| |
| |
| |
na schooltijd
Literatuur zonder leeftijd
Toeval is 't, anders niet, dat de redactie van dit tijdschrift en die van Literatuur zonder leeftijd elkaar thematisch lijken na te apen. Ging ons aprilnummer 7/1 over sprookjes, de lentebode van LZL deed er niet voor onder, zij het dat het sprookje meer een gruwelverhaal bleek te zijn. Het zomernummer van dit tijdschrift voor de studie van kinder- en jeugdliteratuur boog zich vervolgens over poëzie voor de jeugd en literaire vorming, terwijl dat van ons, nummer 7/2, ging over lezersgerichtheid en... poëzie in het literatuuronderwijs! Meer dan 220 bladzijden telt dit zomernummer van LZL en met het lentenummer komt de totale omvang van deze halve jaargang al op 372 bladzijden.
Er wordt hard gewerkt door een leger jeugdliteratuurkundigen, jeugdboekenschrijvers en jeugdboekencritici. Met een bekwame redactie kan dan een onderwerp als de Woutertje Pieterseprijs 1997 goed uit de verf komen. In het juryrapport, wordt een aantal interessante, maar net niet bekroonde boeken gekarakteriseerd, en daarna volgen, met jurylid Peter van den Hoven voorop, acht besprekingen van Joke van Leeuwens lep!. Die zou je natuurlijk ook wel digitaal op kunnen zoeken, maar nu staan ze gemakkelijk bij elkaar: Selma Niewold, Joke Linders, Bregje Boonstra, Aukje Holtrop, Jant van der Weg, Lieke van Duin en Judith Eiselin, zeven vrouwen die de Nederlandse jeugdliteratuurkritiek beheersen, waarbij Van der Weg zorgvuldig de Friese enclave vertegenwoordigt.
| |
Woutertje Pieterseprijs
Tien jaar Woutertje Pieterseprijs, dat wil initiatiefneemster Bregje Boonstra wel weten; zij zet uiteen hoe de prijs ontstaan is en wat zij, Netty Heimeriks, Aukje Holtrop en Joke Linders wilden bereiken met de instelling van de prijs. Met interessante jury's, geen nominaties maar meteen de winnaar aanwijzen, unanimiteit van het juryoordeel en keuzes die prikkelden. ‘Alle boeken maken, als ze goed zijn, gelijkelijk deel uit van wat we literatuur noemen’ was het standpunt van de eerste juryvoorzitter Jan Blokker en de zijnen. ‘Is het wel voor kinderen?’ vroegen velen zich af, die meer de pedagogiek in het hoofd hadden dan de leesbaarheid. Dat was naar aanleiding van winnende boeken als Annetje Lie in het holst van de nacht (Imme Dros), Lieveling, Boterbloem van Margiet Heijmans en De dame en de neushoorn van Anne Vegter en Geerten ten Bosch. Mooi, geestig, poëtisch, maar niet voor elk kind van de leeftijd waarvoor het bedoeld heette te zijn. Wie even nadenkt over de relatie tussen literatuur en leesvoer voor volwassenen, weet dat niet alle literatuur voor alle lezers bereikbaar en verstaanbaar is. En waarom zou je dan niet hetzelfde mogen laten gelden voor de jeugdliteratuur, als je haar serieus wilt nemen? Bregje Boonstra c.s had en heeft volstrekt gelijk. De WP-prijs heeft gezorgd voor een noodzakelijke en zinvolle discussie over de kwaliteit van het kinder- en jeugdboek.
| |
Schrijverscollectief
De rubriek ‘Interessante boeken’ omvat analyses van nieuwe jeugdboeken: Gebr. van Van Lieshout, Gezworen woorden van de Friestalige Akky van der Veer en een hele reeks griezelboeken, waarvan Harry Overmeijer de populariteit verklaart. Aardig is het pleidooi dat Olaf van Tilburg voert voor drie tekstschrijvers die in de schaduw staan van het befaamde trio Karel Eykman, Hans Dorrestijn en Willem Wilmink. Het gaat om Fetze Pijlman, Ries Moonen en Jan Riem, die een hele generatie kent van de aftiteling van de Stratemaker-op-zee-show en J.J. de Bom. ‘Op een nu eens melancholieke, dan weer humorvolle wijze behandelden zij zware en lichte onderwerpen, veelal puttend uit de eigen jeugdervaringen, in een simpele en directe, voor iedereen verstaanbare taal en vorm, met als doel het bieden van troost, hulp en ontspanning. Gesteld kan worden dat het Schrijverscollectief een duidelijk stempel heeft gedrukt op de jeugdliteratuur en zelfs op de jeugdcultuur.’
