[Nummer 1]
Tsjip
‘Het werkwoord lezen heeft een hekel aan de gebiedende wijs. Die afkeer deelt het met een paar andere werkwoorden, zoals “houden van”... en “dromen”...
Je kunt het natuurlijk altijd proberen. Ga je gang: “Hou van me!”, “Droom!”, “Lees!” “Lees! Lees dan toch, verdorie, doe wat ik je zeg: lezen!”
“Ga naar je kamer en lees!”
Het resultaat?
Nul komma niks.
Hij is boven zijn boek in slaap gevallen. Het raam leek opeens wagenwijd open te staan naar iets aanlokkelijks. En daardoor is hij 'm gepiept. Om aan het boek te ontsnappen. Maar het is een wakkere slaap: het boek blijft openliggen voor zijn neus. Als we de deur van zijn kamer opendeden, zouden we hem braaf lezend aan zijn bureau zien zitten. Zelfs al sluipen we muisstil naar boven, ergens aan de grenzen van zijn slaap zal hij ons aan horen komen.
“En is het mooi?”
Hij zal geen nee zeggen, dat zou majesteitsschennis zijn. Het boek is heilig, wie houdt er nou niet van lezen? Nee, hij zal zeggen dat de beschrijvingen te lang zijn.
Gerustgesteld gaan we terug naar onze televisie. Het kan zelfs zijn dat die opmerking een heftige discussie tussen ons uitlokt...
“Hij vindt de beschrijvingen te lang. Dat is te begrijpen, dit is natuurlijk de eeuw van het audiovisuele, de romanschrijvers van de vorige eeuw moesten alles beschrijven...”
“Dat is nog geen reden om hem de helft van de bladzijden over te laten slaan!”
...
Laten we ons niet opwinden: hij slaapt alweer.’
Uit: Daniel Pennac, In een adem uit...Het geheim van het lezen. Vertaling: Piet Meeuse. Uitg. De Brink, Amsterdam 1993. P. 9-10.