| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Roddy Doyles flitsende debuut
Net voor de boekenweek 1994 verscheen eindelijk in vertaling de debuutroman van Booker Prize - winnaar Roddy Doyle in de fabuleuze Rainbow Pocketboeken van Maarten Muntinga. Een boek waarin zoveel namen van popgroepen en lekker bekkende uitdrukkingen terecht onvertaald worden gelaten, heeft derhalve, waar het gaat over de bijna fakegroep The Commitments, de naam van die groep. The Commitments dus. Stel je voor: De Betrokkenheden, ha, wat zouden dat voor halvegaren zijn?
Roddy Doyle won de Booker Prize 1993 (zie elders in dit nummer). Als zijn debuut kenmerkend is voor zijn kwaliteit, moet hij die prijs gekregen hebben voor zijn losse toon, zijn colloquial language in snelle dialogen, zijn gevoel voor de sfeer van jongens onder elkaar. Die hebben er in elk geval voor gezorgd dat het, in 1987 verschenen, een groot sukses werd. Alan Parker maakte er een film van die behoorlijk swingt. The New York Times Book Review vond The Commitments een ‘venijnig, dynamisch verhaal vol onvergelijkbare Ierse humor’. Dat gaat mij te ver. Ik zie niet wat er typisch Iers aan is en venijnig is deze vriendelijke satire op een stukje popscene ook al niet. De dynamiek ervaar ik meer als die van De A.F.C.'ers, maar dan op zijn pops met neuken als gespreksthema in plaats van ‘een goaltje zetten’ en dat dan ook nog nagenoeg uitsluitend verbaal. Want als Joey the Lips, de oude bok in het jeugdige gezelschap, met een van de drie meiden van het ballet - hij probeert ze alle drie uit -achter de deur wordt betrapt op zoenen (en nog niet eens op ‘tongen’!) is dat al genoeg om The Commitments op de rand van de ineenstorting te brengen. Ze vallen dan ook uiteen vóór het sukses hun naar het hoofd kan stijgen.
Karakters zijn er niet. Jimmy en genoemde Joey, met zijn religieuze tic, die kunnen er nog mee door. Zij zijn het ook die de vage ambities van het achttal omzetten in daden en het stelletje na wat oefeningen in de schuur tot een caféachtig optreden weten te bewegen voor vrienden en magen. Eén nummertje, dat kan ermee door, Night Train heet het, en dat heeft blijkbaar een bijbetekenis die klanten trekt. Het boek bezit in de vertaling van Rob van Moppes de aardigheid dat het vol Engelse citaten van de gezongen liedjes staat: niet alleen Night Train, maar zoveel andere. Minder aardig is de overdaad daaraan.
Rob van Moppes voelt het jargon van Doyle goed aan. ‘Eert uw vader en uw moeder, broeders en zusters. Ook zij waren eens tè gekke vogels, weet je wel. Ouders zijn soul.’ Dat is de wat overjarige leuze van Joey the Lips, die dan ook van zijn jongere maatjes ongezouten te horen krijgt: ‘Waardigheid, lulkoek, waardigheid, gezeik, waardigheid, amme reet, Joey.’ Geestig, luchtig en met het gemak van Arie B. Hiddema - wie zegt die naam nog wat? provocateur van de jaren zestig in de Nederlandse literatuur -, rolt Doyle door de Ierse popscene.
| |
| |
Felrealistische satire, zegt de uitgever op de achterflap; als dat bedoeld is als ‘bijtend’ dan vind ik dat overdreven. The Committments is een lekker gek boek, dat mij, krasse knar al bijna, aansprak, maar dat, eindeloos veel beter geschreven dan het recent verschenen puberboek Bor van Joris Moens, leerlingen een paar genoegelijke leesuurtjes zal bezorgen. Met ijzersterke dialogen. Eigenlijk jammer om die niet in het Engels, wat zeg ik, Iers te lezen.
