| |
| |
| |
De onttovering van het verleden
De Leeuw van Vlaanderen in klas of leeskring
Met een zich steeds uitbreidend Verenigd Europa lijkt het meer dan ooit nuttig leerlingen bewust te maken van de eigen identiteit van land en volk waartoe zij behoren. Europeaan, maar ook Belg/Vlaming of Nederlander. In deze bijdrage gaat het over identiteit en literatuur, gezien door Vlaamse ogen en met de blik op de Vlaamse literatuur. In het bijzonder aandacht voor de klassieker ‘De leeuw van Vlaanderen’ in de klaspraktijk. Literatuur waarnaar verwezen wordt.
André Mottart
Ik ging in 1957 voor het eerst naar school. Ik kreeg in dat jaar een paspoort voor Gutenbergs universum, maar ook nog een ander, innerlijk en onzichtbaar paspoort, want het leesboekje is een soort paspoort dat de identiteit bepaalt van enkele generaties. Enkele generaties... dat is een heel volk. Ieder volk heeft zijn eigen leesboekje. Dubravka Ugresic (1995:21)
| |
Identiteit en literatuur
Het verleden heeft bewezen dat identiteit in hoge mate gecreëerd wordt. In de zeventiende eeuw bijvoorbeeld was er in Nederland nauwelijks nationaal besef, die is pas in de negentiende eeuw totstandgekomen. Het begrip Groot-Brittannië is pas in de achttiende eeuw gevormd en honderd jaar geleden sprak de meerderheid van de Fransen niet eens Frans. Laat staan dat men zich Fransman voelde. Door de bijzondere situatie waarin Vlaanderen terechtkwam, na de oprichting van het Koninkrijk België in 1830, is de nationalistische reflex van veel recentere datum, maar ook tot op vandaag een brandende kwestie gebleven.
Opvallend hierbij is dat van de Vlaamse cultuur verwacht wordt positief mee te werken aan het imago van de natie en dat als onderdeel van de strijd voor een zelfstandig Vlaanderen. In dit perspectief moeten de romantische ideeën over natie, volk en taal die in Vlaanderen nog steeds tot de verbeelding van velen spreken en voor buitenlandse oren vast wat oubollig (of verdacht) klinken, begrepen worden.
De ‘Vlaamse letterkunde’ speelde in die ontvoogdingsstrijd geen onbelangrijke rol. Anders dan in aangrenzende West-Europese landen verwierf de literatuur in de periode tussen Verlichting en modernisme geen autonome status, maar bleef ze een dienende taak vervullen: het nationalistische discours uitdragen (Soetaert 1992:19).
Vaderland (en moedertaal), god en gezin zijn er de drie pijlers van. Een discours dat zich laat samenvatten met één enkel citaat dat nog steeds dagelijks de voorpagina van een kwaliteitskrant als De Standaard opluistert: ‘Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus’.
Uiteraard is deze redeneertrant geen Vlaams privilege. Wie de argumenten analyseert die men niet alleen in de bevrijdingsoorlogen (Midden-Oosten, Balkanlanden, de vroegere Sovjet-Unie, ...) gebruikt, maar ook in de ‘reguliere’ politiek van ‘beschaafde’ staten, stuit nog dagelijks op verrassende uitspraken. Zo verklaarde bijvoorbeeld Maurice Schumann, gewezen minister onder De Gaulle, naar aanleiding van de Volksraadpleging waarin de onafhankelijkheid van Quebec in het geding was, dat ‘de francofone zaak als overwinnaar uit de bus komt. Het is duidelijk dat de Franse taal passie waard is, in Noord-Amerika evenzeer als in Noord-Afrika of Libanon. Ik zou bijna zeggen: ze is waard ervoor te sterven.’ (De Standaard 2/11/95).
Ook Harald Bloom (1987) fundeerde zijn klacht over de teloorgang van de Amerikaanse beschaving op een aantasting van de hoger genoemde drie pijlers van het traditionalisme.
Schrijvers die het in Vlaanderen waagden aan deze waarden te morrelen, werden tegengewerkt, meer nog: als ‘onvlaams’ weggepest... naar Nederland. Vandaar de vele auteurs - van Cyriel Buysse tot Hugo Claus - die het aan uitgevers in Nederland te danken hebben dat hun talent ooit erkenning kon krijgen.
De houding tegenover de Vlaamse cultuur werd een topos in de Vlaamse lite- | |
| |
ratuur. De romans Brief aan Boudewijn (Walter Van den Broeck), Het verdriet van België (Hugo Claus), De vermaledijde vaders (Monika van Paemel) evenals het pas verschenen Het goddelijk monster van Tom Lanoye zijn even zoveel pogingen om zich af te zetten tegen het credo als zou de artistieke traditie in Vlaanderen een ‘natuurlijke uiting’ zijn van het aloude christelijke karakter van het Vlaamse volk.
