| |
| |
| |
Samen sterk en inventief
Conferentie Geïntegreerd Literatuuronderwijs
Het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS) organiseerde in maart dit jaar een starters-conferentie over Geïntegreerd Literatuuronderwijs (GLO). 16 april was er een vervolg voor gevorderden. Een impressie van de discussies, de bedenkingen en het enthousiasme van deze dag.
Marjolein Gritter
Geïntegreerd Literatuuronderwijs (GLO) betekent dat niet dat straks een veel beperkter aantal leerkrachten literatuur gaat geven? Zal dan het specifieke, het ‘eigene’ van de literatuur van een moderne vreemde taal (MVT) niet ondergesneeuwd raken als gevolg van het verbrede doch compacte aanbod? En wat gebeurt er met mijn bevoegdheid? Dit zijn vragen die vooral leven onder MVT-docenten; vragen, die de constatering dat er nog veel weerstand bestaat betreffende GLO, zeker ondersteunen. Maar aan de andere kant zijn er positieve ontwikkelingen die deze weerstand zullen doen verminderen.
| |
Gevorderden-conferentie GLO
Zoals bekend ziet vakdidacticus Nederlands, Theo Witte, die samen met docent Duits Theo Hoebers, het GLO-netwerk begeleidt, het GLO als het bundelen van krachten om zo het beperktere aantal uren beschikbaar voor literatuuronderwijs in het studiehuis het hoofd te kunnen bieden. Het APS onderstreepte dit en organiseerde daarom twee GLO-conferenties. Op 16 april jl. vond de tweede, de Gevorderden-conferentie, plaats. Hieraan namen vertegenwoordigers van vijf verschillende scholen deel. Deze dag had vooral een praktische inslag; naast het uitwisselen van tot nu toe opgedane ervaringen, bestond een groot deel van de dag uit het samen ontwikkelen van GLO-plannen plus ideeën over uitvoering en materiaal.
| |
Randvoorwaarden
Jeroen CLemens van het APS leidde de dag in door te benadrukken dat als GLO een kans van slagen wil hebben op een school, er eerst voldaan moet worden aan enkele randvoorwaarden. Het draagvlak van de school is essentieel; schoolleiding en leden van de betrokken vaksecties moeten volledig op de hoogte zijn en bereid zijn zich te willen inzetten. Solo-acties hebben weinig kans van slagen en kunnen zeer negatieve gevolgen hebben. Het op kleine schaal beginnen (met ‘kleine’ projecten) en dan naar aanleiding van de ervaringen uit gaan breiden naar GLO, is een tweede punt. De te varen koers moet namelijk voor alle betrokkenen uiterst helder zijn, wil je vroegtijdig afhaken voorkomen. GLO in zijn geheel in één keer invoeren leidt bijna gegarandeerd tot chaos en is dus zeker niet aan te raden.
| |
Twijfels
De deelnemers aan deze APS-dag hebben allen al ervaring met het uitvoeren van kleine tot grotere projecten in het kader van eventueel toekomstig GLO. Zij zien de voordelen zoals de samenhang, de samenwerking tussen de secties, de bredere blik op en de nadrukkelijke aandacht voor het cultuurgoed. Nadelen als thema's die centraal bepaald worden en de vragen - genoemd in de inleiding - komen echter ook aan de orde. Bovendien vragen deelnemers zich af waar straks de grenzen liggen tussen GLO en CKV1 (waar valt de Wereldliteratuur bijvoorbeeld onder) en hoe het ervoor staat met de ontwikkeling van materiaal. SLO-medewerker Engels/mvt Francis Staatsen vertelde in antwoord daarop dat een aantal educatieve uitgeverijen bezig is met de ontwikkeling van complete GLO-methoden, die hoogstwaarschijnlijk in voorjaar van 1998 zullen verschijnen.
| |
Bevoegdheden
Elke taaldocent mag straks in principe GLO geven. De mogelijkheid bestaat natuurlijk dat de school kiest voor één docent die al de meeste kennis in huis heeft. Een docent Nederlands die Algemene Literatuurwetenschap heeft gestudeerd is dan natuurlijk veel interessanter dan een docent Engels of Frans, die wel heel enthousiast kan zijn, maar nu eenmaal te gespecialiseerd is. Er zijn taaldocenten die het onderdeel literatuur graag van zich afschudden; anderen zouden het verlies ervan hevig betreuren. Er breken dus spannende tijden aan zodra een school besluit voor het GLO-pad te kiezen.
| |
| |
| |
Een cijfer alstublieft!
