Jacques de Vroomen
Mijn schilt ende betrouwen
Het leek op zo'n moderne communicatiesatelliet. Je ziet ze wel eens bij een heldere onbewolkte avondhemel. Geen vallende maar een wandelende ster. Mijn ouders wezen ze me soms aan: een V1, op weg naar Engeland. Ik was zes jaar en de oorlog zou niet al te lang meer duren. Dat laatste is natuurlijk achteraf gepraat. De schrik voor de V1 zat er bij mijn vader en moeder goed in, want die dingen haalden Engeland lang niet altijd. Op de zondagse wandeling, niet door de natuur, want daar hielden mijn ouders niet van, maar door het winkelcentrum van Tilburg, zag ik soms de reden voor hun schrik. In een rij huizen ontbraken er plotseling een paar. Daar was dan zo'n V1 op neergekomen. Toch een vallende en geen wandelende ster.
Anders dan mijn ouders was ik echter nooit bang dat Hitlers geheime wapen op ons huis zou kunnen neerkomen. Ik koesterde een onwankelbaar vertrouwen in de afwerende macht van de eerbiedwaardige Peerke DondersGa naar eind(1). Dat vertrouwen werd gevoed door aanhoudend gebed. Bij de dagelijkse blote knieën op het koude zeil, vóór het slapengaan, hoorde ook een oproep aan de eerbiedwaardige Peerke om zijn stad te behoeden voor het gevaar van neerstortende V1's. We baden in het Tilburgs tot hem. Dat verstond hij verreweg het beste. De tekst was kort en krachtig:
Dattie komt int open veld.
Als zesjarige stelde ik me voor dat op het moment waarop zo'n V1 aanstalten zou gaan maken op onze straat naar beneden te storten, Peerke gewoon even een arm uit de hemel zou steken om het ding een stevig zetje te geven. Voor een beetje heilige een wissewasje.
De uitdrukking ‘open veld’ begreep ik niet. Dacht bij die woorden altijd aan de Veldstraat. De Veldstraat vormde de grens tussen onze en de volgende parochie. In die straat woonden een paar jongens die vonden dat ik hun territorium niet straffeloos kon betreden. Ze waren ouder dan ik en nogal sterk. Een wandeling