Tony, de dekhengst
of drie proeven van de Franse liefde
Sublieme teksten zijn het waarmee de blootplaatjes in de blootbladen worden verantwoord. Wees er zeker van dat ze door een belangrijke indirecte doelgroep van dit tijdschrift - de lezende jongeren - beter gekend worden dan De gevarendriehoek of De heren van de thee, al wordt zo'n vergelijking in deze context onmiddellijk wat wij vroeger preuts aanduidden met schuin. Sorry, maar wij kijken ook wel eens zo'n glossy blad in. En wat we dan zién, als het niet Bettine Vriesekoop is met haar fijne, bijna beschroomde lijf?! Het behoeft niet gezegd. Wij schiepen er, het bloed gaat nu eenmaal waar het niet gaan mocht, behagen in om die zoete verrukkingen van de driften in het buitenlands te lezen. Dat is opeens anders en minder beschamend voor wie geneigd is zich over de ronde bewoordingen waarin over pik en poes wordt geschreven enigszins te generen. En wat dan zo aardig is: de wijze waarop onze Britse buren hun Mayfair-clientèle in vervoering denken te brengen - vertellend, via brieven van opgewonden geraakte lezers, met een korte aanduiding van het beroep van de geëtaleerde schoonheid of in een gefingeerd interview over bedproblemen en -plezier - verschilt zo buitengewoon van de presentatie in de Franse blootbladenindustrie.
Men ziet er appetijtelijke dames en heren in licht tot geheel ontklede staat, die doen alsof zij hun tongen in elkaars mond gaan brengen, maar voldoende ruimte laten voor het verorberen van een chocolaatje of pepermunt, en wier geslachtsdeel niet in staat geacht mag worden te volbrengen waartoe de gesloten ogen en geopende monden lijken uit te nodigen. Hier is geen mannelijk deel te zien ter grootte van een rioolbuis, ons gymnasiasten fantasierijk nagebootst door de leraar Grieks, vanuit zijn onderlijf de beweging makend van het oprichten der buis, die dan tijdens de opvoering van een der stukken van Aristophanes gedragen zou zijn. Hier valt evenmin een vagijn waar te nemen, als nodig om in Gargantua et Pantagruel de laatste als uit een berg geboren te doen worden [‘Want terwijl zijn moeder Badebec hem baarde en de vroedvrouwen wachtende waren om hem te ontvangen, kwamen eerst uit haar buik achtenzestig muilezeldrijvers, elk bij de halster een muilezel voorttrekkend die volgepakt was met zout; op hen volgden zes dromedarissen, beladen met hammen en rooktongen, alsook zes kamelen, bepakt met alikruiken; toen vijfentwintig karrevrachten prei, knoflook, uien en sauslook, hetgeen deze vroedvrouwen deerlijk verschrikte’]. Integendeel, het is, welbeschouwd, een slappe boel, maar, het moet gezegd, de acteurs zijn er niet minder innemend om: nergens heeft de toeschouwer de indruk naar de heffe des volks te kijken; het glanzende papier is schoon bedrukt. Ook met letters. En daarmee krijgt men een heel ander verhaal.
Hier, in Frankrijk, laat de essayistische opvoeding van de Franse Hugh Heffnèrs zich zien in de bijna fenomenologische bijschriften bij de gewaagde afbeeldingen. Enfin, lees zelf, wie weet leert u er nog een paar woorden bij.