Trotwaer. Jaargang 3
(1971)– [tijdschrift] Trotwaer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Théo van Doesburg
| |
[pagina 4]
| |
Dada aldus Richard Huelsenbeck - hat die Weltanschauungen durch seine Fingerspitzen rinnen lassen, Dada ist der tänzerische Geist über den Moralen der Erde. Dada ist die grosse Parallelerscheinung zu den relativistischen Philosophien dieser Zeit, Dada ist kein Axiom, Dada ist ein Geisteszustand, der unabhängig von Schulen und Theorien ist, der die Persdölichkeit selbst angeht, ohne sie zu vergewaltigen. Man kann Dada nicht auf Grundsätze festlegen. Den dadaisten gedurig gestelde vraag ‘wat is dada’ is theoretisch evenmin te beantwoorden als alle vragen betreffende andere levensphenomenen. Het antwoord op de vraag ‘wat is dada’ laat zich slechts in de spontane handeling omzetten. Te meenen dat dadaisme tot de categorie der nieuwe kunstvormen als: impressionisme, futurisme, cubisme, expressionisme enz. behoort is een dwaling. Dada is geen kunstbeweging Dada is eene directe levensbeweging die zich keert tegen alles, wat wij ons als levensbelang voorstellen. Dada stelt überhaupt geen vragen. Dada is de ontkenning van den algemeen, gangbaren levenszin. Dada is de sterkste negatie van alle cultureele waardebepalingen. | |
[pagina 5]
| |
De werkelijke dadaist neemt voor niets stelling, noch voor kunst, noch voor politiek, noch voor philosofie of godsdienst. De dadaist ziet in al deze merken, eener beschimmelde schijncultuur, een bedriegelijken handel. Elk merk heeft aftrek zoolang niet een nieuw merk is uitgevonden. Dada ziet in alle imaginaties die ons van de werkelijkheid hebben afgeleid - we mogen ze Tao, Om, Bramah, Jaweh, God, getal, geest, enz. noemen, slechts verschillende etiketten voor een en hetzelfde artikel dat, ‘uit een niets zich ontwikkelend’ met veel tam tam en boem boem den menschen wordt opgedrongen. Dada ontkent elken hoogeren, geestelijken inhoud voor leven, kunst, religie, philosofie of politiek. Voor den dadaist berust de bestaansmogelijkheid van dezen ballast slechts op twee dingen: reclame en suggestie. Uit fetichistische instincten is, volgens den dadaist, de menschheid geneigd zich te laten verblinden door zekere karakteristieke uithangborden, deze dienen als reclamemiddel en worden zooveel malen herhaald, dat zij een onuitwischbaren indruk teweegbrengen. De godsdienst door het kruis, Odol tandpasta door den gebogen flaconvorm, Nietzsche door zijn dikke snor, Oscar Wilde door zijn homosexualiteit, Tolstoy door kaftan en sandalen! Dada wil niet bekeeren. Dada heeft voldoende empirie om te weten, dat men de massa voor een ‘niets’ kan winnen indien | |
[pagina 6]
| |
men door suggestieve reclame maar op haar atavistische instincten kan werken. Dada ziet in elk dogma, in elke formule een spijker, waarmede men poogt een vermolmde en zinkende schuit (onze westersche kultuur) bijeen te houden. Dada is de meest onmiddellijke uitdrukking van onzen vormloozen tijd en wil dat ook zijn. Dada heeft geen eeuwigheidsbestrevingen. Dada heeft met de wereld ‘geaccordeerd tot vijftig procent’. Van alles het bedrog bemerkend, heeft zij de wereld failliet verklaard. Men zou het dadaisme de anationale uitdrukking der collectieve levenservaringen der menschheid in de laatste 10 jaren, kunnen noemen. Dat wat in de moderne menschheid latent bleef, komt door Dada tot uitdrukking. Dada heeft altijd bestaan, doch werd eerst in dezen tijd ontdekt. ‘Der Dadaïst - aldus Raoul Hausmann - erleidet nicht die Welt kindlich; weder Gott, noch ein Vater oder ein Lehrer können ihn züchtigen. Dada ist praktische Selbstentgiftung, ein moderner europaïscher Zustand, antiöstlich, antiorientalisch, unmagisch. Dada ist die Keimblase des neuen Typus Mensch: jenseits des moralischen christlichen mittelalterlichen Sündenballastes ist Dada die Negation des bisherigen Sinnes des Lebens, oder einer Kultur, die nicht tragisch, sondern vermodert war.’ De dadaïst neemt daarom geen enkele ver- | |
[pagina 7]
| |
