[Nummer 3]
Tsjip
‘Het is bijzonder kwalijk dat literatuur ook schade kan toebrengen aan behoorlijke mensen, een enkeling uitgezonderd. Je moet bedenken, wanneer de besten van ons een scène lezen of zien uit een tragedie of uit Homerus, waarin uitgebeeld wordt hoe een van de helden verdriet heeft en een lange monoloog vol klachten afsteekt of zijn wanhoop uitschreeuwt, - je weet dat wij dan genieten en ons helemaal in de hoofdpersonen inleven. We hebben serieuze bewondering voor iemand die ons in zo'n toestand weet te brengen en beschouwen hem juist daarom als een groot schrijver.
Maar besef je eigenlijk wel dat wanneer een van ons persoonlijke zorgen heeft, we ons juist op het tegenovergestelde laten voorstaan, namelijk dat we in staat zijn onze kalmte te bewaren en ons te beheersen? Dat emotionele gedrag dat we in literatuur zo bewonderden, beschouwen we dan als onmannelijk. Is die bewondering voor zo'n schrijver dan terecht? Is het wel goed om wanneer je ziet dat iemand zich gedraagt op een manier die je zelf beneden je waardigheid vindt en waarvoor je je zou schamen, dat te waarderen en ervan te genieten in plaats van je vol walging af te wenden?
Op zichzelf is dat wel begrijpelijk. Je moet bedenken, in onze psyche is een element dat wij in het ene geval, bij die persoonlijke problemen, in bedwang houden, terwijl het hunkert om in tranen uit te barsten en volledig uit te huilen, iets waarin dat element van nature verzadiging zoekt. En dat is nu juist het element dat van literatuur geniet en daarin bevrediging vindt. Het beste element van onze natuur, niet voldoende ontwikkeld door intellectuele training of zelfs maar door gewenning, laat dan de controle over dat klagende element verslappen, omdat het toch maar de ervaringen van anderen zijn die het bekijkt. Het ziet er voor zichzelf niets schandelijks in om met het buitensporige verdriet van iemand anders mee te leven, als het zo op het oog een behoorlijk mens is. Men denkt dat men daar alleen maar iets mee kan winnen, namelijk genot, en dat zou men niet graag missen door het hele werk af te keuren.’
Plato, schrijver. Teksten gekozen en vertaald door Gerard Koolschijn. Uitg. Bert Bakker, Amsterdam 1987, pp. 245-246.