Trotwaer. Jaargang 5

[p. 54]

Lieuwe Hornstra
Kronyk

1. Karl Marx

Yn'e simmer fan 1972 ûntfong ik in brief fan ús doe 86-jierrige freondinne Frou Mr Ina Prins-Willekes Macdonald. Hja stjûrde dêrby in stik dat my interessearre: oantekens út in deiboek fan the Right Honourable Sir Mountstuart E. Grant Duff (Gen. Comm. Staff India). Hy biskriuwt dêryn de yndruk dy't Karl Marx makke by in lunch op syn (Duff's) club. It stik waerd nea publisearre. Hjir is it, net oerset, mei in motto ek fan Duff.

On ne sait jamais écrire de ce qu'on aime.
L'oubli et le silence sont la punition qu'on inflige
à ce qu'on a trouvé laid ou commun dans la
promenade à travers la vie.

Renan

Jan. 1879

Lunched at the Devonshire Club with Leonard Montefiore to meet Karl Marx. I embodied my impressions of him in a letter to a friend on the Continent which I subjoin with some omissions^*). His talk was that of a well-informed, nay, learned man, much interested in comparative grammar which has led him into the old Slavonic and other out-of-the-way studies and was varied by many quaint

*) dizze brief oan in Dútske prinses, dochter fan keninginne Victoria, wurdt biwarre yn it Marx-museum to Londen.

[p. 55]

turns and little bits of dry humour, as when speaking of Hezechiel's life of Prince Bismarck, he always referred to it, by way of contrast to Dr Busch's book as the Old Testament. It was all very positive, slightly cynical without any appearance of enthusiasm, interesting and often, as I thought, showing very correct ideas when he was conversing of the past or the present but vague and unsatisfactory when he turned to the future. He looks not unreasonable for a great and not distant crash in Russia, thinks it will begin by reforms from above, which the old bad edifice will not be able to bear and which will lead to its tumbling down altogether. As to what would take its place, he had evidently no clear idea except that for a long time Russia would be unable to exercise any influence in Europe. Next he thinks that the movement will spread to Germany, taking there the form of a revolt against the existing military system. To my question: ‘but how can you expect the army to rise against its commanders?’ he replied: ‘you forget that in Germany now the army and the nation are nearly identical. These socialists you hear about are trained soldiers, like anybody else. You must not think of the standing army only. You must think of the Landwehr. And even in the standing army there is much discontent. Never was there an army in which the severity of the discipline led to so many suicides. The step from shooting oneself to shooting one's officer is not long and an example of the kind once set is soon followed!’

‘But supposing’, said I, ‘the rulers of Europe come to an understanding amongst themselves for a reduction of armaments which might greatly relieve the burden on the people, what would become of the revolution which you expect that burden one day to bring about?’ - ‘Ah’, was his answer, ‘they can't do that. All sorts of fears and jealousies will make it impossible. The burden will grow worse and worse as science advances, for the improvements in the art of destruction will keep pace with its advance and every year more and more will have to be devoted to costly engines of war. It is a vicious circle. There is no escape from it!’ ‘But’, I said, ‘you have never yet had a serious popular rising unless there was

[p. 56]

really great misery.’

‘You have no idea’, he rejoined, ‘how terrible has been the crisis through which Germany has been passing in these last five years.’

‘Well’, I said, ‘supposing that your revolution has taken place and that you have your republican form of government, it is still a long, long way to the realisation of the special ideas of you and your friends.’

‘Doubtless’, he answered, ‘but all great movements are slow. It would merely be a step to better things, as your revolution of 1688 was only a stage on the road.’

De kriich yn biwapening dêr't de steaten har net fan losmeitsje kinne, is jitte aktueel. De forwachting fan in ‘crash in Russia’ is krekt útkommen. Marx syn hoeden en mijen oardiel kypt derút. De wichtichste passaezje achtsje ik: ‘showing very correct ideas when he was conversing of the past or the present but vague and unsatisfactory when he turned to the future.’