antwoording voor onze kultuur op zich. De dadaïst kent alle gronden en achtergronden van onze kultuur, waarin voor hem ‘Menschelijkheid en barbarisme indifferente uitingen zijn.’ Hij kent alle knepen en trucs onzer elementairste levensbelangen. Hij weet precies hoe men geest fabriceert. Uit een heiligen tegenzin voor de ivoren closets onzer ‘groote Mannen’ pretendeert hij niet, kunstenaar, filosoof of hervormer te zijn. Vrij van eerzuchtige verlangens, beroemd te zijn of maatschappelijk te slagen, is hij de meest vrije, meest rustige, gelijkmoedige mensch ter wereld. Toch kent de dadaïst den mensch eenige positieve waarden toe: het instinkt om te domineeren en de behoefte elkander op te eten. Alle ethische drijfveeren: goedertierenheid, barmhartigheid, medelijden enz., zijn voor den dadaïst slechts dekmantels om des menschen waren aard te verbergen. Voorts stelt de dadaïst als positieve waarde ‘karakter’ d.w.z. dat men zoo ver gevorderd is, om zonder valsche voorwendsels en bijbedoelingen te leven en te handelen. ‘Dada (aldus Richard Huelsenbeck) ruht in sich, und handelt aus sich, so wie die Sonne handelt, wenn sie am Himmel aufsteigt oder, wie wenn ein Baum wächst. Der Baum wächst ohne wachsen zu wollen. Dada schiebt seinen Handlungen keine Motive unter, die ein ‘Ziel’ verfolgen. Dada gebiert nicht aus sich heraus Abstraktionen in Worten, Formeln und Systemen, die es auf die menschliche | |
[pagina 8]
| |
Gesellschaft augewendet wissen will. Es bedarf keines Beweises und keiner Rechtfertigung, weder durch Formeln noch durch Systeme. Dada ist die Schöpferische Aktion in sich selbst. Dada hat die Erstarrung und das Tempo dieser Zeit aus seinem Kopf geboren. Dada ist eminent zivilisatorisch, aber es hat die Fähigkeit, selbst die Begrenztheit seiner Erscheinung in der Zeit, historisch zu sehen, es relativiert sich selbst in seiner Zeit.’ | |
II.Het kan ons op dit oogenblik weinig interesseeren hoe, waar en wanneer het phenomeen der phenomenen, dat wij Dada noemen, ontstaan is. Dada is rijk aan feitenmateriaal. Ik zou u kunnen spreken over de eerste beruchte soirées in het Cabaret Voltaire te Zürich; over de kloppartijen in de Galerie Dada, over de groote manifestaties in New York, Parijs en Berlijn, over de dadaistische preek van de zgn. Oberdada in den Dom te Berlijn, over de in de Pers geheim gehouden dadaistische demonstraties in een Katholieke kerk te Parijs enz., maar dat brengt u niet nader tot het wezen van DADA. DADA heeft geen vaderland en geen nationaliteit. Het is plotseling, op verschillende en meest uiteenliggende plaatsen: Amerika, Zwitserland, Frankrijk, Duitschland | |
[pagina 9]
| |
enz., ontstaan en wel uit een algemeene behoefte naar geestelijke zelfreiniging. Dada - dit woord beteekent niets en had, zooals Hausmann opmerkt, evengoed ‘Bébé, Sisi of Lollo kunnen zijn - is uit geen enkel a priori, uit geen enkele theorie ontstaan. Het ontstond uit een algemeen verzet tegen onzen geheele denkwijze. Betrekkelijk uit een ‘niets’ breidde Dada zich over een groot, maar begrensd oppervlak uit, alles met zich medevoerend en zich, ten slotte cristalliseerend in de negatie van alle pharmaceutische levensbeginselen. De dadaisten - waaronder zich thans gaarne de beste en intelligentste menschen van onzen tijd (als Einstiein, Chaplin en BergsonGa naar voetnoot*) rekenen, verklaren in bijna al hun manifesten uitdrukkelijk, dat zij niets willen, niets weten en niets zijn: DADA - zoo schrijft Picabia - lui ne sent rien, il n'est rien, rien, rien. Il est comme vos espoir: rien. Comme vos idoles: rien. Comme vos paradis: rien. Comme vos hommes politiques: rien. | |
[pagina 10]
| |
Comme vos héros: rien. Comme vos artistes: rien. Comme vos réligions: rien. Dada is niet gemaakt, maar ontstaan. DADAIST kan men niet worden, slechts zijn. In de eerste, beruchte dagen zijner geboorte waren de dadaisten zichzelf niet geheel klaar wat hen tot elkander gebracht had. In dien eersten tijd (omstr. 1915) had het dadaisme een overwegend esthetisch karakter. Geleidelijk heeft het dit verloren om zich ten slotte ook tegen de kunst te stellen. Deze heeft, volgens Dada, slechts waarde, zoolang men op de atavistische en fetichistische gevoelens der menschen kan speculeeren. De kunst is volgens de dadaisten ontstaan uit de behoefte zich van deze gevoelens te ontdoen, hetgeen echter nog niet is gelukt. Dada ziet in het huidige wereldbeeld, produkt van alle mogelijke tegenstrijdigheden en inkonsequenties het bankroet van de poging het leven uit een moraal te verklaren. De pogingen van Jezus, Buddha, Tolstoï e.a. zijn op niets uitgeloopen. Dada ziet van elke proefneming, om de oneindig varieerende, chaotische en ongelijkvormige massa, die men menschheid noemt, te ordenen geheel af. Dada ontkent de evolutie. Elke beweging, verwekt een tegen-beweging van gelijke sterkte, die elkander opheffen. Niets verandert wezenlijk. De wereld blijft steeds aan zich | |