Kees Combat
| |
Poëzie voor Engels en Nederlands
In de recente Boekenweek is er zoveel aandacht aan poëzie geschonken als in een heel jaar nog niet gebeurt in onze kwaliteitskranten. Het is eigenlijk treurig, dat we het tegenwoordig moeten doen met een enkele poëzierubriek, die van Guus Middag in NRC-Handelsblad, af en toe een interpretatie van dikwijls al lang geleden verschenen poëzie door Kees Fens en te hooi en te gras aandacht voor jubilerende (Claus) of excellerende (Enquist) dichters. Maar misschien dat de onverwacht goede verkoop van veel poëzie in deze paar weken weer eens wat krantenredacties beweegt tot het creëren van ruimte voor een ter zake nuttige, informatieve en vooral kritische kolom van een kundige gedichtenlezer.
Het niveau en misschien nog meer de lage frequentie waarop het gedichten lezen bij ons is afgezakt, laat zich aflezen uit het relatief hoge aantal bloemlezingen dat ter gelegenheid van het thema ‘poëzie’ van deze Boekenweek in de etalages werd gelegd. De mooiste waren al wat langer verkrijgbaar: Meulenhoff zag kans om van zijn prachtig uitgevoerde, ook gebonden verkrijgbare, Spiegels van de poëzie (de Engelse, de Griekse, de Italiaanse) hele stapels af te zetten. Daar zaten schitterende ontdekkingen bij. Om maar een voorbeeld te nemen: de Spiegel van de Engelse poëzie uit de gehele wereld. Deze bloemlezing die Elisabeth Mollison en Henk Romijn Meijer in 1989 en 1991 lieten verschijnen, zal menigeen die niet in het vak zit, ontgaan zijn. Daarom wekte de royale korting op de beide delen - deel Een: Van 1200 tot 1900, deel Twee: Dichters van de twintigste eeuw - bij de niet-anglist eerst de kooplust op en daarna, mede dankzij de duidelijke voorkeur van beide bloemlezers voor ‘het concrete boven het abstracte’, de lust tot lezen.
Het plezierige van deze bloemlezingen is dat alle gedichten in de oorspronkelijke taal zijn opgenomen en dan vergezeld gaan van een vertaling op het onderste gedeelte van de rechterpagina's die synchroon loopt met de Engelse tekst op de twee openliggende bladzijden, zodat je alles in één oogopslag kunt vergelijken. Een ander extra is naast het register op titel en eerste regel de inhoudsopgave met biografieën van de opgenomen dichters.
Om maar eens achteraan te beginnen in het deel deze eeuw. De keuze van het gedicht ‘Anne Frank Huis’ van Andrew Motion (geb. 1952) zegt meteen iets over de aandacht van Mollison en Romijn Meijer voor poëzie die origineel is én de lezers, ook de jongere lezers, aan kan spreken. Het is een gedicht uit Dangerous Play, Poems 1974-1984, dat de poëzieredacteur van Chatto and
| |
| |
Windus schreef naar aanleiding van zijn bezoek aan het Anne Frank-huis. Hij is ervan onder de indruk, heeft het gevoel dat hij, door het Achterhuis te betreden, Anne's verborgenheid (‘her secrecy’) schendt. Buiten herhaalt de Westerkerk zich,
as if all time worked round
towards her fear, and made each stroke
die down on guarded streets. Imgaine it -
three years of whispering and loneliness
and plotting, day by day, the Allied line
in Europe with a yellow chalk. What hope
she had for ordinary love and interest
survives her here, displayed above the bed
as pictures of her family; some actors
fashions chosen by Princess Elisabeth.
Kijkend naar al die plaatjes en de ruimte waarin Anne zich heeft bewogen realiseert de dichter zich hoe zij evenzeer verlangd heeft naar vrij kunnen gaan en staan: ‘te kijken / hoe een stille schuit zich losmaakt van bruggen / die hun spiegelbeeld in de blauwe gracht planten.’
