Trioel
Remco Heite /
In de speech van Lolle Nauta, uitgesproken bij de uitreiking van de Rely Jorritsmaprijzen en afgedrukt in Trotwaer 10, komt een enigszins verwonderlijke uitspraak voor: ‘Spitich dat de measte poëzij, dy't wy ûnder eagen krigen, sa humorleas is. In man as Buddingh' b.g., hwaens ynfloed yn 'e hollânske literatuer suver tradysje wurden is, soe hjir hwat mear lêzen wurde moatte.’
Verwonderlijk in zoverre, dat de inzendingen voor de Rely Jorritsma-priisfraech 1968 dan blijkbaar een niet geheel getrouw beeld van de Friese literaire situatie hebben gegeven. Ik heb de indruk dat humor ook in de Friese poëzie, van met name de jongeren, wel degelijk een rol van betekenis speelt. Te oordelen tenminste naar wat kortelings op poëzieavonden en op papier te berde is gebracht. En mocht mijn indruk niet juist zijn, proficiat!
Dan geldt een opmerking als die van Kees Fens (Volkskrant, 12 dec. j.l.) immers niet voor Friesland:
‘Zonder Buddingh' een heleboel andere poëzie ook niet. Als al die dichters met hun vriendelijke anekdotes uitlopend in kleine perspectieven openende puntige slotzinnetjes, hun licht ironische dagelijksheid, in kaart gebrachte jeugdherinneringen, in versvorm gebrachte brieven of andere documenten, het nog enkele jaren volhouden, kunnen we een tweede beweging van tachtig verwachten, en dan rollen niet de hoofden van predikanten maar van causeurs.’
Ach, maar misschien zullen er dan in Friesland nog àndere reboeljes genoeg zijn.