Dertigers plegen zich, al of niet met een glaasje op, gaarne aan de liederen uit deze schat over te geven.
Hoe breed het spectrum van LZL is blijkt uit een laatste rubriek: Vakliteratuur, waarin kritisch wordt ingegaan op boeken en artikelen waarin de jeugdliteratuur aan de orde komt. Peter van den Hoven, Helma van Lierop-Debrauwer en Harry Bekkering houden zich ook in dit nummer intensief met de zaak bezig.
| |
Poëzie in zomernummer
In grote lijnen staat in het zomernummer het volgende: tien bijdragen over poëzie voor de jeugd, van onder meer Harry Bekkering (over de bloemlezing als middel om dichters bekend te maken), Peter van den Hoven (over het ‘scabreuze’ jeugdgedicht), Bregje Boonstra (over Han G. Hoekstra), Jan van Coillie (zelf bloemlezer, over recente Vlaamse jeugdpoëzie), Joke Linders (over Hans Andreus), Kees Fens (een speels lezinkje voor kinderen die meededen met een dichtwedstrijd), vertaalster Thera Coppens (met interessante voorbeelden!) en Jant van der Weg over Friese jeugdpoëzie. De auteurs duiken diep in hun onderwerp. Van Coillie leidt je op zo'n manier door de recente Vlaamse jeugdpoëzie, dat hij ongewild het beeld bevestigt dat Harry Bekkering geeft van zijn laatst verschenen bloemlezing: ‘Van Coillie heeft eerder voor de herkenbaarheid gekozen dan voor het geheim, het raadsel, de verrassing.’ Dat Bekkering daar
| |
| |
moeite mee heeft, kun je begrijpen als je zijn voorkeur kent voor de geheimzinnige keuze die Kees Fens in zijn bloemlezingen met gedichten (van volwassenen) voor kinderen deed. Van Collie is meer de docent die graag heeft dat ál zijn leerlingen genieten van alle versjes in een boek. De discussie over de Woutertje Pieterseprijs zet zich zo in feite voort!
| |
Overzicht en monografie
LZL richt zich evenzeer op het geven van overzicht, in artikelen en in bijdragen waarin één auteur wordt getypeerd. Van het eerste is de bijdrage van Peter van den Hoven een voorbeeld. Hij ging op zoek naar smerige kinderversjes in binnen- en buitenland en vond er heel wat. Van bijna onschuldige als:
tot een veel gevarieerd ondeugend ding als:
Ik ben geil en jij bent gek.
't Is maar een flard uit een boordevolle bijdrage, waarin ook heel wat verklaard en uitgelegd wordt. Monografieën bij de vleet in dit nummer. Zo houdt Joke Linders de poëzie van Hans Andreus tegen het licht en trok Helma van Lierop-Debrauwer bij de nieuweling Edward van de Vendel na hoe deze de ontvangst van zijn werk ervaart en wat hij met zijn beeldrijke gedichten wil. Mij deden ze denken aan de rijmloze teksten van Nannie Kuiper, zij het dat zij voor jongere kinderen schreef en Van de Vendel voor groeiers, met een sterk perspectief bij het lezende kind. Van Bregje Boonstra is er een round-up van de poëzie van de sterk rijmende Han G. Hoekstra. Nogal zwaar is de analyse die Claire Polders loslaat op vier gedichten voor kinderen. Zij gaat op zoek naar ‘poëticale betekenissen’. Mooi dat Herman Tibosch zich in zijn studie boog over de sympathieke Leonard Roggeveen. ‘Een vergeten vernieuwer’ noemt hij de schepper van Daantje en Okkie Pepernoot.
