, |
■ | vorderingen in de gaten houden, |
■ | begeleiden van de leerlingen in hun keuze van culturele activiteiten, |
■ | begeleiden van de practische opdrachten. |
De vakdocenten dragen vanuit hun discipline de noodzakelijke kennis over. Het is essentieel dat hierbij de nadruk ligt op het belevingsaspect en niet op de kennisoverdracht. Belangrijk wordt ook om samenhang te brengen tussen de eigen discipline en de andere kunstdisciplines.
| |
Urenverdeling
De kunstcoördinator zal afhankelijk van het aantal klassen dat op een school bij CKV 1 betrokken is, taakuren krijgen. De mentor krijgt één lesuur per week, gedurende het hele schooljaar. Als de kunstmentor een docent Nederlands of een docent in een van de vreemde talen is, kan dat een voordeel zijn omdat hij de taalvaardigheid en de ervaring bezit op het gebied van het opstel die nodig zijn bij de beoordeling van het kunstdossier. Per periode heeft de mentor 9 lesuren: 3 daarvan zijn te besteden aan het thema vanuit zijn eigen vak, bij een talendocent is dat dan de literatuur.
6 uren per periode blijven over voor bijvoorbeeld:
■ | 1 collegeles: algemene introductie van het thema, |
■ | 2 uren individuele begeleiding / zelfwerkzaamheid leerlingen, |
■ | 1 uur begeleiding kunstdossier, |
■ | 2 begeleiding practische opdracht / voorstelling. |
| |
Het rooster
De vakdocenten werken in een carrouselsysteem. Het makkelijkst is dat te realiseren als er drie klassen CKV 1 zijn. Men kan dan een rooster vormen zoals weergegeven in tabel 1. De twee vakdocenten krijgen een vast uur gedurende het hele jaar en geven daarin clusters van drie weken, roulerend over de drie klassen. Zodoende kunnen ze hetzelfde programma in de drie klassen geven. Het derde cluster van drie uren kan worden gevuld door iemand van buitenaf (extern), die een gastles, een uitvoering, of een workshop geeft. Dit biedt de mogelijkheid om de diversiteit van het gebodene te vergroten. Door deze externe docenten voor de hele groep van drie klassen te laten optreden kunnen de kosten beperkt worden gehouden.
In het rooster van tabel 1 is de mentor een talendocent en komen de vakdocenten uit de secties beeldende vorming en muziek. De mentor kan in prinice uit elk van de secties gekozen worden. De mentor heeft een vast uur per week in elke klas. Bij drie klassen zijn er drie mentoren. Het is gewenst dat de mentoruren in alle drie de klassen op hetzelfde uur worden ingeroosterd, zodat de mogelijkheid bestaat om collegelessen te geven aan drie klassen tegelijk.
De beide vakdocenten hebben een vast uur, maar rouleren daarin over de klassen. Dit uur moet daarom in de drie klassen ook op hetzelfde tijdstip ingeroosterd worden. Door dit uur aan het einde van de dag (6e of 7e uur) te plaatsen, onstaat de mogelijkheid om externe docenten een blok van meerdere uren te laten geven en dit te compenseren met vrije uren in andere weken.
Als er maar twee klassen zijn, dan kan het rooster volgens tabel 2 gevormd worden. Hierin kunnen voor de docenten beeldende vorming en muziek slechts zes van de negen uren vast worden ingevuld. In de overige uren begeleiden ze leerlingen bij bezoeken aan voorstellingen buiten de school en geven ze extra ondersteuning bij practische opdrachten (filmpje, foto's, geluidsbandjes, boeken of tekeningen).
Een rooster voor vier klassen ontstaat door combinatie van twee maal twee klassen. Een rooster voor vijf klassen wordt gevormd door de combinatie van twee en drie klassen. Zo is in principe elk aantal klassen te combineren.