De Nederlandse dichtkunst laten wij graag beginnen met het ‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu’. De Engelse dichtkunst vangt in deze bloemlezingen aan met een juichlied over de zomer: ‘Nu is de zomer weer in 't land, koekoek, zing uit volle borst! / Weer groeit het zaad, weer bloeit de weide / en hult in lover zich het bos.’ Dat in een taal die heel verwant is aan ons hebban vogala:
Groweth sed and bloweth med
And springth the wudé nu.
Twee prachtige boeken, met een originele keus én de evergreens, als ze verstaanbaar zijn, waarover heel veel meer te zeggen zou zijn, maar die zich zonder enige uitleg laten lezen.
| |
Domweg gelukkig
Een paar jaar geleden is Andrea Verwer begonnen met een typologie te formuleren van de bloemlezing, en in haar studie kwam zij tot een groot aantal typen. Volgens haar typologie zouden de Spiegels van Meulenhoff overzichtsbloemlezingen mogen heten. Domweg gelukkig in de Dapperstraat, hét kassucces van de recente Boekenweek, zou men ook tot dit genre kunnen rekenen, maar dan omdat deze bloemlezing een overzicht geeft van die
| |
| |
gedichten waar generaties mee zijn weggelopen. Oud-uitgever C.J. Aarts en M.C. van Etten stelden haar al vier jaar geleden samen voor de Ooievaarreeks van Bert Bakker en de derde verbeterde druk ter gelegenheid van deze boekenweek vloog weg, zodat het bijna 300 bladzijden tellende boekje nu aan zijn zevende druk toe is.
Aarts en Van Etten stelden deze bloemlezing overigens samen met de handen op de rug gebonden: ‘In ons contract stond “een bloemlezing van de bekendste gedichten uit de Nederlandse literatuur”, niet van de mooiste gedichten, niet van wat wij mooi vonden.’ Ze geven zelf in hun badinerende inleiding toe dat ze daarmee niet de eerste gebonden bloemlezers waren, want Wim Zaal ging hen niet zo lang geleden voor met zijn Geliefde gedichten. Als we Aarts & Van Etten op hun (voor)woord mogen geloven hebben ze driftig gebruik gemaakt van de resultaten van de bloemleeskunde, zoals die door Verwer is geëntameerd, en kwamen ze erachter dat de meest gebloemleesde gedichten gemakkelijk kunnen worden aangevuld met de gedichten van de meest gebloemleesde dichters - Vondel, Achterberg - die meer pijlen op hun boog hebben dan Van Eijck met zijn Tuinman en de Dood en Gossaert met zijn Moeder.
Vermakelijk wordt ons in de inleiding geschetst langs welke bokkesprongen deze verzameling verder tot stand is gekomen. Maar het resultaat doet het lezershart, vooral het oudere lezershart sneller kloppen. Achter elkaar staan daar -ik laat niets weg- op de eerste dertig bladzijden: Het was in eenen tsinxendaghe (de Reinaert!), Van dichten comt mi cleine bate (de Beatrijs!), Eens meiens morgen vroeg. Alle dinge / zijn mi te inge. Het lied van Heer Halewijn, Gekwetst ben ik van binnen. Het Egidiuslied, Het daget in den oosten, Het waren twee koningskinderen en Ik was in mijn hoofkijn om kruid gegaan. Daarmee hebben we de middeleeuwen achter ons. Maar wat zijn die gedichten stuk voor stuk de moeite waard- en wat zou er veel te zeuren zijn over de merkwaardig inconsequente spelwijze in de eerste regels van deze gedichten alleen al (zie boven), terwijl toch in de verantwoording beweerd wordt: ‘we besloten alle gedichten weer te geven in de huidige spelling (met handhaving van de verbuigings-n’. Ik zwijg erover, maar ik betreur het wel: zie de eerste regel van de Reinaert en de Beatrijs die ik hierboven correct heb overgenomen uit Domweg gelukkig in de Dapperstraat.
