[Nummer 1]
Tsjip
‘Ze staan ons ouderen zoo helder voor oogen, de bijzondere avondjes in het hoekje bij den haard, avondjes van vertellen en voorlezen, van muziek en zang, van scherts en lach.
Of vergis ik me? Zijn die gezellige avonduren niet op vele plaatsen in onbruik geraakt? Hebben ze niet plaats gemaakt voor nachtelijke zwerftochten of achteraffe bijeenkomsten, waar “bakken” van twijfelachtig allooi verkocht worden, waar dito-liedjes geleerd en gezongen worden, waar gekaart, gekiend en gedanst wordt?
Elke verstandige vader, elke voorzichtige moeder zal zijn of haar pupillen nog in het kritieke tijdperk van hun leven, liever thuis houden, daar bezigheid verschaffen onder eigen leiding en medewerking.
Uren van verpoozing, uren van intellectueel genot, uren van leering en opvoeding kan ons verschaffen de lezing van een goed boek. We moeten onze jongens en meisjes ook dat genot leeren smaken van een mooi boek, we moeten hun leeren lezen en leeren genieten van het gelezene.
Ze zijn langzamerhand ontwassen aan lectuur als hun “'t Weekblaadje” en “Voor 't jonge Volkje” verschaft heeft. Ze verlangen naar meer rijpe lectuur, ze willen boeken lezen.
Maar bij het kiezen der boeken, die gelezen zullen worden, wordt zoo vaak alle leiding gemist. Rijp en groen, goed en slecht, kortom alles wat de leesgrage jeugd onder handen komt, wordt doorgerend. Geen beperking, geen censuur, meestal onbepaalde vrijheid!
En het gevolg? De smaak bedorven, de zin voor degelijke lectuur vernietigd en helaas! vaak lichaam en ziel benadeeld. Want hoe vaak schuilt er niet meer waardeloos kaf dan gedijende korrels onder het graan.
De volksbibliotheken kunnen hier hulp verleenen. Maar ook hier laat de keuze der werken vaak zooveel te wenschen over. Hoe weinig goede, dat wil zeggen echt christelijke, opvoedende boeken, en daarbij boeiend geschreven, treft men er in aan!
M.i. moest ieder huisgezin in het bezit zijn van een keurbibliotheekje van “Jugendlektüre”, voor de kleintjes wat, voor de schooljeugd en voor de grooteren iets. Die boekenverzameling moest beperkt zijn, maar dan ook enkel superieur werk bevatten. Het hoofd des gezins belast zich met het beheer en de distributie en... met de keuze.
Ja, die keuze is niet het werk van iedereen! M.i. moest het samenstellen van zulk een elitelijst opgedragen worden aan een commissie van mannen, die bevoegd zijn te beoordelen, wat onder goede kinderlectuur is te verstaan en de pers moest op zich nemen telken jare vóór St. Nicolaas dat lijstje wereldkundig te maken. Daarmee zouden vele ouders gelukkig gemaakt worden!’
Briefschrijver A.J. Mertens, Over kinderlectuur. In: Limburgsche Koerier, 5 november 1910.