Mogelijkheden om een docent of kunstenaar van buitenaf een blok van uren in te laten vullen, zullen
| |
| |
|
Doc. |
Cluster 1 |
Cluster 2 |
|
Week 1 |
Week 2 |
Week 3 |
Week 4 |
Week 5 |
Week 6 |
Klas A |
vak |
beeld. vorm. |
beeld. vorm. |
beeld. vorm. |
muziek |
muziek |
muziek |
|
mentor + vak |
college |
info |
begeleiding |
literat |
literat |
literat |
Klas B |
vak |
muziek |
muziek |
muziek |
extern |
extern |
extern |
|
mentor + vak |
college |
info |
begeleiding |
literat |
literat |
literat |
Klas C |
vak |
extern |
extern |
extern |
beeld. |
beeld. vorm. |
beeld. vorm. |
|
mentor + vak |
college |
info |
begeleiding |
literat |
literat |
literat |
Tabel 1. Rooster bij 3 groepen. |
Verklaring: beeld., vorm. docent beeldende vorming; muziek: docent muziek, literat: docent literatuur/mentor. |
|
Cluster 3 |
|
Week 7 |
Week 8 |
Week 9 |
Klas A |
extern |
extern |
extern |
|
begeleiding |
begeleiding |
kunstdossier |
Klas B |
beeld. vorm. |
beeld. vorm. |
beeld. vorm. |
|
begeleiding |
begeleiding |
kunstdossier |
Klas C |
muziek |
muziek |
muziek |
|
begeleiding |
begeleiding |
kunstdossier |
steeds groter worden, omdat er een circuit ontstaat met een dergelijk aanbod. Op dit moment bestaat de gelegenheid Tom Oosterhuis, een cabaretier (tel. 036-5370946), een workshop op school te laten geven van een uur, gekoppeld aan een theatervoorstelling van twee uur. Literatuur en film kunnen gekoppeld worden in een workshop hierover met een Tabel 2. Rooster bij 2 groepen filmvoorstelling buiten de school. In kleine filmhuizen bestaat vaak de mogelijkheid een bepaalde film voor een klein publiek te draaien. Drama- en dansdocenten zijn gespecialiseerd om met klassen te werken in of buiten de school. De school biedt op deze manier vier van de voorstellingen of tentoonstellingen aan, die leerlingen tijdens de CKV 1-cursus kunnen
|
Doc. |
Cluster 1 |
Cluster 2 |
|
Week 1 |
Week 2 |
Week 3 |
Week 4 |
Week 5 |
Week 6 |
Klas A |
vak |
beeld. vorm. |
beeld. vorm |
beeld. vorm. |
muziek |
muziek |
muziek |
|
mentor + vak |
college |
info |
begeleiding |
literat |
literat |
literat |
Klas B |
vak |
muziek |
muziek |
muziek |
beeld. vorm. |
beeld. vorm. |
beeld. vorm. |
|
mentor + vak |
college |
info |
begeleiding |
literat |
literat |
literat |
|
Cluster 3 |
|
Week 7 |
Week 8 |
Week 9 |
Klas A |
extern |
extern |
extern |
|
begeleiding |
begeleiding |
kunstdossier |
Klas B |
extern |
extern |
extern |
|
begeleiding |
begeleiding |
kunstdossier |
bezoeken. De rest, zes voor het vwo en twee voor de havo, zijn voor eigen invulling. Uiteraard kan de leerling meerdere producties bezoeken als hij dat wenst.
Een extra opmerking wil ik nog maken met betrekking tot de afstandelijkheid van volwassenen t.o.v. onze cultuur. We bezitten een prachtig erfgoed, maar het lijkt haast typisch Nederlands om daar maar weinig aandacht aan te besteden. Onlangs was ik in Wenen. 's Ochtends en 's middags waren daar diverse musea gevuld met leerlingen van middelbare scholen met duidelijke kijkopdrachten. Er was geen sprake van verveling, maar van een geanimeerde stemming en een gericht kijken en schrijven. Ook waren er verschillende klassen van de basisschool, waarvan de leerlingen in kleine groepjes (op de grond gezeten) schilderijen bespraken. De leerlingen hadden er duidelijk plezier in. Uit eigen ervaring weet ik dat het sterk afhangt van de manier waarop je een culturele activiteit bespreekt. Leerlingen kan geleerd worden te kijken, te luisteren en daarvan te genieten.
