Tsjip. Jaargang 1
(1991)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Harrie Habets
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Natuurlijk mogen mijn schooltrauma's niet normerend zijn voor mijn huidige onderwijspraktijk als classicus, maar niettemin: als er dan toch met vertaalde literatuur gewerkt moet worden, is er dan niet wat meer op elkaars erf te grazen? Op het gevaar af dat ik voor collega's moderne vreemde talen en Nederlands enkele open deuren intrap geef ik toch maar een idee van mijn ideeën. | |||||||||||||||||||||||||||||||
2. De vertaling in het echtStellingsgewijze kan bij het gebruiken van vertalingen in de lessen ‘literatuur’ het onderstaande de gedachten van de klassiekers bepalen, maar ik denk dat er bij deze stellingen heel wat zijn die zonder meer voor andere talendocenten bruikbaar zijn. Overigens: de term ‘vertaling’ wordt in dit artikel bedoeld in de zin van ‘Nederlandstalige lektuur van (klassiek) literair oeuvre en de literaire doorwerking daarvan’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
a. DoelstellingenEen vertaling moet
Uiteraard is hier het antwoord op de vraag ‘waartoe?’ en ‘waarom?’ vóór de keuze meedogenloos onontkoombaar! | |||||||||||||||||||||||||||||||
b. Didaktische mogelijkheden.Het gebruik van vertalingen in de les biedt mogelijkheden tot
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
c. Varianten in het gebruik van vertaalde teksten
| |||||||||||||||||||||||||||||||
d. Werkvormen bij het gebruik van vertalingen
Ik zal niet pogen om al de denkrichtingen die hierboven gegeven zijn uit de praktijk met voorbeelden toe te lichten of te demonstreren, al is het alleen al omdat die praktijk soms te wispelturig is om in modellen te vatten: wat te denken van de collega in Valkenswaard die met zijn vijfdeklassers (op hún verzoek!) heeft afgesproken om iedere week één boek (en in de vakanties drie!) van de Ilias en daarna de Odyssee in vertaling te lezen, en iedere dinsdagmorgen tien minuten van zijn les besteedt aan het volkomen ongestructureerd napraten over het gelezene? Ik weet niet in welk van de bovengeschetste kaders deze werkwijze zou thuishoren, maar lovenswaardig is ze wel: leerlingen lezen met plezier op eigen verzoek! | |||||||||||||||||||||||||||||||
3. Demonstraties vanuit de praktijka. Vertalingen vergelijken met het origineelTijdens een studiedag voor classici in 1988Ga naar eind(1) pleitte Rudi van der Paardt onder meer voor het gebruiken van een kollektie vertalingen die onderling vergeleken en steeds met de ‘brontaaltekst’ gekonfronteerd zouden moeten worden; als doel stelt hij een optimale interpretatie van het origineel, met blootlegging van de rijkdom aan referentiële en formele elementen daarvan, en inzicht in de problematiek van ‘het vertalen’ (van met name poëzie). Daarbij spelen vier vormen van transformatie een rolGa naar eind(2): toevoeging, weglating, omzetting en verandering. Met ‘omzetting’ wordt gedoeld op het verplaatsen van woorden, zinsdelen, hoofd- en bijzinnen ten opzichte van elkaar; ‘verandering’ duidt op grammaticale veranderingen van bijvoorbeeld woordsoort of zinsdeel (subjekt/objekt) en lexikale wijzigingen. De termen toevoeging en weglating spreken voor zichzelf. Een opdracht bij de slotverzen van Euripides' Medea zou als volgt kunnen luiden: Vergelijk (in groepen van drie leerlingen) de originele tekst met de vertalingen van Koolschijn, Hawinkels en De Waele, met als aandachtspunten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Andere drietallen moeten hun oordeel geven over:
Gerard Koolschijn
Veel regelt Zeus op de Olympus.
Veel wordt door goden onverhoopt vervuld.
Wat was verwacht is niet voltooid.
God vond een weg voor het onverwachte.
Zo is dit afgelopen.
E. de Waele
De loop van vele zaken regelt Zeus
en veel wordt onverhoopt geschikt door goden.
Verwachte wensen blijven onvervuld;
voor 't onverwachte vindt een god de weg.
En dit zaagt gij vandaag gebeuren!
(eerdere versie: Zoiets zaagt gij...)
Pé Hawinkels
Het is een onheil
dat de wereld is zoals zij is.
De mens is voor zijn droom, zijn hoop,
op zichzelf aangewezen,
maar wat er werkelijk gebeurt
is zaak van Zeus, de god,
die niemand, niemand kent.
