De Engelse landschapstuin en de ‘country life style’
Dat Engelsen iets met het landschap hebben, blijkt niet alleen uit literatuur en film. Ook het voor de cultuurgeschiedenis zo immens belangrijke begrip van de Engelse ‘landscape garden’ laat aan duidelijkheid niets te wensen over.
‘The landscape garden is the most influential of all English innovations in art. Its effects can be studied all over the continent and from the United States to Russia’, zo luidt het in Nikolaus Pevsners beroemde essay The Englishness of English art (1956, 1993). Bij de notie van de landschapstuin (le jardin anglais!) - opgebouwd zoals het verrassende landschap van een meanderende rivier - ging het erom het landschap er zo te laten uitzien alsof het er van nature altijd zo had uitgezien, terwijl het in werkelijkheid volgens strenge regels door de mens werd ontworpen: een kijk op de ideale natuurtoestand van mens en omgeving. Zo werden de overgangen met de aanpalende graasweiden en bossen onzichtbaar gemaakt, - de tuin als een organisch deel van de natuur.
Volgens de achttiende-eeuwse dichter Alexander Pope moest elke tuin ontworpen worden ‘zoals de romantici hun landschappen schilderen’. Pope spreekt dan ook van ‘landscape painting’ (Moral essays). De landschapsschilderijen van Nicolas Poussin en Claude Lorrain oefenden bij dit alles in een eerste - nog meer formele - fase een belangrijke invloed uit. Het is duidelijk dat de deconstructie van het ‘natuurlijke’ in Schama's bovenvermelde boek nergens meer op zijn plaats lijkt dan hier.
Bepaalde obsessies zijn bij de Engelsen tot in onze tijd blijven leven. Over het met de landschapstuin nauw verbonden English country house en de country life style zegt Evelyn Waugh in een voorwoord uit 1959 tot zijn roman Brideshead Revisited (1945) het volgende: ‘It was impossible to foresee, in the spring of 1944, the present cult of the English country house. It seemed then that the ancestral seats which were our chief national artistic achievement were doomed to decay and spoliation (...) Brideshead today would be open to trippers, its treasures rearranged by expert hands and the fabric better maintained than it was by Lord Marchmain (...) Much of this book therefore is a panegyric preached over an empty coffin’.
Of hoe een nationale preoccupatie haar levenskracht ook in onze eeuw behoudt. Zo zal ook niemand ontkennen dat een constructie als de National Trust haar ‘obsessionele’ werk niet toevallig in het land van de Engelse (landschaps) Droom verricht. In verband met de country life style kunnen we nog opmerken dat tot op de dag van vandaag weinig beelden meer Brits zijn dan de talloze sport- en jachttaferelen, waarbij ruiters hun paarden over hagen het veld injagen. Ook al stemt het Britse Lagerhuis vandaag de dag over een wetsvoorstel dat de jacht met honden wil verbieden, het beeld zal wellicht nog lang in het collectieve geheugen blijven hangen.
Als een flauw aftreksel van de landscape gardening zou je de twintigste-eeuwse fascinatie van de Engelsman voor tuinieren kunnen zien. Dat die fascinatie voor tuinen en landschappen de hele twintigste eeuw door blijft bestaan, zien we in allerhande (periodieke) publicaties. Bekijken we foto's van het tijdloze, rurale Engeland uit magazines uit de eerste helft van deze eeuw, dan merken we hoe die in niets verschillen van de glossy pictures die vandaag in toeristische brochures van de Automobile Association verschijnen. In de vaste natuurrubriek in The Strand Magazine, jaargang 1938, vinden we een uitspraak die alles zegt. De laatste zin van het artikel ‘Landscapes with water’ luidt als volgt: ‘At the right point and at the right hour along the Avon one is disposed to say it is the most English thing in England, even scenically’.
Of anders gezegd: de constructie van Engeland als tijdloos landschap vormt een immens belangrijk deel van de nationale identiteitsvorming.