2. Quakers en Neill

Hoe kaem Ina oan dit deiboekfragmint? Grant Duff, de ‘goeverneur’ neamd, hie in dochter Lily dy't yn India opwoeks, en letter yn Ingelân boaske mei in ynlik leauwige Quaker, Collier. Hja krigen fjouwer bern, trije jonges en ien famke; de âldste hjit fan William, mar waerd Larry neamd. De man fan Lily stoar en Lily gyng mei har bern nei de Ynternasionale Quakerskoalle yn it Switserlân, dêr't Ina Prins mei har bern ek bidarre. Doe't Lily (fan hwa't Ina it deiboekfragmint ûntfongen hie) forstoarn wie, bleau Ina yn kontakt mei Lily har bern, binammen mei de soan en syn húshâlden. Hja skreau my dêroer:

‘De schrijver van deze brief was de grootvader van dokter William Collier, die ik als jongen van ongeveer 12 jaar heb leren kennen toen mijn kinderen op de

[p. 57]

Internationale Quakerschool in Gland aan het meer van Genève waren en ik les gaf op die vrije school en kennis maakte met de moeder van William.

Na de oorlog heb ik 25 zomers bij deze mensen en hun kring van communistische vrienden gelogeerd. Toen ik eens aan moeder Lily vroeg hoe ze ertoe gekomen was lid van de B.C.P. te worden, zei ze op haar quasi-ernstige manier: “Noblesse oblige, my dear”. William moest later zijn oom opvolgen die alleen maar een dochter had, en toen heette hij een paar dagen Lord Monkswell en was lid van the House of Lords. Maar met veel ruzie in de familie weigerde hij de titel en bleef een plattelandsdokter.... Hij vond het zelf nogal een heldendaad en het kleine stadje waar hij woonde naḿ het hem zeer kwalijk. In de gemeenteraad zat hij voor de communisten.... De kist met roodfluwelen mantel, hermelijnen kraag en een soort kroontje moest hij voor zijn zoon bewaren, die er niet over dacht het voorbeeld van zijn vader te volgen, want je kon leven van de representatie-gelden.... William woont nu in Londen, met de wonderlijkste vrouwen (hoogstens 5 of 6 weken per stuk), en is partner van een oude joodse dokter in een achterbuurt....’

Om't my net alles op slach dúdlik wie, frege ik der hwat op yn. Hja andere mei in wiidweidiger brief, hweryn de forneamde ‘frije skoalle’ fan Neill, ‘Summerhill’, formeld wurdt. Dit wie de brief:

‘Lily woonde als meisje bij haar vader in India en moest gasten ontvangen en vaasjes met bloemen op de kamers zetten. Daar kreeg ze genoeg van toen ze 18 of 19 was en met veel moeite kwam ze terug in Engeland en begon een boek te schrijven. De familie was ontzet toen ze het manuscript te zien kregen, want het was een beetje te realistisch en te kritisch over alle deftige en oppermachtige lieden die ze in India ontmoet had. Later heeft ze er nog meer geschreven onder een mannelijke pseudonym.....

Wij gingen eerder uit Gland weg dan zij, vanwege de kinderen; behalve talen hebben ze daar alleen maar geleerd dat “wij allen broeders zijn” zoals het boek

[p. 58]

van Gandhi heet dat ik vertaald heb. Op de humanitaire school in Amersfoort hebben ze het gauw ingehaald. Van de Colliers hoorden we alleen iets met Kerstmis.

In Gland liep moeder Lily met een altaartje in haar handen om ergens op een verborgen plek een soort dienst te houden. Ze had een mooi gezicht en prachtig rood haar, maar dat altaartje vond ik een beetje griezelig en zij begreep niet hoe iemand zonder de een of andere god kon leven.

