Een andere werkvorm is de klassikale discussie over het werk dat aan de orde is. Soms gebeurt dat in het Duits, maar leerlingen hebben vaak moeite hun reacties in het Duits te verwoorden. Toch hoeft een vreemde taal niet altijd remmend te werken. Soms kan die taal zelfs beschermend zijn voor de leerling, want als ze reageren op literatuur moeten ze zich op een bepaalde manier blootgeven en in een vreemde taal is dat vaak minder dreigend.
Maar meestal werk ik inderdaad heel klassikaal en leid dan zelf de discussie. Ik pas maar zelden groepswerk toe, omdat ik daar weinig heil in zie. Bij de havogroepen lukt die werkvorm wel een enkele keer, want die klassen bestaan gemiddeld uit zo'n 18 à 25 leerlingen, en dan eerder 18 dan 25. Met zo'n aantal kun je een heel goed groepsgesprek voeren; bij een grote klas wordt dat al moeilijker, dan haken er echt veel leerlingen af.
Hoe verloopt bij U de toetsing over literatuur?
Alles wat ik opgeef, toets ik ook daadwerkelijk. Het literatuuronderwijs is zeker niet vrijblijvend. De nadruk ligt dan vooral op datgene wat ze thuis zelfstandig gelezen hebben, met maar een kleine verwijzing naar wat er klassikaal behandeld is, want ik houd niet zo van dat herkauwen. De toetsing over de literatuurlijst van 5- en 6-vwo gebeurt schriftelijk, in de Nederlandse taal. Ik stel altijd open vragen. Aan dat systeem zitten trouwens wel nadelen, want de vragen moeten echt goed zijn zodat de leerlingen niet in vaagheden kunnen vervallen. Bovendien kost de correctie erg veel tijd. Toch formuleer ik de vragen altijd zo dat de leerlingen het werk ook echt gelezen moeten hebben.
Een paar jaar geleden liet ik leerlingen van 4- en 5-havo ook wel eens zelf een verhaal schrijven ter afsluiting van het horror-projekt bijvoorbeeld. Dat stuk moest in het Duits geschreven worden en werd door mij beoordeeld. Nu doe ik dat niet meer omdat dat meer een toetsing van de schrijfvaardigheid is.
Wat zijn Uw specifieke doelstellingen bij het lesgeven over een literair werk?
Lezers voor het leven kweken, daar geloof ik niet zo in. Het is, zeker op de havo, toch maar een heel kleine groep die zich echt aangetrokken voelt tot het lezen van literatuur; dat is tenminste al jaren mijn indruk.
De intentie om leerlingen literair te vormen is er wel, maar het lukt me niet altijd, of ik moet uitwijken naar de literatuurgeschiedenis. Op de havo ben ik al lang blij als men begrepen heeft wat er in die vreemde taal staat, en wat de problematiek is die in het boek tot uitdrukking komt. Leerlingen laten nagaan of er bijvoorbeeld sprake is van een bepaald perspectief, komt eigenlijk nauwelijks aan de orde. Veel belangrijker vind ik dat leerlingen leren ontdekken wat ze nou goed aan dat verhaal vinden. Bij het Krimi-projekt in 4-havo bleek in het verleden bijvoorbeeld dat ze het verschil leerden zien tussen triviaalliteratuur en literaire werken. Ik vergeleek in dat projekt een Jerry Cottonroman met Der Richter und sein Henker van Dürrenmatt, waar ik ook de film van liet zien. Toch was dat indertijd niet zo'n succes, omdat leerlingen met tranen in hun ogen, niet van ontroering maar van gapende verveling, bij die film wegliepen. Het werk van deze schrijver spreekt ze gewoon niet aan. Die Jerry Cottonroman vonden ze veel leuker; ze hadden het boek ook binnen drie kwartier uit.
Overigens is het zo dat je met de presentatie van alleen maar literaire boeken en literatuurgeschiedenis op de havo het vooroordeel bij leerlingen bevestigd dat