Vlaanderen moet zich nu gaan meten met Europa. En dat heeft zo zijn positieve kanten. Het gezwollen patriottisme wordt doorprikt vanuit een Europees - en zelfs een ruimer westers en/of multicultureel perspectief. Maar er is ook een negatieve kant aan: sommigen staan klaar om nieuwe zekerheden te creëren, ditmaal rond Europa. Want Europa is niet alleen een correctie op het nationalisme, het kan ook aanleiding geven tot een nieuwe vorm van nationalisme met een duidelijk vijandbeeld, de Islamitische religie bijvoorbeeld.
En hier rijst de vraag op welke wijze de leraren geschiedenis, culturele vorming en literatuur hun nationale geschiedenissen, cultuur- en literatuurgeschiedenissen zullen herschrijven om een cultureel erfgoed te creëren als fundering voor de toekomstige ‘supernatie’ Europa.
In deze tijden waarin, zoals Ernest Gellner (1983) het zo treffend verwoordde, ‘nationalismen onder elkaar vechten in een strijd om de beschikbare bevolkingen en de beschikbare staatsruimte’ kunnen culturele vorming en literatuuronderwijs een belangrijke rol spelen.
| |
Identiteit en onderwijs
Op een kritische manier over de nationale identiteit praten ligt in Vlaanderen niet voor de hand. Laat staan in een klassituatie in een verzuild onderwijssysteem. Toch kan door deze recente discussie het belang van goed literatuuronderwijs opnieuw ter sprake komen. Als men in het toekomstige Europa cultuur ernstig wil nemen dan hoort daar plaats voor in het leerplan (Soetaert, 1992:24).
Goede literatuur weet immers precies de pluriformiteit en de complexiteit van de multiculturele samenleving weer te geven. Waardenvolle literatuur bouwt identiteit niet alleen op, maar stelt die meteen ook ter discussie.
De recente Europese geschiedenis leert juist hoe gevaarlijk het kan worden wanneer de kritische reflectie op de eigen ideologie in de kiem wordt gesmoord. Natuurlijk is niet elke vorm van trots op de eigen identiteit meteen verdacht en is het normaal dat men met zijn medeburgers, waarmee men geografische en historische bindingen heeft, samenvoelt. Maar men moet wel beseffen dat naties en identiteiten geen sacrosancte en eeuwige waarden zijn, maar constructies die voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Met andere woorden: men moet niet alleen de mythes deconstrueren maar ook waakzaam zijn voor de nieuwe mythes die zich onder onze ogen construeren. Hierbij is het zeker niet de bedoeling om in ‘relativisme’ of ‘ironie’ te vervallen, noch te beschuldigen, maar te begrijpen.
| |
Hendrik Conscience: De Leeuw van Vlaanderen
Volgens de populaire mythe leerde Hendrik Conscience de Vlamingen lezen, en gaf hij het Vlaamse volk een ‘ziel’. Een confrontatie met zijn romans vandaag laat daar nog weinig van vermoeden. De meeste van zijn meer dan honderd boeken lijken volstrekt onleesbaar geworden. De taal is op z'n zachtst uitgedrukt zwak, de toon bombastisch, de neiging tot versterking komisch (‘onstuimige harten kloppen heftig in zwoegende boezems’). De inhoud van zijn verhalen is niet alleen irritant moraliserend, maar mist bovendien elke psychologische diepgang. Ten slotte is er de eenzijdige beeldvorming als ze al niet volledig vervalst is: historische feiten in zijn romans krijgen niet zelden een verrassende verklaring. Toch wordt een aantal van zijn werken, hoe zwak ze soms ook zijn, tot vandaag toe telkens weer tot leven gebracht door de vele interpretaties en evaluaties in vele soorten van discours, waardoor men eigenlijk van een ‘canonfiguur’ kan spreken.
Mede hierdoor wordt zo'n auteur interessant om over natie en identiteit in de lessen literatuur na te denken. Bovendien draait de hele thematiek van zijn wel beroemdste roman De Leeuw van Vlaanderen rond de beruchte Guldensporenslag in 1302, één van de basismythes van de Vlaamse identiteit: de nationale feestdag, de nationale vlag en de nationale hymne van de Belgische deelstaat Vlaanderen zijn aan de mythische veldslag waarin de ‘Vlamingen’ de ‘Fransen’ zouden hebben verslagen, ontleend. Wanneer
| |
| |
je echter de historiek van die mythe opspoort, krijg je een schoolvoorbeeld van wat Eric Hobsbawm (1992) een ‘invented tradition’ heeft genoemd.
In werkelijkheid ging het om een complex conflict waarin de belangen van de leenheer, de Franse koning, gingen samenvallen met die van de ‘patriciërs’ terwijl de leenman, de graaf van Vlaanderen, met zijn aspiraties eerder aansluiting vond bij de ambachten.
