[Nummer 4]
Tsjip
Ik was een dromer, met een boekje in een hoekje, dien men verstrooid vroeg hoe het met hem ging, zonder op een antwoord te wachten... Van het morgenkrieken af verliet ik het dorp en trok naar het Veerbos, met als enig gezelschap een exemplaar van Fénélon's Télémaque. Ik liet mij wiegen op de bedwelmende periodes van den schrijver, las hardop in de diepte der bossen, snakte hartsgrondig naar een Grieks landschap, waarin de mensen naakt rondwandelden in een zoet, helder licht. Ik kroop hoog in de bomen of lag in de varens, urenlang mijmerend over het land van mijn verlangen. Als de zon fel brandde en de bosgeluiden mij van alle zijden overvielen, trok ik diep tussen de bomen, zocht de meest verlaten plaatsen op, kleedde mij gans uit en danste als een kleine faun tussen de varens en de stammen. Wat mij bezielde weet ik niet meer, maar ik had ergens iets gelezen over dionysische vreugde, enkele tekeningen op Griekse vazen bekeken en sedert mijn ervaringen te Oostende was ik onrustig en begaan met de duistere voorgevoelens omtrent de geheimen van het leven en de functies van het menselijk lichaam. Dat mijn choreographische fantasieën ongepast moesten zijn voelde ik wel, maar ik was toch niet helemaal overtuigd. Hoe dikwijls heb ik later in mijn leven verlangd naar die uren van simpele, heidense eenzaamheid, toen ik de takken tegen mijn naakte leden voelde zwiepen terwijl ik door het kreupelhout en de varens liep en uit al de kracht van mijn jonge longen de golvende zinnen van de Télémaque uitgalmde!... (27 - 29)
Ik stap door het dorp als over de slotscène van een Shakespeareaans drama. Al de spelers liggen verslagen neer.
Ik rentenier en wandel door het dorp. Iedereen groet mij. Elke dag bij weer of ontij, stap ik door het Veerbos. Ik weet nu zeker, dat ik slechts ééns in mijn leven het zuivere geluk heb gekend: die zomerdagen, toen ik als kind door de varens liep, rilde in mijn prille naaktheid en toen ik tegen het geruis der bomen en boven het geklater der beek verkondigde dat Calypso ne pouvait se consoler du depart d'Ulysse... (155 - 156)
Uit: Marnix Gijsen Telemachus in het dorp. Een verhaal zonder wind of wolken. Meulenhoff (Amsterdam 19649)