veert de boekkeuze, beschrijft waar volgens hem het werk over gaat en geeft een eerste persoonlijke reactie (=tekstervaring). De verdieping is gekoppeld aan een specifieke verwerkingsopdracht (=tekstbestudering, verdieping van de leeservaring).
Deze formuleringen uit de toelichting zouden misverstanden in de wereld kunnen helpen in de trant van ‘je mag eerst even zeggen dat je het mooi vond, en daarna gaan we serieus aan het werk.’ Onderscheid maken tussen tekstbestudering en tekstervaring was nuttig in de jaren rond tachtig, toen tekstbestudering nog de enige, de ‘normale’ aanpak was, maar men zou mogen stellen dat het onderscheid nu wel zijn tijd gehad heeft: gevoel en verstand zijn niet los te koppelen in iemands omgang met de wereld om hem heen. Wie bezig is met een tekst, doet dat als compleet persoon, niet eerst even vanuit zijn emoties, en daarna vanuit de ratio. Elke tekstervaring is een vermenging van affectieve en cognitieve aspecten, en natuurlijk is een verdieping van die ervaring een nuttige zaak.
De VOG geeft als handvatten bijvoorbeeld de exploratie van de belangrijkste passages en de karakterisering van de personages. Dus zou een betere formulering geweest zijn, consequent te spreken van (verdieping van en reflectie over de) tekstervaring. Maar laten we niet vallen over een formulering, waar de strekking zo duidelijk positief te waarderen valt.
Ook het invoeren van leesdossier, leesautobiografie en balansverslag is een prima zaak. Waar de nadruk komt te liggen op de persoonlijke verwerking in een reeks van leesverslagen met alle mogelijkheden tot reflectie, kan eindelijk het verschijnsel ‘boekverslag’ (d.w.z. ‘uittrekselboekkopie’) uitgeroeid worden. Een slag voor uittrekselboekfabrikanten, maar een zegen voor het literatuuronderwijs.
In de eerste versie van de VOG werd nog gesproken over een landelijke advieslijst van 500 werken van ‘erkende literaire kwaliteit’ waaruit leerlingen zouden moeten kiezen. Die advieslijst is al snel verdwenen; de werken van ‘erkende literaire kwaliteit’ zijn gebleven. Nu is een landelijke lijst sinds Bekkering c.s. natuurlijk een gevoelig punt, maar een advieslijst zou m.i. zeker ook een positief effect gehad kunnen hebben: hierdoor zou er in ieder geval ook de mogelijkheid geboden zijn om heel recent verschenen literaire werken op ‘de lijst’ te zetten; iets wat nu nog wel eens onmogelijk wordt gemaakt door leraren vanuit het oneigenlijke argument dat ze dan zelf ook hun literatuur moeten blijven bijhouden. De VOG laat het in de laatste versie over aan de sectie op iedere school apart om uitspraken te doen over ‘erkende literaire kwaliteit’: dat bevordert in ieder geval de discussie binnen de sectie over ‘de’ canon (de schoolcanon?) en dat zou tot heel interessante gesprekken kunnen leiden! (Wat is er voor leraren Nederlands nou interessanter dan samen te praten over literatuur?!).
De VOG verdient een groot compliment voor haar uiteindelijke voorstel én voor de manier waarop ze haar zelf geformuleerde standpunt over de taakbelasting trouw is gebleven!