Daarbij mag ook niet uit het oog verloren worden dat geografisch gezien Vlaanderen toen grotendeels in het huidige Frankrijk lag, en dat de huidige Belgische provincies Brabant, Antwerpen en Limburg er niet toe behoorden.
De figuur van Hendrik Conscience is zelf een voorbeeld van een mythe.
In het collectieve geheugen van de Vlaming leeft hij voort als een man van grote verdienste die nog voor zijn dood een monument kreeg. De werkelijkheid ziet er prozaïscher uit: vrijzinnig in gedachten en gesprekken, liet hij zijn werken - met het oog op een ruime verspreiding - door een kanunnik in Mechelen zuiveren van voor de katholieken mogelijk aanstootgevende scènes. Als moralist was hij voor alles een exponent van de heersende klasse, van de bourgeois-ideologie en bovendien, o ironie, Franstalig en fervent voorstander van het orthodoxe België.
| |
De klaspraktijk
Aan eeen dergelijk les(senreeks) kan niet worden begonnen zonder een reconstructie van wat de leerlingen over zo'n figuur en over de roman reeds weten. Waarover gaat het verhaal? Hoe heb je het verhaal leren kennen? Hoe ervaar je het verhaal? Ken je de auteur? Wat wordt van hem beweerd?
Deze eerste fase van de les bevat een reconstructie van het ‘cultureel netwerk’ van de leerlingen, uitgebreid uiteraard door de vraagstelling van de leraar. Zo worden onder meer verwijzingen geïnventariseerd naar film, televsie, jeugdbewerkingen, schilderijen en stripverhalen.
Tijdens de tweede fase wordt dit netwerk vergeleken en uitgebreid met andere netwerken van het kennisgebied. In de eerste plaats worden de leerlingen geconfronteerd met een fragment uit het originele werk.
Gesuggereerd wordt in het perspectief van het thema ‘identiteit’ een fragment te kiezen waarin nogal wat elementen van de ‘mythische Vlaamse identiteit’ voorkomen. Een geschikt voorbeeld vindt men in de scène net voor de Guldensporenslag, waar men ziet hoe ‘in een doodse stilte alle scharen neerzonken en de laatste zegening ontvingen’, hoe de Vlamingen herinnerd worden aan hun ‘kinderen die (de Fransen) zullen uitmoorden’, aan hun ‘benauwde vrouwen’ en hoe ze hun veldheer achterna ‘insgelijks van de vaderlandse grond proefden’.
(Conscience 1983: 303-305). Een confrontatie dus met het gekende triumviraat: God, gezin en vaderland.
In een derde fase zijn er verschillende mogelijkheden waarin telkens andere thema's aan bod kunnen komen en waardoor dit klassieke werk voortdurend kan worden geactualiseerd. En waarbij ook literatuurwetenschappelijke inzichten kunnen worden behandeld: de functies van de historische roman, het epos, de figuur van de schrijver Conscience,...
Een eerste mogelijkheid biedt de confrontatie met een essayistisch stuk waarin de mythe Vlaanderen, de Guldensporenslag etc. gedeconstrueerd worden. Ik vermeld hier maar enkele mogelijkheden:
■ | Het ware verhaal van de Brugse Metten (van der Eerden, 1983); |
■ | En België heeft Vlaanderen gemaakt (Van Istendael, 1994: 251-266); |
■ | Een hoofdstuk of fragment uit: Het klauwen van de leeuw (Reynebeau, 1996); |
■ | Een hoofdstuk uit het boek onder redactie van Anne Morelli (1996) over de mythen uit de geschiedenis van België, Vlaanderen en Wallonië. Bijzonder geschikt is uiteraard de bijdrage in dit boek van Jo Tollebeek over de Guldensporenslag. |
Een tweede mogelijkheid is een bespreking van het literaire ‘Nachleben’ van De Leeuw van Vlaanderen. Er zijn bijvoorbeeld de vrij recente film in een regie van Hugo Claus, stripverhalen (onder andere De Moor 1984, zie ook illustraties bij dit artikel) en het twaalfde hoofdstuk uit nog zo'n Vlaamse klassieker: De Witte (Claes, 1980:182).