Moet ik er trots op zijn dat ik op drie na alle 250 gedichten in deze bundel kende, tot en met ‘n Beetje’ en ‘Vriend’ van Toon Hermans en ‘Rust nu maar uit - je hebt je strijd gestreden’ van Nel Benschop toe? Zou dat literaire competentie zijn? Lijkt me een leuk spel voor vervroegd uitgetreden neerlandici, want die hebben al deze gedichten met de paplepel ingegoten gekregen. Een keer raden waar deze bundel, gesierd met Bloems beroemdste regel, mee begint. Juist: Hebban...Overigens: jouw geheugen is nooit dat van een ander, want herinneren Aarts en Van Etten zich dat gedicht van Van der Leeuw niet: de landman gaat, nu de avond is gevallen, voor het laatst nog eens de hoeve rond?
| |
| |
| |
De poëzietoko van de Bezige Bij
Bloemlezingen van het kennismakingstype zijn die waarmee De Bezige Bij haar vijftigjarig bestaan viert. De lezer maakt kennis met de auteurs van de Bezige Bij. Oorlog, Passie en Poëzie zijn de thema's. Die van de poëzie past in de reeks waarvan Lees eens een gedicht jaren geleden een excellent voorbeeld was. Daarin presenteerde T. van Deel het dichterfonds van Querido. Eddy van Vliet doet dat nu met zevenentachtig Bij-dichters van vaderlandse of Vlaamse afkomst (van Andreus tot Zeeman) en negentien (van Borges tot Tranströmer) die de uitgeverij uit een vreemde taal liet vertalen.
Van Vliet laat het bij een inleiding van niks. Wat ernstige woorden over poëzie als wapen tot verweer en het uitgeven ervan als een daad van verzet, omdat De Bezige Bij ontstaan is mede dankzij de uitgave van de rijmprent ‘De achttien doden’ van Jan Campert. Maar geen informatie over de dichters, terwijl de bundel toch de pretentie heeft ‘een aardig beeld’ te geven ‘van de evolutie van een belangrijk deel van de naoorlogs poëzie’. Is er dat aardig beeld? Het boekje laat zien dat de eerste dichters de traditionele dichttrant volgden: Jan Campert, De Vries, Vestdijk, Mok, Gerhardt. Het Woord staat erin met Schuur en Voeten, de Vijftigers zijn er: in de volgorde Kouwenaar, Lucebert, Campert, Andreus en Vinkenoog. Wat later Claus, wiens eerste gedichten in Vlaanderen verschenen, Polet, Gils, Pernath - de Bij was altijd de sterkste schakel met de Vlaamse poëzie, dat is goed te zien. Ook relativerende poëzie was er: Lehmann, Hussem, Buddingh'. En de juist sterk emotionele: van Arends en Harmsen van Beek, de barok van Ter Balkt en Trolsky, het pathos van Johnny van Doorn, de nuchterheid van Gard Sivik met Armando, Vaandrager, Sleutelaar en Verhagen, een uitgebalanceerde koelheid bij Ten Berge. Vreemd is daarnaast het zoveel oudere werk van Terborgh, die dat ook decennia eerder schreef, maar met zijn Verzameld werk bij De Bezige Bij terechtkwam. Geen echte Bij-dichter, maar eerder Boucher. Wie de nieuwste poëzie niet heeft bijgehouden, krijgt in de laatste vijfentwintig bladzijden van de bundel een dozijn verrassingen aangeboden: van Martin Reints tot Michael Zeeman. Mooie regels van Anneke Brassinga:
Wij zijn nu zo geoefend in het wachten
dat als een kind het bij ons hoort.
en van Miriam Van hee:
ik haal je uit het ijs vandaan
Opmerkelijk fraai is de poëzie van Nachoem M. Wijnberg. Onder de vertaalde poëzie zijn het interessantst de dichters die we niet in hun eigen taal kunnen lezen: Borges, Gustafsson, Tranströmer. Van een overzicht is hier natuurlijk geen sprake, daarvoor is de stoet dichters uit de toko van de Bij te divers.