Na de oorlog, waarin de drie jongens meegevochten hadden ondanks hun pacifisme, kwamen ze mij in Nederland opzoeken via Kees Boeke die met een rijke Cadbury Quaker getrouwd was. Ze vroegen of ik kwam logeren bij hun moeder en vertelden dat ze allemaal communist waren geworden. “En het altaartje?” vroeg ik, maar daar wisten ze niets meer van. Ik kon niet weg en inviteerde Lily bij ons, maar dat kon ook niet omdat de stroom van haar elektrische deken niet dezelfde was als bij ons. Dus zou ze mij het reisgeld sturen, dan kon ik komen wanneer ik wou. Ze haalden me van Harwich en brachten me in H. Ook de anderen zaten op me te wachten en het was beter dan vroeger in Zwitserland. Lily's kinderen waren alle vier op de school van Neill geweest, “Summerhill”. Ze konden niet foutloos Engels schrijven en geen enkele vreemde taal spreken. Lily kon dat ook niet, al was ze nog zo voornaam.....

's Morgens gingen we naar de pub in de buurt van haar huisje, zij dronk bier en ik koffie. Verder zaten we eindeloos te praten voor het open haardje, over boeken en scholen en soms over politiek. Ze rookte de hele dag en toen ik eens een beetje boos zei dat ik dat stom vond, zei zij heel uit de hoogte maar wit van woede: “If you say such things, I'm afraid you can't stay here any more”. Toen ging ze naar haar tuintje en kwam terug om thee te drinken, en ik heb haar maar laten roken. Ze waren zo Schots als het maar kan en hadden de gewone minachting voor iedere Engelsman.

Die dagboekaantekeningen van haar vader heeft ze mij gegeven, haar kinderen hadden er geen belangstelling voor.

[p. 59]

De jongste zoon ging als onderwijzer, met vrouw en kinderen, twee jaar naar China juist toen Mao opdracht had gegeven om de Lange Mars te beginnen, de boeren te helpen en het analfabetisme te bestrijden.’

It is net tafallich dat de greatste eksperiminten mei ‘frije’ - wy sizze op 't heden ‘anti-autoritaire’ - skoallen yn Dútsklân en Ingelân ûndernommen binne: lannen dêr't de learlingen noch altiid ûnderwurpen binne oan in militaire discipline en sels (yn Dútsklân en op de biruchte Ingelske ‘public schools’) ôfsjoen wurde.

De forneamde Summerhill School bistiet nou al fyftich jier. Om dat to bitinken, kamen âldlearlingen en bilangstellenden út'e hiele wrâld om de skoalle werom to sjen. Noch altyd binne Neill en syn frou de offisiële lieders. Neill skreau oan Ina:

SUMMERHILL SCHOOL, LEISTON, SUFFOLK
(founded 1921)
(Proprietors: A.S.N. Ltd.)	Principals:
	A.S. Neill
Telephone: Leiston 540	Ena Neill

12 Nov. '71

Dear Ina,

Against doctor's orders to stop all work - I am 88 with a bad heart - I must answer you. Your summing up of Larry is true; he will never grow up, but then Lily never did either. Dutch TV does what TV does here, puts me on at eleven p.m. while the slick nobodies are on at 7.30. TV is the Establishment. Summerhill is known to few here but to millions in USA and Germany plus Brazil and other countries. We have had to stop all visitors after 100 a week. I am too tired

[p. 60]

to see them anyway. We celebrated our 50th anniversary last January. I wish I had another 50 years of S.'hill but all my friends are heathens and I can't get any of them to pray to God for a time extension for the author of The Last Man Alive.... a Dutch publisher wants to print it.

Must stop. I am so very tired that even sitting at a desk is a strain. I am glad you saw through the Montessori philosophy. A visitor asked me to say in a nutshell the difference between S'hill and a Montessori school. I replied: ‘A kid can say fuck in S'hill but not in a Montessori school’.

Thanks for your good letter. You say you are 85..... bloody baby!

Thine

(signed) Neill

3. Apie Prins

Hwa wie Apie Prins mei hwa't Ina yn 1911 boaske?