| |
Twist en tweedracht
Er staat in dit nummer ook een forse vechtpartij tussen twee literaire vormers, Pieter Quelle die de didactiek van Henk van Faassen aan de kaak stelt, en Nirav Christophe die daar stevig op reageert. En van de boeken over het schrijven van gedichten die Geert Koefoed bespreekt krijgt Lees het nog eens van Ankie Peypers en Kathinka van Dorp duidelijk de voorkeur boven Het huis lijkt wel een schip, een handleiding voor het poëzieonderwijs op de basisschool, van Jacques Vos en in mindere mate boven In een plas zag ik de lucht van Lucie Visch. De verklaring hiervoor zie ik vooral in de voorkeur die Koefoed heeft voor het productief-creatieve karakter van poëzie-onderwijs, terwijl bijvoorbeeld voor Vos de receptieve kant heel belangrijk is.
KC
Literatuur zonder leeftijd, 11e jrg. nr. 41 en nr. 42. Administratie en redactieadres: Stichting ter Bevordering van de Studie van de Kinderen Jeugdliteratuur, t.a.v. Toin Duijx, Postbus 17162, 1001 JD Amsterdam. Het donateurschap bedraagt minimaal NLG 50, /BEF 910 (studenten NLG 40,-, instellingen NLG 75,-). Losse nummers NLG 22,50/BEF 410.
| |
Primeurs
Het gebeurt niet vaak dat een uitgever schrijvers van verhalen voor volwassenen uitnodigt om zich eens specifiek te richten op jongeren. Jaren geleden deed Phil Muysson van Bzztôh dat door mij te vragen een bundel van dien aard samen te stellen. Dat werd Het gevederde gevoel, verschenen in 1980. Het aardige was dat enkele op verzoek geschreven verhalen een rol van betekenis hebben gekregen in het oeuvre van de betrokken auteurs. Dat geldt bijvoorbeeld voor ‘De versnijdenis’ van Maarten 't Hart, ‘Eindexamen’ van Jan Siebelink en ‘Vaders’ van Willem van Toorn- alle drie beantwoordend aan de opdracht om motto's van Emily Dickinson (‘Hoop is het gevederde gevoel dat zich nestelt dichtbij het hart’) en Van Oudshoorn (‘Zich een vreemde, door vreemden omgeven, te weten’) te combineren.
Uitgeverij Houtekiet vroeg bekende Vlaamse auteurs, zoals Alstein, Herman Brusselmans, Jef Geeraerts en Geert van Istendael, en althans in Nederland minder bekenden zoals Lut de Block, Luc Hanegreefs, Rudi Hermans, Guido van Heulendonk, Stijn Meuris, Piet Teigeler en Ingrid Vander Veken, een jeugdverhaal te schrijven. Onder de titel Primeurs zijn deze verhalen nu te lezen. Wat ze verbindt is het thema van de puberteit. De vrouwen volgen meisjes in hun groei, de mannen jongens, en heel vaak treffen ze precies de toon die de verhalen leesbaar maakt voor de leerlingen van deze leeftijd. Jef Geeraerts, hij mag zich dan aan de detective hebben overgegeven, schrijft heel literair zijn ‘Zaterdag, volgende zaterdag’ als een monologue intérieur. Het woord ‘shit’ op die pagina is pasmunt voor de taal die volwassen auteurs jeugdigen in de mond leggen: een bladzijde eerder gebruikt Herman Brusselmans het ook. In een verhaal over een 13-jarige jongen en zijn idool. Weltschmerz uiteraard! Direct en vol dialoog zijn de verhalen van de vrouwen Lut de Block en Ingrid Vander Veken: de verliefdheid van een meisje op een oudere man en de rol van een lipstick in je leven: daar groei je in, net als in het leven zelf. Een boek om de beste verhalen uit over te nemen voor bespreking in de klas.
WdM
Primeurs. Houtekiet, Vrijheidsstraat 33, B-2000 Antwerpen. ISBN 90 5240 413 5. Antwerpen-Baarn, 138 blz.
|
|