in Kinderjaren, Hanna in Het meisje met het rode haar, Anton in De aanslag) is ‘gemakkelijk’: leerlingen hebben - gelukkig - een groot hart. In hun leesverslagen vermelden ze bijna zonder uitzondering hoe bijvoorbeeld de ervaringen van Anton Steenwijk in de nacht na ‘de’ aanslag, zijn verwarring, zijn angst en verdriet maar ook het gevoel van warmte dat de vrouw in de stikdonkere cel hem geeft, hen raken. Meeleven met een plotseling wees geworden kind, je voorstellen hoe het is als je ineens alle grond onder je voeten kwijt bent, is ‘tot op zekere hoogte’ goed te doen.
Een confrontatie met de andere kant, de kant van de landverrader, de fascist, de S.S'er, is minder uitnodigend, maar zeker ook nuttig: wat bezielt zo iemand? Leerlingen die al eens een ‘oorlogsboek’ lazen en, daardoor getroffen, om nog meer boeken uit dat genre vragen, adviseer ik om die reden ook eens zo'n verhaal ‘vanuit de andere kant’.
Theun de Vries bijvoorbeeld schetst in W.A.-man het leven van Frans Dijkgraaf, zijn frustraties, zijn uitzichtloze situatie, en de oplossing die geboden wordt door de N.S.B.: een groep van kerels van Jan de Wit, die hem een ideaal bieden om voor, en een vijand om tegen te vechten (de ‘roden’, die bij een oproer in de Jordaan de winkel van zijn ouders plunderen). De keuze voor de W.A. is voor hem vanzelfsprekend.
Jan Montijn, wiens levensverhaal door Dirk Ayelt Kooiman is opgetekend, komt bijna even vanzelfsprekend bij de S.S. terecht. Zijn vader preekt op grond van zijn strenge geloof gehoorzaamheid aan wie boven je is gesteld, en als je als enige alternatieven ziet: arbeider worden in een Duitse fabriek, of een avontuurlijk bestaan leiden buiten, in Hitler jeugdorganisaties, is vanuit zijn perspectief de keus niet moeilijk.
Wie geboren wordt in een fascistengezin, zoals Daniël van Amerongen, de hoofdpersoon in Lemmingen van A. ten Hooven, pseudoniem van Adriaan Venema, neemt de harde, uiterst consequente opvattingen van zijn ouders als vanzelfsprekend over, gedraagt zich daarnaar, en is er trots op.
Deze boeken lezen, je in deze boeken identificeren met de hoofdpersoon, betekent dat je tenminste even ervaart dat het milieu, het gezin, de situatie waar je - toevallig en ongevraagd - in terecht komt, bepaalt wie en wat je wordt.
In hun leesverslagen bij deze boeken beschrijven leerlingen de gevolgen van hun min of meer automatische identificatie met de hoofdpersoon, met een landverrader, een SS'er, een fascist. Vaak laten ze ook doorklinken dat ze min of meer in verwarring gebracht worden door hun eigen begrip voor afkeurenswaardig gedrag. Belangrijk is dan natuurlijk, het verschil te (leren) zien tussen begrip hebben voor gedrag, en dat gedrag goedkeuren.