Adriaan Pieter Prins waerd yn nov. 1884 to Heemstede berne as soan fan in dokter dy't yn 1890 promovearre by Prof. Pel to Amsterdam. Hy groeide op mids jonges fan it boerelân en rike soantsjes yn Haerlim en omkriten. Hy wie as bern al in dwersbongelder, koe mei syn mem net al to bêst, biwûndere, bistried, leave syn heit dy't stoar doe't Apie 21-jierrich medysk studint wie. Der wie gjin jild mear en Apie gyng yn de tabak yn Deli, dêr't er him alhiel oanpaste oan it rouwe libben en de blanke mentaliteit. Dochs net alhiel, hy hie ivich en erflik konflikten mei syn bazen en waerd yn syn libben jimmeroan oan'e dyk set. Hy reizge nei Kanada, Amearika, Porto Rico, hy bigoun sels in tabaksplantaezje, kaem yn 1911 werom yn Nederlân en waerd meidirekteur fan in elektrotechnysk bidriuw yn Overveen, frege troch syn freondinne Ina, hwaens broer direkteur wie en nou wei wie. Hy kaem en boaske mei har.

[p. 61]

Mar Apie hie gjin sittend gat, gyng as forslachjower nei Amearika en Mexico, kaem noch krekt foar de earste wrâldoarloch werom, stiek ôf nei it Frânske front by de Nederlanske ambulance, kaem yn'e kunde mei Greta Zelle (Mata Hari) arbeide by in Haechse krante, waerd chef fan in distribúsjekantoar. Nei de oarloch naem er frou en bern mei op in tocht troch Midden- en Noard-Amearika, waerd gouddolder, letter grounarbeider. Yn 1926 hearde hy oer de Sjineeske lieder Sûn Jat Sen (stoarn yn 1925), hy sette ôf nei Sjina, kaem dernei yn Moskou tolânne dêr't er greate yndruk makke. Sûnt wie er troch de Russyske revolúsje ymponearre, hy importearre boeken, tydskriften, parsefoto's út de Sowjèt-Uny, organisearre foar Intourist groepsreizen nei Ruslân. De Nederlânske partijkommunisten hiene al moai gau it mier oan him.

Yn 1927 is hy fan Ina skieden.

Hy sette party boeken oer yn it Nederlânsk. Ik haw noch oantinkens oan syn winkeltsje yn it souterrain fan in Amsterdamsk grêftenhûs: boeken en tydskriften dy't men earne oars net seach.

Nei wrâldoarloch II wie hy 60 jier. Hy bleau oant syn dea ta yn it hert fan Amsterdam. Hy sette boeken oer, siet yn kafés en op de kunstnerssociëteit De Kring, helle mâlle fiten út dêr't er binei in each by forlear, bigoun yn 1956 oan syn mémoires en stoar op 1 july 1958, 73 jier âld. Ina wie warskôge en hie him koart foar syn dea thús helle, mar hy wie net mear to rêdden.

Hy wie syn libben lang tsjin de trie yn, in aventûrsman, in robbejonker, men hat him in trouwe freon neamd, in forriederlike fijân, in Don Quichot, in querulant, in earsten swalker, en boppedat in eabele oersetter û.o. fan de Amearikaenske skriuwers Sinclair Lewis, Faulkner, Steinbeck. Hy wie geastich en ûnfoech, socht mei eltsenien spul en eltsenien mocht him. Syn mémoires kamen nei syn dea út (noch yn 1958, by De Bezige Bij). Se wiene net klear, mar rounen oant ein 1944 ta. Se forskynden mei de titel ‘Ik ga m'n eige baan’, in útspraek dy't er as lytse jonge al dien hie. It boek fan 568 blêdsiden lit him lêze as in aventûreroman. Lykwols de earste 87 siden (5-91) oer syn bernejierren hearre yn eltse blomlêzing

[p. 62]

fan Nederlânske literatuer en geane, nei myn sin, fier út boppe de oantinkens fan in soad fan de hjoeddeiske skriuwers oan harren bernejierren. Fan dat oangeande kinne se forlikenje wurde mei de foarste blêdsiden fan ‘Mijn rode jaren’ (Ambo) fan Gerard Vanter (van het Reve), heit van de bikende soanen.

