column
Spreken, een kunst aan
Jacques de Vroomen
Je hebt soms van die dagen waarop uitersten elkaar raken. Medio maart had ik zo'n dag. 's Morgens een afspraak op een basisschool. Ik was wat te vroeg en kon kiezen tussen wachten in de lerarenkamer of achter in de klas naar een spreekbeurt luisteren. Ik koos voor het laatste en dat bleek de beste keus te zijn. Een schitterende spreekbeurt waarvan ik ook enorm veel geleerd heb. Het onderwerp: ‘de kangoeroe’. De presentatie was een coproductie van drie meisjes van tien: Judith, Gouke en Helen. Ik heb genoten èn geleerd. U begrijpt dat de kangoeroe als onderzoeksgebied een erg breed onderwerp is. Daarom had het trio besloten zich te specialiseren. Hun specialiteit binnen de thematiek was de kangoeroesprong. Ze konden die prachtig nadoen en bleven die sprong ook herhalen tot de leraar vroeg om nu even iets anders te doen. Ik leerde dus nog veel meer dan de techniek van de kangoeroesprong. Wist u bijvoorbeeld dat de achterpoten van de kangoeroe vier keer zo lang zijn dan de voorpoten? In de buidel, wist ik ook niet, zitten vier tepels waarvan er meestal maar twee melk geven. Een storend scheppingsfoutje. Ik ben van plan God er na mijn dood onmiddellijk mee te confronteren. Een kangoeroejong blijft ongeveer een jaar bij zijn moeder en je kunt kangoeroevlees ook eten maar dat is wel gemeen.
Als centrale herinnering aan deze enthousiaste spreekbeurt heb ik bewaard dat een kangoeroe eigenlijk een hele grote knuffel is die je niet in de winkel kunt kopen.
In de middaguren van diezelfde dag moest ik een college geven aan de Nijmeegse Universiteit. Het college werd voor een belangrijk deel gevuld met een referaat - vreselijk woord, wie heeft dat uitgevonden? - van wederom een samenwerkingsverband van drie personen. In dit geval twee jongens en een meisje. Het groepje had een centrum voor kunstzinnige vorming bezocht en moest mondeling verslag uitbrengen. De presentatie was een ramp. Ik geef wat voorbeelden van de ellende die ik doormaakte.
De drie hadden alles letterlijk uitgeschreven en hielden zich ook strikt aan de opgeschreven tekst. Om de beurt lazen ze een stuk voor. Dat voorlezen had betrekking op een ongeselecteerde en ongeordende hoeveelheid feiten die ze uit brochures en door interviewing te weten waren gekomen. Er was geen oogcontact en ook nauwelijks enige stemvariatie. Ze deden niet in emotie of alleen in hun vrije tijd en lieten ook niks blijken van engagement met de inhoud van hun verhaal.
Misschien was dat laatste, het volstrekte gemis aan engagement, nog wel het ergste. Dat van die korte kangoeroe-voorpoten heb ik onthouden omdat de meisjes min of meer ruzie kregen. Gouke vond dat Judith bij het uitbeelden van de voorpoten van de kangoeroe niet gewoon haar armen mocht uitsteken. Die waren immers veel te lang. Gouke deed het verbeterd voor door haar ellebogen tegen haar ribben te drukken. Helen was het eens met Gouke maar maakte wel bezwaar tegen de te lage anatomische aanhechting van Gouke's voorpoten. Een wetenschappelijke discours dus met de opwinding die daar bijhoort.
Anders dan de basisschoolkinderen zaten mijn welopgevoede studenten elkaar geen seconde in de weg. Iedereen liet de ander keurig netjes uitspreken maar het resultaat was wel de dood in de pot. Van de inhoud van die tweede spreekbeurt op die dag in maart is me niets bijgebleven.
Wat gebeurt er tussen de basisschool en de universiteit? Dan volgen Judith, Gouke en Helen voortgezet onderwijs. En wat doen ze daar om te bereiken dat wat op tienjarige leeftijd nog zo fleurig beheerst wordt op twintigjarige leeftijd volstrekt verloren is gegaan?
Tsjip/Letteren is een tijdschrift voor literaire vorming. Een nuttige doelstelling maar ook een doelstelling die doorgaans te smal wordt gedefinieerd. Literatuur beperkt zich niet tot gedrukte taal, in een hoekje met een boekje. Naast schriftelijke literatuur is er ook orale literatuur. Het hardop uitgesproken woord. Dat woord is er niet alleen voor de communicatie. Het gaat ook om zeggingskracht en expressie en - ik vind dat de term hier op zijn plaats is - om esthetica. Met retorische schoonheid is de communicatie trouwens zeer gebaat. Individueel werken in het studiehuis mag niet ten koste gaan van leren presenteren. Als dat wel gebeurt, is dat een aderlating voor de literaire vorming. En leren presenteren is geen taak van Neerlandici alleen. Het is een verantwoordelijkheid voor de volle breedte van de schoolgemeenschap.