[pagina 11]
| |
zelf gelijk. Dada heft de algemeen erkende dualiteit tusschen materie en geest, vrouw en man geheel op en schept hierdoor het ‘Indifferenzpunkt’ een punt alzoo boven het menschelijk begrip van tijd en ruimte. Hierdoor bezit dada het vermogen het vaste oog- en distantiepunt, dat ons in onze (3 dim) waanvoorstellingen gevangen houdt, mobiel te maken. Zoo werd het mogelijk, inplaats van slechts één facet, het geheele wereldprisma als een geheel te zien. In dit verband is Dada een der sterkste manifestaties der 4e Dimensie, getransponeerd in het subjekt. Van elk ‘ja’ ziet Dada gelijktijdig het ‘neen’. Dada is ja-neen: een vogel op vier pooten, een ladder zonder sporten, een kwadraat zonder hoeken. Dada bezit evenveel positiva als negativa. De meening: Dada is alleen destruktief is het leven, waarvan Dada de uitdrukking is, misverstaan. Dada bestrijden beteekent zichzelf bestrijden. Dada wil afrekenen met de scheiding tusschen een transcendentale en een alledaagsche werkelijkheid. Dada is de behoefte aan een eenvormige wereldrealiteit bestaande uit dissoneerende en contrasteerende verhoudingen. Dada ziet de natuur niet als lieftallige verschijning, zooals wij ons haar gaarne voorstellen, maar als het onwelriekende kadaver, dat onze geestelijke genoegens bederft en alles oogenblikkelijk in een staat van ontbinding doet verkeeren: allen, vanaf de schoonmaakster tot de artiest (in | |
[pagina 12]
| |
wezen dus hetzelfde) voeren strijd tegen de ontbinding, de natuur. Ik wil hier den Hollandschen dadaïst I.K. Bonset aan het woord laten, die in zijn ‘HYPOSTRODON DER DRAMADE’ daaraan op dichterlijke wijze uitdrukking geeft. HYPOSTRODON DER DRAMADE door I.K. Bonset. het is onmiskenbaar dat wij ziek zjjn van overtuigingen. Hoe ook gespleten gescheurd en met drekfranje versierd meent ieder zich berechtigd het leven te voeren. Maar bemerk hoe de ‘natuur’ een kreng is, bemerk het aan ‘le grand roue’ te parijs aan de daklijst van uw woning aan de rimpels op uw bruid en aan de goedmoedige paardevijgen op de boulevard St. Michel. | |
[pagina 13]
| |
Alles wat gebaren toelaat wat, aanspraak maakt op afmeting ruimte tijd en geld is gevuld met microben die vroeg of laat hun reageerende uitwerking doen gelden. Gij kunt u geen oogenblik en nergens onttrekken aan het vijandige tegenbeeld uwer ‘geestelijke’ (o parodie der paradijsparade) proefnemingen. Gij kunt u tevreden stellen met lauwe wasschingen (= poësie) met fazanten van gekleurd blik (= religie), een middeneeuwsch kerkraam als bril (= kunst), de horizontaalstaande wip (= philosofie) en nog vele andere afleidingen, de kanker in uw hart breidt zich onvermijdelijk uit. Honderden generaties hebben zich afgetobd dezen kanker te bezweren - te overwinnen - perken te stellen, niet bemerkend dat hun hersenen en ook de inhoud hunner aspiraties vergiftigd waren met dezelfde kankerbaccillen. Dada voert een strijd tegen de heerschappij van het VUIL, zich daarin onderscheidende van de impressionisten, die zich met het Vuil verzoend hadden. Geheele generaties hebben gretig de verderfelijke uitwassemingen der philosofie, der godsdienst en der kunst ingeademd, meenende dat de katapepsis, welke daarvan het gevolg was de ware levenstoestand was. Wij neo-vitalisten, dadaïsten, destructieve constructivisten hebben het geheele etterveld, dat het lichaam der wereld verbergt bloot gelegd roepende: ‘Kijk kijk kijk hier hier hier niets niets niets.’ Zonder gummiestok boven ons hoofd zouden wij de rust die wij genieten, verstoord voelen. Wat wij echter het veiligst bewaren - zoo leert ons de dadasofie - zijn onze slaappoeders. Door zorgvuldig en regelmatig gebruik dezer slaappoeders bemerken wij niet, dat het geheele leven, met drekfranje versierd is. Hoe dik ook | |
[pagina 14]
| |
de wanden zijn, waarmede wij ons van de natuur afsluiten na verloop van tijd, zal het meest exacte gewrocht, product onzer geesteljjke genoegens katapeptisch doorvreten zijn.
Weet U nu wat ‘Dada’ is? |
|