4. Ina, it libben fan in frou

Mr Ina Prins-Willekes Macdonald wie foar ús, loftse yntellektuelen yn'e tweintiger en tritiger jierren, in bigryp. Hoewol't hja yn dy jierren noch partijkommuniste wie, en wy dat ôfwiisden, koene wy dochs goed mei har. Nei alle gedachten wie dat sa om't yn har alderlei âldliberale, Montessoriaenske, modern-ethyske, pacifistyske, literaire streamingen gearraend wiene dy't har ta in nijsgjirrige frou makken. Hja wie oer it hiele lân bikind troch har stribjen nei ûnderwiisfornijing, troch har ûntwikkelings- en oare kursussen yn it folkshúswurk ûnder de Rotterdamske arbeiders, troch har wiidweidich oersettingswurk hwertroch hja de Nederlânske lêzer yn kontakt brocht mei forskate Russyske, Amearikaenske, Ingelske skriuwers, en troch har berneboekenrubryk yn de Nieuwe Rotterdamse Courant.

Hja is nou 87 jier, en kwyk fan lichem en geast. Hja útfanhûze hokkerlêsten to uzes, hwertroch ik hwat fine puntsjes út har libben fornaem.

Wy koene hàr, mar net har man. Allinnich myn freon sûnt ús studintetiid Max Wolters koe de hiele famylje om't er in tiid to harres wenne. De Amsterdammers, en binammen de kunstners, lykas myn frou, koene fansels Apie, de bohemien, de Ruslânpropagandist, oersetter ek hy.

Ina Elisa Willekes Macdonald waerd 21 maert 1886 to Haerlim berne as âldste fan fjouwer bern. Har heit wie advokaet; har mem hiet fan Reijnvaan, in âlde Amsterdamske famylje mei feministyske trekken. Heit en mem hiene beppes dy't

[p. 63]

niften wiene. Hoe krige heit dy dûbele namme? Pake McDonald mocht op kosten fan in omke Willekes (fan memme kant) studearje en opnaem wurde op syn advokatenkantoar as hy de namme Willekes derby kocht. Hoe binne Ina har âlden mei inoar yn'e kunde kommen? Hja wiene al hwat bisibbe; hja bisiken beiden de konserten yn ‘Felix Meritis’ to Amsterdam (lykas Arthur van Schendel), hja mei har âlden ûnder, hy as studint boppe op'e kreake. Men siet net, men kuijere of stie. Hja liet har bûsdoekje falle en fornaem it skynber net. Hoe sljocht! Ina har mem wie in leaf en progressyf minske; ‘alle Reijnvaanfroulju wiene progressyf’, seit Ina. Hja waerden forpleechster of studearren yn't geheim. Ina har mem wie sa anti-dútsk dat hja har bern in kwartsje joech as hja ûnfoldwaende foar Dútsk op it rapport krigen.

Ina har heit wie advokaet en hannele yn huzen. Ek bisike er, mei dokter Prins (Apie syn heit) ‘de Bron’ to eksploitearjen, welwetter út'e groun, fan goede kwaliteit, en hwerfan hja in twadde Spa meitsje woene. It waerd in mislearring. Beide âlden binne yn 1925 stoarn, 63 en 61 jier âld.