Iets dergelijks kan ook heel goed met drie behoorlijk verschillende vertalingen van Catullus' Carmen 70 (‘Nulli se dicit mulier mea nubere malle’: Rutgers van der Loeff, Gerdien Boersma-Zuur en Lucette Oostenbroek) of diens Odi et amoGa naar eind(3). | |||||||||||||||||||||||||||||||
b. De vertaling als inleiding/training op auteur/genreEen heel ander doel wordt nagestreefd met de volgende opdracht. Een docent wil met zijn leerlingen Seneca gaan lezen, of heeft al een paar passages behandeld van deze auteur (Romeins Stoïcijn en gedreven publicist; schrijft een soort ‘turbo-Latijn’ -aldus de trefzekere karakteristiek van een van mijn leerlingen-, met | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
veel hakketakkerige redeneringen en korte, brokkelige zinnen met vaak ellipsen). Een van de problemen bij deze schrijver vormt de argumentatiewijze: Seneca wil nogal eens tussentijds van onderwerp veranderen of sub-thema's invoeren, tengevolge waarvan de grote lijn van het betoog (niet alleen voor leerlingen) wazig wordt. Doelstelling van deze oefening is om leerlingen te laten oefenen in het onderkennen van het verschil tussen stelling, bewijs en argumentatie, en om hen duidelijk te laten merken dat voor het ontdekken daarvan middelen bestaan: bijvoorbeeld het letten op connectoren (signaalwoorden), het goed lezen van de eerste en laatste zin van een alinea, en het signaleren van het verschijnsel redundantie (dat wil zeggen dat een schrijver vaak met meerdere woorden of woordgroepen eenzelfde begrip benoemt of bedoelt). Met behulp van een in ongeveer tien samenhangende passages verknipte vertaling, die groepjes leerlingen tot het originele geheel aanéén moeten redeneren, is tijdens en/of na de poging gelegenheid om de groepen hun keuzes te laten verantwoorden en verdedigen. Uiteraard speelt het goed onder woorden laten brengen van de motieven en argumenten in de diskussie de belangrijkste rol: de docent moet niet na afloop meteen de goede oplossing klaar hebben, want de leerling moet léren van zijn pogen! Mijn leerlingen bleken na afloop in staat om een aantal kenmerken van de ‘huisstijl’ van Seneca duidelijk onder woorden te brengen, en daarvan bij de (verdere) lektuur van Seneca's brieven voordelen te plukken. Voor wie met deze methode ervaring -ook bij andere auteurs of genres- wil opdoen stel ik voorbeelden ter beschikkingGa naar eind(4) (de volledige kopiëring van de knipteksten zou hier te veel ruimte kosten). Een vergelijkbare doelstelling kent de volgende oefening. Vergilius' Aeneïs staat in de top-tien van examenteksten - althans, een klein deel van dit werk. Met behulp van deze training -vóór of tijdens de lektuur van authentieke passages- wordt beoogd, leerlingen te laten ervaren dat literatuur uit de oudheid kan bestaan uit verhalen waarin identifikatie mogelijk is, om hen de specifieke verhaalaspecten zoals konfliktsituaties en karaktertekening (flat, round) te laten expliciteren, en om verteltechniek en struktuur van een groter geheel te laten doorzien (uiteraard zijn aanvullingen mogelijk, maar het gaat hier om een gedachtenbepaling). Een keuze uit de vragen en opdrachten die bij tweede lezing (de eerste keer hebben de leerlingen het boek -Liber II- zonder aanwijzingen in vertaling doorgelezen) worden voorgelegd:
Een weer andere, non-conformistische inleiding op de lektuur van een auteur/genre (i.c. Seneca/filosofie) werd door een classica met behulp van dia's, muziek | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
en een vertaald stuk Tacitus voorgesteld; omdat deze methode goed gedokumenteerd door haar beschreven isGa naar eind(5) ga ik daar hier niet verder op in. | |||||||||||||||||||||||||||||||
c. Vertalingen als middel tot tekstbestudering en tekstervaringOver de ins en outs van tekstbestuderings- en tekstervaringsmethoden lijkt me de gemiddelde Tsjip-lezer(es) voldoende op de hoogteGa naar eind(6); ik weid daarover hier dus niet uit, maar volsta met een paar voorbeelden van beideGa naar eind(7). Voor het eindexamen Grieks 1991 moest (onder meer) Euripides' Medea (grotendeels in het origineel) en de Médée van Anouilh (in vertaling) gelezen worden. Na lezing van beide werken krijgen groepjes leerlingen de volgende opdrachten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
4. ConclusieHet feit dat in de nieuwe eindexamenregelingen voor de vakken Grieks en Latijn expliciet de lektuur van vertaalde teksten is voorgeschreven lijkt mij een winstpunt, en een aspekt waar ook de moderne vreemde talen en het moedertaalliteratuuronderwijs iets aan (kunnen) hebben: de bezwaren van classici, als zou de behandeling van authentieke tekstpassages te zeer onder druk komen te staan en als zou de motivatie bij leerlingen om die passages in het origineel te willen lezen hiermee geheel tot het nulpunt dalen, spreken mij, vanuit mijn praktijk, niet erg aan, integendeel: ik constateer bij leerlingen behoorlijk wat enthousiasme over het feit dat grotere stukken van wat toch altijd ‘wereldliteratuur’ genoemd wordt nu ook daadwerkelijk gelezen kunnen en mogen worden, en ik bespeur eerder tevredenheid over die lezing van grote(re) fragmenten dan onwil bij het vertalen van de kleinere, authentieke teksten. Een bijkomend voordeel lijkt me dat de verbanden tussen de literatuur van de oudheid en de latere doorwerking makkelijker te leggen zijn: Ransmayr's De laatste wereld (inderdaad, in vertaling!), De Griekse veldheren aan het woord van Parotti en Verbeeld je (Joseph Heller, inderdaad: die van Catch 22) kunnen nu ook op de lijst; de Oudheid-specials van Bzzlletin en Bulkboek zijn in onze schoolbibliotheek geregeld uitgeleend. Een verheugend feit is daarbij dat er de laatste jaren een groot aantal vertalingen in het fonds van onder andere Ambo en Athenaeum/Polak & Van Gennep (opnieuw en nieuw) is uitgebrachtGa naar eind(9): voor het vak klassieken een bewijs van de waarde van de literaire vorming die kennelijk nog steeds aan de oudheid gehecht wordt, en voor leerlingen, docenten moderne talen, schoolbibliotheken en andere belangstellenden een uitkomst. Dat leerlingen in de lessen klassieken ervaren dat het lezen van vertalingen geen tweedehands bezigheid is, moet ook voor andere dan ‘klassieke’ literatuurdocenten een hoopvolle ontwikkeling zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
|