Dat literatuur op het havo alleen een plaats heeft binnen het Handelingsdeel blijkt voor veel docenten een struikelblok te zijn. Docenten voorspellen dat als de leerlingen geen cijfer krijgen voor literatuur, zij het als zeer vrijblijvend zullen beschouwen en hier ook naar zullen handelen. Eén GLO-toets waar één eindcijfer uitrolt die op de lijst komt, lijkt wat dit betreft misschien een beter idee.
| |
Het Circuitmodel van Bootsma
Gastspreekster Geppie Bootsma presenteerde het circuitmodel (ontstaan in het basisonderwijs) dat eventueel toepasbaar is binnen GLO. De leerlingen kunnen in deze lessenserie, die teksten schrijvergericht is, zelf een keuze maken uit een aantal opdrachten rond auteurs (biografisch of analyserend). Per auteur is er een doos met materiaal aanwezig (tijdens de lessen) waarmee ze kunnen werken - maximaal vier leerlingen per doos/auteur. Dit materiaal is dus in principe alleen op school te gebruiken. De leerlingen maken zelf hun planning, die ze eventueel moeten bijstellen en doen verslag van de voortgang in hun logboek. De lessen worden met een kort klassikaal moment gestart, daarna werkt iedereen zelfstandig, in de groepen. Aan het einde van elke les werkt een ieder het logboek bij. Uiteindelijk houden de leerlingen presentaties van hun werk en wordt de lessenserie afgesloten met een toets betreffende een brief over de lessenserie. De docent begeleidt, registreert de voortgang en controleert de inbreng per individu in de groepjes.
| |
Zelfstandig leren
Er is hier sprake van zowel zelfstandigals samenwerkend werken en leren. Wat betreft het zelf vinden van materiaal worden de leerlingen nogal in de luren gelegd, maar dat zal in een volgende lessenserie anders zijn.
Leerlingen zijn bewust bezig met het controleren van hun leerproces. Zij reflecteren op werkwijze en leerproces aan de hand van hun logboek. Hier wordt bij opgemerkt dat afstemming noodzakelijk is; anders voelen leerlingen zich straks ‘doodgegooid’ met logboeken en projecten bij alle talen. Reflecteren op de literatuur zélf blijft hier nog afwezig aangezien deze lessenserie zich vooral op tekstbestudering richt, tekstervaring komt in latere lessenseries aan bod. Deze lessenserie komt dus aan veel van de idealen van het studiehuis tegemoet maar is wat betreft de inhoud van het literatuuronderwijs nog behoorlijk ‘traditioneel’.
De deelnemers aan deze dag reageerden allen enthousiast op deze presentatie. Naast het feit dat het inspiratie opwekt, gaven deelnemers ook aan dat dit juist de informatie is waar men grote behoefte aan heeft. Zo wordt er voorkomen dat een dergelijke werkvorm opnieuw, maar dan helaas onnodig, uitgevonden moet worden. Die energie kan beter voor nieuwe ideeën gebruikt worden.
| |
Praktijkfase
Na het inspirerende verhaal van de gastspreekster werd het tijd voor de deelnemers om zelf ideeën ‘uit de mouw te gaan schudden’. In vier groepen, veelal met leden afkomstig van verschillende scholen, werden eerst ervaringen uitgewisseld betreffende de samenwerking bij literatuuronderwijs; wat was er zoal gedaan, hoe was dat bevallen en welke ‘valkuilen’ waren er ontdekt? Met gerust en toch ook verrast hart was er vast te stellen dat er al flink wat gaande is op vele scholen.