Ina wie op in fammeskoalle; ien fan har freondintsjes wie Nelly Prins, suske fan Apie; hja wennet noch yn'e Foriene Steaten. It ûnderwiis wie nearzich, sadwaende moast Ina noch in jier nei in mingde opliedingsskoalle om yn 1899 nei it Haerlimmer gymnasium ta to gean. Hja wenne yntusken yn Aerdenhout. Yn 1905 die hja eineksamen gymnasium alfa, en gyng nei Amsterdam foar de rjochtenstúdzje, lykas har heit. Hja sprekt mei biwûndering oer professor Van Hamel en professor Conrad. Har kandidaets die hja binnen in jier, mei ekonomy derby hweryn hja ûnderwiisfoech woun. Yn 1910 wie hja klear mei de stúdzje, op 4 July 1911 promovearre hja ta doctor yn it rjocht, lykas doedestiids brûkme wie op stellingen, hwerfan de IIe foar Fryslân wol aerdich is:

‘Terecht werd bij K.B. d.d. 13 Oct. 1910 het beroep, ingesteld door den raad der Gemeente Leeuwarden tegen het besluit van Ged. Staten van Friesland d.d. 10 Maart 1910 No. 57 2de Afd. I, waarbij goedkeuring werd onthouden aan zijn besluit van 8 Febr. 1910 No. 46 R 17, strekkende om

[p. 64]

de begrootingen van het jaar 1910 een suppletoire post van Fl. 5000.00 te brengen tot dekking van de kosten van de oprichting eener electrische centrale, gegrond verklaard.’

Ek doe al gedonder mei elektryske sintrales yn Fryslân! De XXIIe stelling jowt al in oanwizing foar har sosiael-ekonomyske bilangstelling en lettere marxistyske tinkrjochting:

‘De stelling van Prof. Steinmetz (Gids Oct. 1910), dat het ingrijpen der sociale hygiëne in de werking der natuurlijke selectie, gevaar oplevert voor een gezonde ontwikkeling van het ras, houdt geen rekening met den belangrijken invloed van economische factoren op die ontwikkeling.’

Hja woe by harren heit op it advokatenkantoar, mar hy woe it net; hja waerd learares yn'e ekonomy op de forneamde fammeskoalle ‘Het Kopje’ to Bloemendael. Inkelde moannen nei har promoasje, op 21 oktober 1911, troude hja mei Apie Prins; augustus 1912 waerd Sonja berne (Apie woe gjin dokter hawwe; hy die de bifalling sels). Doe't Sonja berne wie, sei Apie, tsjuttende op'e widze, ta de bisite: ‘Dêrre leit myn soan, mar it is in dochter’. Desimber 1913 waerd in soan berne. Apie fordwoun al wer gau nei it bûtenlân, mar yn 1913 wennen beiden yn Blaricum, hwer hja togearre (ûnder Apie syn namme) ‘Ten eeuwigen vrede’ fan Kant oersetten. Ina har earste eigen oersetting wie ‘Moeders en kinderen’ fan Dorothy Thompson, in Montessoriaensk boekje, dy't yn 1915 by Ploegsma forskynde.

Yn'e rin fan'e earste wrâldoarloch, yn 1917, rjochte hja, sûnder ien foech, yn Bussum in Montessori-beukerskoalle op en sette party Dalton-boekjes oer; yn 1919 waerd hja yn den Haech binaemd troch de gemeente ta Montessoriliedster, hja krige sels in twadde krêft derby.

Yn 1921 naem Apie frou en bern mei nei de Foriene Steaten. Yn earsten skreau Ina artikels, mar yn Kanada joech hja wer Montessori-ûnderwiis. Yn 1924 bihelle hja yn Londen (Hampstead) it offisiële Montessoridiploma by Maria Montessori sels. Nei in koart tahâld yn Nederlân teach de famylje fuort nei

[p. 65]

Gland, oan de Mar fan Genève yn Switzerlân, om't Apie lêzen hie dat dêr in ‘école internationale’, in Quakerskoalle, stifte waerd foar alle âldens. Ina moast sollisiteaije en waerd oannaem. Der wiene in Dútske en in Japanske jonge, in Italiaenske famylje. Frânsken, en neffens de kêsten ek altiten in earm bern út Londen, alhiel om'e nocht: eltsenien wist hwa't dat wie, mar ûnder Ingelsken koe dat tige bêst, seit Ina.