Voor de inhoud van het vak CKV zie ik een mooie toekomst als vakdocenten tenminste niet schromen om uit te gaan van onze cultuur en mits ze geen levensbeschouwelijke vraagstukken als thema te nemen, met onderdelen uit verschillende cultuurperiodes. Het beeld wat je leerlingen in het laatste geval biedt, is een beeld dat tot stand gekomen is vanuit een vogelperspectief dat wij, als docenten bezitten, maar de leerling niet. Als thema's als ‘Eenzaamheid’, ‘Helden’, ‘Echt of namaak’ aangeboden worden met stof uit verschillende tijden en cultuurperiodes, dan zal er voor de leerling een ver- | |
| |
brokkeld beeld ontstaan. De uitdagende taak zal worden om met het CKV 1-team thema's te kiezen waardoor bij de leerling een voorstelling ontstaat hoe kunstenaars vanuit een bepaalde problematiek gewerkt hebben in eenzelfde periode en hoe dat in de verschillende kunstuitingen naar buiten gekomen is, gerelateerd aan vragen die in een andere vorm bij leerlingen spelen. De docenten kijken hoe ze vanuit hun achtergrond aan zo'n thema kunnen bijdragen. Zowel voor het CKV 1-team als voor leerlingen kan het dan een spannende en dynamische tijd worden vol uitdagingen.
| |
Leesdossier: Het begin is er...
Maandag 2 februari, dit jaar. Paradiso vol juryleden van de Jonge Gouden Uil. Ze kwamen inspiratie opdoen voor hun interessante job: een keuze doen uit de genomineerden voor de Gouden Uil, die op 14 maart in Brussel moest leiden tot de aanwijzing van de winnaars voor fictie, nonfictie en jeugdliteratuur [zie ook Leestafel]. Elsbeth Etty warmde het volk op, Jelle Koolstra zette de critici Wam de Moor en Xandra Schutte aan tot een debatje over het beoordelen van boeken; twee juryleden van de Jonge Gouden Uil 1997 vertelden over hun ervaringen. In de zaal Joop Dirksen en Dick Prak, van wie de eerste zich daadwerkelijk met de jurering bemoeide, omdat er zich onder de jonge juryleden ook leerlingen van zijn school bevonden. Beide SPL-leden waren ook aanwezig om in de pauze met uitgeefster Patty Voorsmit als voorspreker een eerste exemplaar van hun SLO-bijdragen voor het werken met leesdossiers aan te bieden aan Wam de Moor. Over en weer werden er welgemeende vriendelijkheden gezegd, en daar het geschreven woord blijft waar het gesprokene vervaagt, noemen we hier het materiaal dat een aantal aanwezigen ter hand werd gesteld.
Basismateriaal, dat zal eenieder, die de problematiek van het leesdossier kent, begrijpen. Daar is ten eerste de Handleiding leesdossier, met de ondertitel ‘een complete gids voor docenten Nederlands en moderne vreemde talen’ te hoog ingezet, een boekje van 96 bladzijden, dat voor wie niet thuis is in de problematiek van het leesdossier en het tektservaringsleren enige venstertjes openzet. En ten tweede lag er het BulkBoek voor de leerlingen onder de wel heel weidse titel ABC van het leesdossier, met praktische tips, voorbeelden en richtlijnen. Zo'n twintig bladzijden.
Op zijn minst curieus is, dat in de handleiding een begrip als ‘tekstervaringsmethode’ - toch zo essentieel voor de oorspronkelijke opvatting van het leesdossier - nergens is aangeduid, terwijl de ‘tekstautonome aanpak’ wél wordt genoemd, zij het slechts als vertrekpunt voor het betoog. In Moer 1998/1 sprak het lid van de vakontwikkelgroep Nederlands Hans Goosen naar aanleiding van een tussentijds concept van de Handleiding en het ABC zijn zorg uit dat de auteurs te veel de kool en geit zouden gaan sparen. Dat hebben ze ook gedaan in de definitieve versie. Om iedereen in de boot houden? De oorspronkelijke gedachte achter het leesdossier: leerlingen bewust maken van wat, waarom en hoe ze lezen, is zeker in de handleiding te vinden, maar de middelen - bijvoorbeeld erg veel nadruk op een ‘leesverslag’ (zeg maar gerust: oude stijl) - zijn door het compromis aangereikt, en dat brengt ruis in de boodschap. Hoe het zij, het begin is er...Op zijn minst nuttig voor wie weinig weet en voor de discussie. [In Dossier lezen van Joop Dirksen vindt men overigens al heel wat meer.]. De uitgaven zijn verkrijgbaar bij BulkBoek, Keizersgracht 386-A, 1016 GB Amsterdam. Tel. 020-627 95 49.
|
|