Als valkuilen werden onder andere genoemd dat de uitvoering in elk vak afzonderlijk, met elk een andere werkvorm juist tot versnippering in plaats van samennang kan leiden. Ook moet er opgepast worden met opdrachten; zorg door afstemming voor variatie, luidt het advies. Nog een voorbeeld betreft het gebruik van materiaal; controleer bij alle betrokken vakken of leerlingen ervaring hebben met het te gebruiken taalmateriaal zoals gedichten bijvoorbeeld, anders loop je daarop vast.
| |
De ideeën en uitwerkingen
Na deze verhelderende gesprekken met veel nuttige tips was het tijd om aan de slag te gaan. De volgende stap betrof het ontwerpen van een project van zes lessen waar minimaal drie vakken bij betrokken zijn met behulp van ‘Van eindtermen naar een programma’. Aangeraden werd om te starten vanuit een bestaand project, dit nu vakoverstijgend te maken of bestaande thema's te gebruiken (De vreemdeling, de Romantiek bijvoorbeeld).
Het is niet mogelijk om in dit artikel volledige beschrijvingen te geven, vandaar een kleine selectie van wat er zoal ‘bekokstoofd’ werd. De meeste groepen hebben al enige ervaring met het thema ‘Het Vreemde/De Vreemdeling’ en gingen hier zo mee verder of spitsten het toe op ‘Migrantenliteratuur en Cultuurschok’. In het laatste geval zullen bij elke taal twee schrijvers aan bod komen die ofwel zelf als migrant beschouwd kunnen worden, ofwel over het migrant-zijn schrijven. Hier is dus ook plaats voor wereldliteratuur. Als werkmateriaal komen onder andere cijfergegevens (zoals tabellen en grafieken met demografische gegevens) en biografieën aan bod.
| |
Werkvormen
Eén groep besloot tot het aanbieden van een keuze uit drie verschillende thema's rond gedichten bij de verschillende talen. Per taal en per thema
| |
| |
worden drie gedichten aangeboden. De opdrachten zijn bedoeld om leerlingen gericht te leren schrijven; ze moeten uiteindelijk zelf poëzie schrijven waarmee meteen een koppeling met CKV1 ontstaat. Als doelstelling van het project werd ‘het aantrekkelijker maken van het genre poëzie’ aangedragen. Het is interessant om voor de schrijftraining bijvoorbeeld professionals in te huren. Een deelnemer kwam met instellingen als Stichting Schrijver School Samenleving, de Rode Hoed en het Groningse Doe maar Dicht maar Festival en gaf aan hier zelf zeer positieve ervaringen mee te hebben opgedaan.
Een voorgestelde werkvorm in het kader van het thema ‘De Vreemdeling’ was om leerlingen eerst een lijst van kenmerken van de Vreemdeling te laten opstellen en hen vervolgens deze lijst te laten toetsen (gaandeweg het lezen bijstellen) aan relevant tekstmateriaal van vier talen. De groep die als thema ‘Romantiek’ aanpakte dacht aan een opdracht waarbij leerlingen uit 5 vwo als poprecensent in een geschreven stuk moeten aantonen hoe de Romantiek nu nog springlevend is nadat zij een overzicht hebben gemaakt van de overeenkomsten tussen ‘toen’ en ‘nu’.
Dit was maar een greep uit de totale informatie die de verschillende groepen hadden opgesteld. Duidelijk was dat er binnen zeer beperkte tijd (ongeveer één uur) toch gehele projectplannen uit kunnen rollen mét concrete ideeën over de uitvoering. Bovendien werd de taak met plezier ondernomen en de opbrengst veelal met verve gepresenteerd. Zo zie je maar weer dat een beetje samenwerking al heel wat kan opleveren.
| |
Informatiebehoefte rond GLO
De deelnemers betreurden het dat het GLO-netwerk tot nu toe nog heeft nagelaten veelvuldig te publiceren. De betrokken netwerkscholen hebben tijdens de studiedag ‘Studiehuis in de steigers’ (27 maart jl.) wel verslag uitgebracht door middel van posterpresentaties, maar niet alle geïnteresseerden hebben deze workshop kunnen volgen. Zij wensen dan ook dat het netwerk meer ruchtbaarheid geeft aan haar ervaringen. Ook zijn velen zeer benieuwd hope het ervoor staat met het CKV1-tijdschrift-concept. Tenslotte wil eenieder zo vroeg mogelijk voorbereid zijn op wat gaat komen maar niet onnodig herhaaldelijk ‘het wiel’ uitvinden.
|
|