Ina waerd learares ‘yn alles’, mar binammen yn talen; hja joech les yn in tael mei as fiertael trije of fjouwer oare: hja wie ‘de pioniere fan de forsteanberens’. Der wiene tusken de 25 en 30 learlingen. De famylje Prins wenne yn in lyts húske; de tún stie fol sinneblommen, en tomaten genôch foar de hiele skoalle.

Apie forfeelde him al gau en fordwoun. Ina hierde in greater hûs en naem pensiongasten, hwat hja allinnich net koe. Hja krige help fan in jonge frou dy't mei har soantsje de mishannelingen troch har man en de skelwurden fan har skoanmem ûntflechte wie: dy wenne yn'e bidelte, oan de mar; ‘hja koe nou nei ûnderen skelle, dat wie har heale lean’. - By einbislút gong Ina werom nei Nederlân foar in bettere oplieding foar de bern: ‘eins wie it in éliteskoalle’. Hja setten har nei wenjen yn Baern en Ina kaem as learares op in Montessoriskoalle; de bern gyngen nei it Baerns Lyceum. Yn 1928 hie hja, mei Apie - fan hwa't hja yn 1927 skieden wie - en noch inkelden de Foriening Nederlân-Nij-Ruslân oprjochte. Hja waerd yn 1932 frege troch juffer Havelaar om adjunkt-direktrise to wurden fan it Suder Folkshûs yn Rotterdam-Súd. Men wie op'e hichte fan har politike rjochting. Dit foarmingswurk hat hja dien fan 1932 oant 1942 ta. Hja wenne yn Rotterdam in skoft op'e Leuvehaven njonken Victor van Vriesland, deun by de dounseressen Corry Hartong en Netty van der Valk! Hja waerd nou lid fan de Kommunistyske partij, die in soad partijwurk, en hie de berneboekenrubryk fan de N.R.C. It folkshûswurk kaem krekt yn'e krisisjierren ta ûntjowing foar arbeiders, manlju, froulju, bern; it wie nij en Ina hie deryn in tige great oanpart: hja fitere de arbeiders oan ta lêzen, tinken, diskussiearjen, joech lessen yn it Nederlânsk en oare talen, hja ûntfong de séman

[p. 66]

Klaes van der Geest (berne 1903 Skiermuntseach; stoarn 1964) en koe him ta publisearjen en ta better brûken fan it Nederlânsk bringen: in loftse skriuwer mei hwa't Fryslân wol hwat wizer wêze mei.

Doe't it Folkshûs troch de bisetter sletten wie, forfear de famylje (dochter Sonja hie troud west en hie trije bern) nei Bilthoven. Hja hiene ûnderdûkers yn'e hûs, waerden forret en oppakt, Sonja naem alle skuld op har en waerd trochstjûrd nei it forneatigingskamp Ravensbrück hwer't, fan 1939 oant 1945 ta, 94.000 froulju fan 23 nasionaliteiten formoarde binne. Doe't yn 1945 de Dútskers de flecht namen, naem de úttarde Sonja de lieding; hja hat har ûnderfiningen biskreaun yn ‘De groene jas’.

