nodig is opdat de lezer de zintuiglijke voorstellingen, visuele, auditieve en kinesthetische effecten van de verzen op zich kan laten inwerken. Hierdoor verplaatst hij zich naar de situatie waarvan de dichter één of ander aspect wil laten aanvoelen. De kern van poëzie is dus het overbrengen van ‘aandachtig stilstaan bij èn verwondering over’.
Haar meest algemene werkingsmiddelen zijn het afzonderen, en zodoende: verbijzonderen van bepaalde elementen, en het suggereren, het laten aanvoelen. In haar uitdrukking situeert zij zich op twee assen:
- | de ene strekt zich uit van ‘uitgesproken zintuiglijkheid’, al of niet verrijkt met of gegroeid uit fantasiebeelden aan het ene uiterste, tot pure taligheid aan het andere uiterste; |
- | de andere loopt van directe uitdrukking van het wezenlijke tot meerzinnigheid, waarin verschillende betekenissen naast elkaar bestaan en elk de aandacht vragen. |
Lieve Demey, zestien jaar
Beide assen ‘snijden’ elkaar in een midden waar geheimzinnigheid en suggestief vermogen zowel zintuiglijk kunnen zijn - veelbetekenende ritmes, stilten of opschortingen ... - als talig - raadselachtige brokken taal -, zowel wezenlijk - veelbetekenende verbijzonderingen - als meerzinnig - openheid voor naast elkaar lopende, soms zelfs tegenstrijdige maar vooral op elkaar inwerkende betekenissen -.
Doordat een goede dichter in zijn gedicht een sterke mate van eenheid legt en daarbij inspeelt op de belangstelling en inleving van zijn lezers, worden die aangezogen naar deze geheimzinnige kern. Net als zovele andere lezers. Daardoor ontstaat een ruimte waar de verwondering voor verbijzonderde gegevens bespreekbaar wordt en mensen met elkaar in gesprek kunnen treden over wat hen in het diepst van hun hart beroert. Maar de aandacht kan ook gewekt worden door vervreemdingseffecten die de lezer dwingen elk routinematig kijken en beleven van de werkelijkheid achter te laten en de dingen ‘met een nieuwe blik’ onbevangen tegemoet te treden.
Tenslotte zien wij een vierde as, die van spontaan naar reflexief loopt, en haar part van geheimzinnigheid ter ene zijde realiseert door haar verrassingsvermogen, en ter andere zijde door de welhaast onmogelijke pogingen tot het formuleren van de onzegbare dimensies van het bestaan.
Kathleen Duthoo ziet het zo:
Poëzie
Poëzie roept gevoelens op
De klemtoon valt uiteindelijk op het oproepen van gevoelens. Poëzie tracht met woorden en woordenreeksen te doen wat elke kunsttak op een eigen wijze nastreeft: de toeschouwer of luisteraar de kans te geven deel te hebben aan de verwondering of meer specifieke gevoelens die de kunstenaar tot uitdrukking wil brengen. Poëzie hoeft dus niet te vertellen dat haar auteur verontwaardigd, verdrietig, verliefd of dankbaar is.
Negatief geformuleerd, ontstaat suggestiviteit door het weglaten van gegevens of het niet benoemen van gevoelens, door ellips of non-verbalisering dus. Positief uitgedrukt, komt zij tot stand door beelden, klanken, ritmes, een openheid, een uitnodiging die bij de lezer-es of luisteraar het bedoelde of iets verwants helpen oproepen en er zich in inleven.
De verschillende recepties van de tekst nodigen de lezers en lezeressen uit om met elkaar in gesprek te treden over hun leesbevindingen. Daardoor ontstaat een diepere communicatie over essentiële levenswaarden en -ervaringen waarbij het gedicht de rol van catalysator speelt. En zoals we dat ook merken naar aanleiding van een schilderij, beeldhouwwerk, film, choreografie,