Men kan de leerlingen ook confronteren met moderne teksten, filmfragmenten, televisiedocumentaires rond actuele gebeurtenissen waarin parallelle houdingen, formuleringen... aan bod komen. Uiteraard past men zich telkens aan de actualiteit aan. Toen ikzelf deze lessenreeks opzette, heb ik
| |
| |
onder andere gebruik gemaakt van:
- | Het geweld van de zuiverheid (Hertmans, 1995) |
- | De televisiedocumentaire Blood en Belonging van de Canadese schrijver Michael Ignatieff (BBC 2 -1994). Later ook door de VPRO uitgezonden en in boekvorm uitgebracht, ook in het Nederlands (Ignatieff, 1994). |
- | Confrontatie krantenartikel van Luc Martens: De taal als hefboom van emancipatie (De Standaard 7/10/95) en het antwoord hierop door Dirk De Schutter: Een kultuur van het verschil. (De Standaard 11/10/95). |
- | Confrontatie met artikelen rond de 11-juli viering in 1995 uit verschillende kranten en tijdschriften: De Standaard, De Morgen, Knack,...) |
| |
Schoolboeken
Een interessante reden om een roman als De Leeuw van Vlaanderen te kiezen is dat er lange tijd anders over Conscience en zijn oeuvre is gedacht. De receptie van zo'n figuur is dan ook bijzonder boeiend om te volgen. Voor leerlingen is het dan ook nog boeiender om te zien hoe ook op school, in de schoolbloemlezingen, deze opvattingen in de tijd mee evolueren en generaties jongeren hebben beïnvloed. Een inventarisatie van de receptie van Consciences werk in het algemeen en van De Leeuw van Vlaanderen in het bijzonder uit schoolboeken (van 1909 tot vandaag) werd aan de leerlingen voorgelegd. In groepjes dienden zij de evolutie van de wijze waarop over Conscience gedacht werd en wordt - van een absolute verheerlijking over een voorzichtige kritiek naar een deconstruering van zijn (wel heel Vlaams) wereldbeeld - te bespreken en aan de klas te rapporteren. Op die manier wordt literatuur op school iets dat dichtbij leerlingen staat. In zo'n analyse van schoolboeken komen ze zelf tot het inzicht hoe de leerstof op school ook hun identiteit en wereldbeeld vormt. De wakkersten onder hen zien al heel gauw in dat ook deze manier van lesgeven een beïnvloeding inhoudt: zij verdienen dan ook een tien, want hebben het opzet van de lessenreeks begrepen.
| |
Ten slotte
Het thematiseren van de eigen identiteit is voor sommigen nog altijd een taboe. Vaak wordt kritische reflectie op de eigen geschiedenis en natievorming, de ‘onttovering’ ervan, met ‘nestbevuiling’ geassocieerd. Wanneer men echter de waardenvolle elementen uit het eigen culturele verleden wil vrijwaren, moet men ze weten te scheiden van de kitsch en het bedrog.
Onttovering moet dus gezien worden als het historische bewustzijn dat te hooggestemde idealen tempert en zodoende voor excessen behoedt. Uiteindelijk is de figuur van Conscience het mooiste bewijs van de relativiteit van de eigen identiteit. Hij had er duidelijk zelf last van zoals moge blijken uit een passus uit een toespraak die hij 1840 in Antwerpen hield naar aaleiding van de inhuldiging van het standbeeld van Rubens: ‘bij de Europese roem van de Vlaamse schilder Rubens voelt gij uw hart van fierheid en hoogmoed opzwellen over de naam Belg die gij draagt.’ (Gilbert De Groote, 1979:430).
| |
Literatuur:
- | Bloom, Harald (1987), The Closing of the American Mind. New York: Simon & Schuster. |
- | Claes, Ernest (1980), De Witte. Amsterdam: Wereldbibliotheek. |
- | De Groote, Gilbert (1979), Conscience en de wederopbouw der nationale waardigheid. In: Dietsche Warande & Belfort, 124, 1979, p. 428-439. |
- | De Moor, Bob (1984), De Leeuw van Vlaanderen. Antwerpen: De Dageraad. |
- | Gellner, Ernest (1983), Nations and nationalism. Oxford: Blackwell. |
- | Hertmans, Stefan (1995), Het geweld van de zuiverheid. In: Nieuw Wereldtijdschrift, maart-april 1995. |
- | Hobsbawm Eric J. (1992), Nations and nationalism since 1780. Programm, myth and reality. Cambridge: Cambridge University Press. |
- | Ignatieff, Michael (1994), Waar het bloed kruipt. Reizen door het nieuwe nationalisme. Amsterdam, Antwerpen: Uitgeverij Contact. |
- | Morelli, Anne (1995), De grote mythen van België, Vlaanderen en Wallonië. Berchem: EPO. |
- | Reynebeau (1996), Het klauwen van de leeuw. De Vlaamse identiteit van de 12de tot de 21ste eeuw. Leuven: Van Halewyck. |
- | Soetaert, Ronald (1992), Identiteit en literatuuronderwijs. In: Kultuurleven, december 1992, p. 19-25. |
- | Ugresic, Dubravka (1995), De cultuur van de leugens. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar. |
- | Van der Eerden, P.C. (1983), NRC 18 mei 1983. |
- | Van Istendael, Geert (1995), Bekentenissen van een reactionair. Amsterdam/Antwerpen: Atlas. |
|
|