Ina hoede en noede de beppesizzers, arbeide op'e skoalle (De Werkplaats) fan Kees Boeke, letter op in Montessoriskoalle. Doe't Sonja nei de oarloch werom kaem, hongen de beppesizzers mear oan Ina as oan har eigen mem. Hja forhuzen nei Amsterdam en sieten yn'e earmoede. Ina makke oersettingen, Sonja typte en die partijwurk. Yn 1946 kaem Ina by de hannelsôfdieling (to Amsterdam) fan de Russyske ambassade om Nederlânske lessen to jaen; de fiertael wie Ingelsk; mei koarten moast hja teffens nei de ambassade yn'e Haech. Hja fortsjinne neijernôch f 400,- yn'e moanne, fjouwer goune de ûre. Sonja hie de hiele redaksje fan ‘Politiek en Cultuur’, it kommunistyske moanneblêd; hja ornearre dat Lenin-en-dyen fan kunst net safolle bigrepen hiene; doe't Paul de Groot lieder fan de C.P.N., him mei de literatuerredaksje ynlitte woe, rekken hja deilis, en Sonja fordwoun út'e partij. Hja skreau goede fersen, en fanwegen har ûnderfining, waerd hja frege as redaksje-skriuwster fan ‘De Nieuwe Stem’, it loftse politike en literaire moanneblêd, stifte troch Donkersloot, Noordenbos, Pos en Romein. Troch myn publikaesjes yn dat blêd kaem ik mei Sonja yn'e kunde. By in wiksel fan printer kaem it blêd by Laverman to Drachten tolânne, hwer't Freark Dam syn eagen deroer gean liet. Sonja siet yn dy jierren op in notariskantoar. Underwilens arbeide Ina by de Russen en jierrenlang libbe de famylje yn haedsaek fan har ynkommen. Hwat is har by de Russen it meast opfallen?

‘Hja hiene net folle niget oan it Nederlânsk, allinne oan it Ingelsk. Hja hiene gjinflau

[p. 67]

binul fan it libben fan de Nederlânske arbeiders, hja leauden neat fan hwat men fortelde, hja sieten fol mei foaroardielen. Hja hiene binei allegearre in folslein brek oan humor, hja bigriepen nea in grapke. Hja hâldden in izige hiërarchy; in hegere amtner moast ik apart lesjaen op syn keamer. De fakânsjes waerden net trochbitelle. Doe't ik nei in simmerfakânsje yn Septimber weromkaem, waerd my foardoar sein: we don't need you anymore.’ Hja hie it tsien jier dien en wie doe sawntich. Hja hûshâldde tonei foar Sonja en dy har bern en forfette har fortaelwurk: sûnt 1946 in stream fan boeken, de meastepart literaire, ek ekonomyske, meast Russyske, ek Amerikaenske en Ingelske.

Ik seach fan Sjolochow ‘Het lot van een mens’ nochris yn, in yn't moed taestend forhael, mar hoe goed en ienfâldich oerset! Ek oersettingen fan Charlotte en Emily Brontë, Gandhi, de Maupassant steane op har namme. Twa boeken hat hja sels skreaun: ‘De vrouw in de maatschappij’ en ‘Taktiek in de opvoeding’. Op it earste kongres fan ‘Dolle Mina’ (hwa wit noch dat Wilhelmina Drukker in greate feministyske figuer wie, freondinne fan Henriëtte Roland Holst?) siet Ina op it podium as earegast. Is hja it mei alles iens? ‘Né, mar as hja aksje fiere, wurde hja wekker en bigjinne hja to tinken.’ Achtet hja goed dat memmen sûnder twingende needsaek har lytse bern nei in crèche bringe? ‘Né, lytse bern hearre by de mem.’ - Sûnt koart is hja gjin partijlid mear. Hwerom is hja sa lang lid bleaun? ‘Mei lieding en bistjûrders koe ik it nea fine, mar de solidariteit mei de biwuste arbeiders weacht swier.’ Hoe stie hja tsjinoer de suveringen en de miljoenen moarden fan Stalin? ‘Ik leaude, woe leauwe, dat it tige oerdreaun wie. En trou, net allinnich oan in idé, mar oan minsken, oan de arbeiders, giet my boppe alles.’

In lang, swier libben fan in striidbere frou yn in tige roerich tiidrek: fan 1886 oan't nou ta. It falt my op dat by de froulju yn dit slachte de manlju faken net of min funksionearje. Sûnder manlju giet it noch wol, sûnder heiten liedt it ier of let ta katastrofes. Ina hat har hiele libben as in mem wrot en wraemd; hja docht my tinken oan de greate memmefiguren by Bertolt Brecht.