Wam de Moor
| |
| |
| |
Samen gedichten schrijven in de klas
De instituten voor kunstzinnige vorming lieten zich tot voor enkele jaren weinig gelegen liggen aan de literatuur op school, maar dat is veranderd: meer en meer hebben LOKV, tegenwoordig Nederlands Instituut voor Kunsteducatie LOKV, en regionale of stedelijke steunpunten voor kunstzinnige vorming de literaire vorming als nieuw terrein ontdekt. Dat zij zich daarbij niet beperken tot de buitenschoolse literaire vorming, blijkt bijvoorbeeld uit het cahier dat Ardi Roelofs en Machtelt van Thiel eind 1993 uitbrachten onder de titel Samen gedichten schrijven in de klas. Het 68 bladzijden tellende werkschrift werd samengesteld naar aanleiding van de ‘Werelddag voor kinderen en poëzie 1994. Deze werd intussen op 19 maart 1994 gevierd in het Land van Ooit en de plaatjes van de gewaardeerde jonge dichtertjes zijn her en der in de pers verschenen. Zo'n dag drijft natuurlijk op het enthousiasme van enkele fanatiekelingen, en daartoe mag met zowel de familie Mieke en Richard Westbroek als de auteurs van dit boekje rekenen.
Roelofs en Van Thiel presenteren zich als ‘consulenten literaire vorming’ en het is duidelijk dat hun doelgroep is te vinden in de basisschool. Midden jaren zeventig gaf het echtpaar Annelies en Peter Dekkers een veelgebruikt boek uit over poëzie in de basisschool, en natuurlijk vindt men in het nieuwe cahier wel wat vergelijkbare ideetjes. De aanpak van deze literaire consulenten is goed. Ze werken eerst aan sfeer. Dat heeft een sterk leesbevorderend karakter: voorlezen natuurlijk, en praten over poëzie, bundels laten zien, proeven van de gedichten die aan de richtlijnen zijn toegevoegd, een persoonlijke leesmap laten aanleggen, ook maar eens een gedicht uit het hoofd leren - je hebt het allemaal al wel eens gelezen en misschien ook gedaan, maar het is nuttig dat het helder en overzichtelijk bij elkaar staat. En dat geldt eigenlijk ook voor de volgende afdelingen, waarin veel is terug te vinden uit de creative writing workshop van Amerikaanse snit, zoals ‘lijstjes maken’ direkt van Kochs Wishes, Lies and Dreams is overgenomen. Die vind je in de literatuurlijst niet terug, daarin staan alleen de Nederlandse bronnen. Hoe de dichter zijn inhoud oproept, hoe je een verhaaltje ombouwt tot een gedicht, dat het leuk is om het schrijven aan regels te binden (ook Koch!), dat het boeiend is om het sámen te doen, dat je kunt schrijven naar aanleiding van beelden, en dat je een kladtekst altijd nog beter kunt maken.
Samen gedichten schrijven in de klas zou twintig jaar geleden in de nieuwe lerarenopleidingen zijn weggehoond als ‘een receptenboekje’. Ik laat deze consulenten graag hun gang gaan. Als het de gebruiker van hun aardige methode wat al te strak op het lijf zit, legt hij hun boekje wel weg. De bloemlezing leverde mij nog heel wat nieuws op. Het cahier is in een typografie gezet die het onderwerp verdient. Men kan het boekje bestellen bij: Stichting Werelddag voor Kinderen en Poëzie, De Indus 8, 5152 VC Drunen. Tel. 04163-73019.
Kees Combat
|
|