maar de jongen met de optrekkende bretels mag er vanwege het rijm weer in. Wie wil er dan nog voor de R.O.N.O.? D. van Goor wel. Ze heeft zo weinig serieus Gronings idioom, dat ze niet merkt dat ze met de gepastoriseerde Huub Oosterhuis meezingt in 't Hollands.
De twee mannen op de achtergrond, die meemommen zijn van ‘Dörp en stad’, een orgaan dat cultureel op de achtergrond meemomt en... gelezen wordt. Door die twee mannen weer, natuurlijk.
Wie zijn die anderen aan boord? De namen willen me niet te binnen schieten. Van het maandblad ‘Groningen’ misschien? Zeker. Het zijn twee bejaarde redacteuren van het blad, dat beoogt de cultuur te spiegelen. Welke cultuur moet er gespiegeld worden? Houd maar eens een hersenschim voor de spiegel.
U merkt het, Friese lezers, de Groninger schuit rot onder de waterlijn. En het ergste is, dat al degenen die er op rondhossen zullen verdwijnen. Zonder meer dan een krinkel op het water achter te laten.
De heren A. Entjes en S. van Wattum deden enige tijd geleden een hoffelijke poging om mensen aan het breeuwen te krijgen. Ze richtten het maandblad ‘Tweispaalk’ op, dat touw en mastiek zou leveren. Het miste de stank van bloed en bodem en brak met de vermolmde idealistiek. Kneuterwormen werden geloosd; alles leek klaar voor iets nieuws en S. van Wattum ging met de rossige vuurpot voorop. Vooruit met de hap? Het scheen zo, want nieuwe werkers werden gepolst: ‘Wil je ook een aanstelling?’
Toen men mij vroeg, heb ik zachtjes staan juichen achter de varkenskot. Edoch, Van Wattum trok alles aan zich, en, zoals eerder gezegd, hij voer naar de streekkrant van Sodom (Winschoten) en liet puin en verstening achter zich. Hij kreeg een kolommetje en een zwijgplicht: Simon, de Pilaarheilige.
Ik dreigde overgeheveld te worden naar de R.O.N.O.; at Chinees van G. Beukema, beloofde en schreef een verhaal en werd gewaarschuwd voor passages als in een vroeger verhaal.
‘Ze keek mie bedruifd aan en ston op. Heur vingers gleden over