Koos Hawinkels
‘Schat, je gaat het helemaal maken!’
Jeugdliteratuur op de Amerikaanse leest
Zet de televisie aan en volg de soaps. Loop door de winkelstraten en aanhoor de muziek. Beluister de popzenders en je weet: elke dag schrijdt de veramerikanisering van onze beschaving voort. Het heeft voor het literatuuronderwijs zijn nut ook eens iets te weten van Amerikaanse jeugdliteratuur. Daarover schrijft Koos Hawinkels in zijn nieuwe rubriek jeugdliteratuur. Ook over het werk van de nog weinig bekende Peter Pohl. Hoogtepunt in diens opvallende oeuvre is een roman waarin op fabelachtige wijze erotische en seksuele spanning is geschapen.
Waarschijnlijk is het een afwijking, maar sinds ik met een aantal mensen een boekje aan het maken was over intercultureel literatuuronderwijs (ilo), - het is klaar en zal tijdens het HSN op 18 & 19 november aanstaande gepresenteerd worden- kom ik op heel veel onvermoede plaatsen dingen tegen die zich volgens mij uitstekend lenen voor dat ilo.
Een aardig voorbeeld vormen de boeken van het echtpaar Mazer, Harry en Paula Mazer-Fox. Van hen samen heb ik gelezen: Twee jongens, één meisje en Knetterende dagen, stomme nachten, en van alleen hem: Met onbekende bestemming. Alle drie uitgegeven bij Hans Elzenga in Tilburg voor de prijs van ongeveer f 25,-. Alle drie gaan ze over jonge mensen van een jaar of zestien of daaromtrent in de VS, die iets bijzonders meemaken.
Kenmerkend vind ik dat de boeken een weliswaar open einde hebben, maar dat je toch op je klompen aanvoelt, dat het allemaal wel goed komt. Daarvoor zijn het nu eenmaal Amerikaanse boeken. En dat is meteen ook waarom ik vind dat ze zo bijzonder intercultureel kunnen werken. De situaties zijn wat de ontwikkelingspsychologische kant betreft heel herkenbaar voor Nederlandse leeftijdgenoten, denk ik, maar wat de uiterlijke omstandigheden betreft en de uitwerking van de psychologische kanten voor ieder van de personages, is het allemaal ‘typisch Amerikaans.’ Daarom denk ik dat de lectuur van deze boeken onze scholieren heel wat over de Amerikaanse samenleving en de omgang van Amerikanen met elkaar kan leren. En in vergelijking daarmee over hoe zoiets in Nederland eraan toegaat.
De boeken zijn vlot geschreven, dus makkelijk leesbaar en zoals gezegd, behandelen ze een invoelbare problematiek. Soms zijn ze ook wat kinderlijk, op de manier waarop ik Amerikanen ook zo nu en dan ontroerend kinderlijk vind. Met name in hun manier van omgaan met (diepte)psychologie. Ik geef twee voorbeelden, beide uit Twee jongens, één meisje.
Een meisje dat inziet dat ze de liefde van een jongen niet kan winnen, zegt tegen hem (p. 117): ‘Ik heb veel om jou gehuild, Tod, maar nu huil ik niet meer. Ik ben eroverheen. Maar we kunnen nog wel vrienden zijn. Alleen moet het geen eenrichtingsverkeer meer zijn. Jij moet er ook iets aan doen.’ En op een ander moment breekt een diep psychologisch inzicht bij de hoofd-